GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
45
IXGËKOIEEN iTEKKEBf.
N°. 74. Leiden, 31 Maart 1933.
Van Prof. Dr. W. P. Suermondt is een verzoek ingekomen
om van de gemeente voor den bouw van een heerenhuis te
mogen koopen het op de bijbehoorende kaart met roodeen
grijze kleur aangegeven gedeelte grond en water, in totaal
groot 1800 M2., gelegen aan den Eijnsburgerweg, hoek
Wassenaarscheweg noordzijde.
De met adressant gevoerde onderhandelingen hebben tot
overeenstemming geleid omtrent verkoop van bedoelde ge
deelten grond en water tegen den prijs van 15.perM2.
en onder de mede hierbij behoorende, bij de gemeente
gebruikelijke voorwaarden.
In overeenstemming met het advies van de Commissie
van Fabricage geven wij üwe Vergadering mitsdien in over
weging aan Prof. Dr. W. F. Suermondt te verkoopen het
op de overgelegde kaart met roode en grijze kleur aange
geven gedeelte bouwterrein met bijbehoorende wateropper
vlakte, gelegen aan den Eijnsburgerweg, hoek Wassenaar
scheweg noordzijde, in totaal groot 1800 M2, kadastraal
bekend gemeente Leiden, sectie P, Eis 940 (gedeeltelijk)
en 1207 (gedeeltelijk), voor den prijs van 15.— per M2.
en verder onder de mede overgelegde voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 75. Leiden, 15 April 1933.
In de ontwerp-begrooting voor 1933, zooals deze aan Uwe
Vergadering werd aangeboden, raamden wij, als een der
dekkingsmiddelen om het begrootingstekort te overbruggen,
de baten van een indeeling van de gemeente voor de ge
meentefondsbelasting in de 2e klasse. In den brief ten geleide
van de begrooting motiveerden wij dezen maatregel uitvoerig
en zetten wij tevens de gevolgen voor de belastingbetalers
uiteen
De inkomsten terzake van de gemeentefondsbelasting
werden als volgt uitgetrokken:
a. 2/3 van de opbrengst van het belastingjaar 1933/34 bij
een heffing van 60 opcenten en een indeeling in de 2e klasse.
Op de basis van een raming van 340.000.bij indeeling
in de le klasse bedroeg dit onderdeel
2/3 van 340.000.—. 226.667.—
2/3 van 27.000.(2e klasse) 18.000.
244.667.—
6. de werkelijke opbrengst van het belasting
jaar 1932/33, verminderd met 2/3 van de
raming der opbrengst bij de begrooting 1932;
uitgetrokken werd 380.000.ƒ260.000.120.000.
c. 2/3 van het ten bate van de gemeente
komend z.g. classificatieverschil in hoofdsom
ad 45.000.— 30.000.—
Totaal 394.667.—
Bij de behandeling van de begrooting in Uwe Vergadering,
diende de heer de Éeede een voorstel in om niet over te
gaan tot indeeling van de gemeente in de tweede klasse;
aangezien de definitieve beslissing omtrent de te nemen
maatregelen werd uitgesteld tot April, werd dit voorstel in
onze handen om praeadvies gesteld, teneinde alsdan gelijk
tijdig te worden behandeld. In verband hiermede werd in
de plaats van de baten uit de indeeling in de tweede klasse,
in totaal ƒ48.000.bedragende, een post tot gelijk bedrag-
op de begrooting gebracht, luidende „Opbrengst van alsnog
te nemen maatregelen inzake de gemeentefondsbelasting".
Een nader onderzoek van de begrootingscijfers, waartoe,
in het bijzonder ten aanzien van kosten voor steun verleening
en armenzorg alle aanleiding bestond, vermits de begrooting
reeds eenige maanden geleden werd opgemaakt, toonde in-
tusschen aan, dat met een bedrag van ƒ48.000.geenszins
meer kon worden volstaan. Zeer tot ons leedwezen is dan
ook een meerdere verhooging van belasting, dan wij ons
aanvankelijk hadden gedacht, onvermijdelijk.
In de eerste plaats zijn de posten „Steun aan uitgetrokken
werkloozen" en „Subsidie aan de Gemeentelijke Commissie
voor Maatschappelijk Hulpbetoon" aanzienlijk te laag ge
bleken. Hiervoor werd een bedrag van ƒ970.000.in totaal
uitgetrokken en daartegenover een bijdrage van het Eijk
ad ƒ100.000.Wel kan deze. bijdrage thans, nu de bouw
vakarbeiders onder de crisissteunregeling vallen, 100.000.
hooger worden geraamd, doch daartegenover zullen de beide
correspondeerende uitgaafposten met een nog belangrijk
grooter bedrag moeten worden verhoogd. Het werkelijk
vereischte bedrag kan op dit oogenblik uiteraard niet worden
bepaald; echter kan, op grond van een vergelijking van de
uitgaven over de eerste maanden van dit jaar met die over
dezelfde maanden van het vorige jaar en de weinig be
moedigende vooruitzichten van een verbetering van den
toestand, als zeker worden aangenomen, dat de beide uitgaaf
posten tezamen met 190.000.moeten worden versterkt,
hetgeen neerkomt op een netto verhooging met ƒ90.000.
