46
9.333.In de derde plaats kan voor de dekking van het
nog ontbrekende bedrag van 95.220.-9.333.
85.887.worden volstaan met het normale maximum
van 80 opcenten; de opbrengst van 20 opcenten kan n.l.
worden gesteld op 122.333.en 2/3 op 81.555.
Maar dit aantal opcenten is dan ook wel het minimum,
waarmede kan worden volstaan. Waar immers de toekomst
op economisch gebied weinig bemoedigend is en de bereke
ning van het bovengenoemde tekort op zich zelf reeds wei
nig speling laat, moet ernstig rekening worden gehouden
met de mogelijkheid, dat de beide steunposten nog verder
moeten worden versterkt of dat de ontvangsten een groote
ren teruggang vertoonen. Ook met het oog op het begroo-
tingsjaar 1934 is het dringend noodzakelijk thans reeds tot
deze verhooging van belasting over te gaan, aangezien
anders ook voor dat jaar nog de meerdere baten over 4
maanden verloren gaan. Naast de belastingverhooging zal
de vermindering van lasten, voortvloeiende uit het voort
durend streven van ons College naar bezuiniging, ertoe
bijdragen het begrootingsevenwicht zooveel mogelijk te
bewaren.
Voor de bereiking van dat doel zullen echter alle krachten
moeten worden ingespannen, aangezien de Algemeene reserve
slechts bestemd is voor onvoorziene niet meer op andere
wijze te dekken uitgaven en daaruit dus alleen in geval van
groote noodzaak mag worden geput. Ook haar bedrag er
is nog slechts 365.000.beschikbaar noopt tot deze
beperking.
Onder deze omstandigheden vervalt uiteraard de vraag
of indeeling in de tweede klasse of verhooging der opcenten
de voorkeur verdient.
Ter toelichting van den overgelegden staat tot wijziging
van de begrooting 1933 wordt het volgende opgemerkt.
De voorloopige post „Opbrengst van alsnog te nemen
maatregelen inzake de gemeentefondsbelasting" moet worden
ingetrokken, terwijl de post inzake het classificatieverschil
moet worden hersteld.
Met inachtneming hiervan kunnen de ontvangsten worden
verhoogd
Yolgn. 172. Opcenten op de gemeentefondsbelasting.
a. betreffende het in het dienstjaar aanvan
gende belastingjaar, met81.555.
b. betreffende het in het dienstjaar eindigende
belastingjaar, met22.000.
Yolgn. 173. Belasting wegens de classificatie
der gemeente (gemeentefondsbelasting)
a. betreffende het in het dienstjaar aanvan
gende belastingjaar, met9.333.
Volgn. 154. Bijdrage van het Kijk in de
steunverleening aan uitgetrokken werkloozen,
met 85.000.
Volgn. 148. Bijdrage van het Rijk in de
steunverleening aan werkloozen, met 15.000.
212.888.—
Verlaagd worden de ontvangposten
Volgn. 145. Subsidie van de Provincie in de
kosten van verpleging van arme krankzinnigen,
met2.940.
Volgn. 189. Uitkeering van het
bedrijf Endegeest c.a. wegens c batig
saldo, met20.000.
22.940.—
Verlaagd wordt de uitgaafpost
Volgn. 569. Kosten van overbren
ging, plaatsing en verpleging van
arme krankzinnigen, met 8.820.
14.120.—
Verhoogd worden de uitgaaf
posten
Volgn. 592. Steun aan uitgetrok
ken werkloozen, met85.000.
Volgn. 574. Subsidie aan de Ge
meentelijke Commissie voor Maat
schappelijk Hulpbetoon, met. 15.000.
Volgn. 507. Subsidie aan de ver-
eeniging Schoolkindervoeding en
Schoolkinderkleeding, met. 13.100.
127.220.—
Blijft over een bedrag van85.668.
met welk bedrag de post voor „Onvoorziene Uitgaven"
wordt verhoogd voor verdere versterking van de steun
posten, enz., zoodra de juiste verdeeling over de volgnummers
bekend is.
Onder opmerking, dat het bovenstaande tevens is te
beschouwen als praeadvies op het voorstel van den heer
de Reede, geven wij Uwe Vergadering, in overeenstemming
met de meerderheid van de Commissie van Financiën, thans
in overweging te besluiten:
I. vast te stellen de volgende verordeningen:
A. VERORDENING,
regelende de classiiicatie der gemeente Leiden voor de
heffing der gemeentefondsbelasting.
Artikel 1.
De gemeente wordt voor de heffing der gemeentefonds
belasting, zooals deze geregeld is in de wet van 15 Juli 1929,
S. 388, gerangschikt in de tweede klasse.
Art. 2.
Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1933.
Alsdan vervalt de verordening van 25 Augustus 1930
(Gemeenteblad No. 11), met dien verstande, dat zij van
kracht blijft voor aanslagen betreffende de belastingjaren,
welke vóór 1 Mei 1933 zijn geëindigd.
R. VERORDENING,
regelende de heffing van opcenten op de hoofdsom
der gemeentefondsbelasting te Leiden.
Artikel 1.
Ten behoeve van de gemeente Leiden worden, te beginnen
met 1 Mei 1933, op de hoofdsom der gemeentefondsbelasting
80 opcenten geheven.
Art. 2.
De invordering geschiedt overeenkomstig de verordening
van 25 Januari 1932 (Gemeenteblad No. 9).
Art. 3.
Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1933.
Alsdan vervalt de verordening van 25 Januari 1932 (Ge
meenteblad No. 9), met dien verstande, dat zij van kracht
blijft voor aanslagen betreffende het belastingjaar 1932/33
en dat het bepaalde in het tweede lid van art. 2 van die
verordening van kracht blijft voor aanslagen betreffende
het belastingjaar 1931/1932.
II. vast te stellen de hierbij overgelegde staten tot wijziging
van de gemeente-begrooting en van de begrooting van de
Gestichten Endegeest c.a., beide dienst 1933;
III. het genoemde voorstel van de heer de Reede hier
mede als afgedaan te beschouwen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Ondergeteekende stelt voor niet over te gaan tot indeeling
van de gemeente in de tweede klasse van de Gemeente
fondsbelasting.
de Reede.