Verder dient de post schoolkindervoeding en -kleeding
met ƒ13.100.te worden aangevuld, en moet nog op de
begrooting worden geregeld het op 14.120.geraamde
verbes dat de gemeentekas lijdt tengevolge van de bij Uw
besluit van 30 Januari 1933 (Ingek. Stukken No. 28) in
gevoerde verlaging van de tarieven voor de verpleging in
de gestichten „Endegeest c. a.", tezamen vormende een ver
hooging van uitgaven van 117.220.
Aan den Inspecteur der Directe Belastingen is voorts ten
aanzien van de gemeentefondsbelasting een nadere raming
gevraagd van de opbrengst per opcent bij een indeeling in
de eerste klasse en van de meerdere opbrengst van een in
deeling in de tweede klasse.
Blijkens zijn in de Leeskamer ter visie liggend rapport,
meent de Inspecteur de opbrengst der 60 opcenten over
het belastingjaar 1932/1933 te kunnen stellen op 102.000.
6.700.per opcent), in verband waarmede de raming,
vermeld sub b (zie volgn. 1726 der begrooting) kan worden
verhoogd met ƒ402.000ƒ380.000.22.000.Voor
1933/1934 schat de Inspecteur de opbrengst, bij heffing van
een zelfde aantal opcenten en bij gelijke indeeling, op 15%
lager, gevende alzoo een uitkomst van 340.000.ƒ5.666.
per opcent). Aangezien ook reeds bij de samenstelling van
de begrooting van een bedrag van ƒ340.000.werd uit
gegaan, behoeft in dit opzicht geen wijziging plaats te hebben.
Dit geldt ook voor de aanvankelijk in de begrooting uitge
trokken baten wegens indeeling in de 2e klasse. Ook thans
raamt de Inspecteur het classificatieverschil in hoofdsom
op ƒ45.000.
Tegenover een verhooging van volgn. 1726 der begrooting
met 22.000.staat derhalve, volgens zeer globale bere
kening, een netto-verhooging van uitgaven met 117.220.
zoodat het tekort 95.220.bedraagt. Hierbij is aangenomen,
dat overigens tegenvallers door meevallers worden opgevangen.
Wordt nu de eerste klasse gehandhaafd, dan moet ook
nog worden voorzien in de alsdan vervallende inkomsten
ad 48.000.uit de herclassificatie, zoodat in dit geval een
totaal bedrag van ƒ95.220.ƒ48.000.ƒ143.220.
moet worden gedekt. Vermits voor het begrootingsjaar 1933
slechts voor 2/3 gedeelte kan worden geprofiteerd van den
met betrekking tot de gemeentefondsbelasting te nemen
maatregel, zou het aantal opcenten met 38, derhalve
bijna tot 100, moeten worden opgevoerd.
Gelijk Uwe Vergadering bekend zal zijn, mag ingevolge
de bepalingen der gemeentewet het getal opcenten niet
hooger zijn, dan het getal opcenten op de hoofdsom van
de grondbelasting op de gebouwde eigendommen; in casu
geldt derhalve een maximum van 80. Indien echter een
gemeente, bepaalt de gemeentewet verder, er niet in slaagt
de begrooting sluitend te maken, hoewel de opcenten op
de gemeentefondsbelasting niet progressief worden geheven
en hoewel de overige heffingen tot redelijke bedragen zijn
opgevoerd, kan het getal opcenten tot ten hoogste 100
worden opgevoerd.
Nu heeft de ervaring in andere gemeenten geleerd, dat
een zoodanige verhooging van de opcenten niet voor goed
keuring vatbaar is, indien de gemeente in de eerste klasse
is ingedeeld, omdat dan niet gezegd kan worden, dat de
heffingen tot redelijke bedragen zijn opgevoerd. Daargelaten
de vraag, of op zich zelf invoering van een zoo groot aantal
opcenten, met handhaving tevens van de geldende classifi
catie, de voorkeur zou verdienen boven andere mogelijk
heden ten aanzien van de gemeentefondsbelasting, moet
dus reeds op dezen grond de gemeente, teneinde de meer
benoodigde inkomsten te verkrijgen, naar de tweede klasse
worden overgebracht.
In de eerste plaats blijft alsdan behouden het reeds op
de begrooting uitgetrokken bedrag van 48.000.In de
tweede plaats kan alsdan nog op de begrooting worden
gebracht de bate, voor de gemeente voortvloeiende uit de
inmiddels bij de wet van 1 Maart 1933, 8. 68 ingevoerde
heffing ten behoeve van het Eijk van 30150 opcenten
op de gemeentefondsbelasting. Ingevolge art. 3 dier wet
komen die opcenten over het classificatie-verschil ten goede
aan de gemeente. Over een geheel belastingjaar geraamd op
14.000.bedraagt de ontvangst voor de begrooting 1933