DINSDAG 7 MAAET 1933. 231 Gemeentebegrooting Uitgaven. (Manders e.a.) Verreweg de grootste post op de uitgaven is rente en af schrijving 181.tegen de overige uitgaven 67.63) en deze post blijft bestaan, ook al geeft men in het geheel geen school- baden." Daarna zegt de directeur van den geneeskundigen dienst: „Gaat men de schoolbaden eenmaal in de 14 dagen geven enz." Dit wil zeggen, zoo maar op een losse gedachte is in het rapport de conclusie genomen: er kan misschien 35. bezuinigd worden. Spreker dankt den Wethouder hem zoo opmerkzaam te hebben gemaakt op dien ondersten regel, waar de directeur zelf zegt, dat op de 181.rente en af schrijving van dien totalen post ad 248.63 niets bezuinigd kan worden. Br blijven dus 67.63 per week over voor de 850 schoolbaden, per week, waarop bezuinigd zou kunnen worden. Inderdaad kan daarop bezuinigd worden, voor brandstof 2.63, voor water 7.50, voor handdoeken 8.50, voor licht 0.50 per week, voor zeep en schoonmaakartikelen 1.50. Van die 20.63, die op 850 baden bezuinigd kunnen worden per week, zal dus, zooals spreker reeds gezegd heeft, bij 330 baden f 8.01 per week bezuinigd kunnen worden. Op het salaris van den badmeester, benevens op de arbeidsloonen voor hulp en stoker kan niets bezuinigd worden. Uit de ge gevens van den directeur van den geneeskundigen dienst blijkt ten duidelijkste, dat de door den heer Koole gegeven cijfers juist zijn. Spreker gelooft, dat die directeur eigenlijk over dat bedrag van 35.eenigszins heengevlogen is; hij heeft van dat bedrag van 67.63 waarschijnlijk de helft ge nomen, dat is ongeveer 35.dat zou de bezuiniging wel zoowat kunnen zijn; dan was hij nog aan den ruimen kant; hier heeft hij zich even laten gaan, maar hij heeft er hierbij niet aan gedacht, dat niet konden verminderd worden het salaris van den badmeester en de arbeidsloonen. Spreker was niet vóór het voorstel-van Eek, hoewel hij er vóór ge stemd heeft, omdat hij geen gelegenheid kreeg iets te zeggen. Spreker achtte evenwel voor zich uitstel niet noodig, voor hem was de zaak duidelijk. Spreker meent, dat de Baad hier in het belang van het kind moet besluiten niet op deze be zuiniging 15000 baden kosten 320.per bad dus 2 cent in te gaan; voor die 2 centjes per bad mag men niet van het vroeger als noodig vastgestelde afwijken. Dat zou men naderhand zelf betreuren. De heer van Stralen zegt, dat de Wethouder is tegen het voorstel-Koole en tegen uitstel; hij is alleen maar voor deze bezuiniging. Nu zijn er, hoe noodig bezuiniging soms kan zijn, ook zaken, waarop te bezuinigen een misdaad zou zijn en dan acht spreker bezuiniging op dezen post zeer afkeurens waardig. Het College heeft uitbezuinigingsoverwegingen, spreker zal niet zeggen, het hakmes, maar toch een zeer groot snoei mes gehanteerd. Volgens den Wethouder zelf mag de be zuiniging niet drukken op één dienst en moeten alle diensten daaraan bijdragen; het is dus een bezuiniging luk-raak; van alles moet wat af; Het College vergeet daarbij, dat er zaken zijn, waar niets af kan en mag. Dit is toch ook gebleken bij de voorgestelde subsidie-vermindering voor de wijkverpleging; het College meende de daaraan verbonden groote hygiënische belangen te moeten negeeren en ook daar bezuiniging te moeten voorstellende Baad was echter wijzer dan het College en toonde door aanneming van het voorstel-de Beede, dat men niet in het wilde weg mag bezuinigenmaar dat er zaken zijn, waar men af moet blijven. Hier heeft men precies zoo'n zaak. Volgens den Wethouder is er van afbraak of opheffing hiervan geen sprake, maar men brengt hierdoor dit cultureele werk toch absoluut achteruit. In den bouw van een gemeente lijk badhuis ligt toch opgesloten, het principe, dat men de bevolking moet opvoeden en leeren, van een badhuis gebruik te maken. Is het nu propaganda voor het gebruik van een badhuis, wanneer men de schoolbaden tot de helft terug brengt? Dit is eigenlijk propaganda in den verkeerden zin. Daaruit zouden nadeelige gevolgen voor de exploitatie van het badhuis kunnen voortvloeien; wanneer de gemeente vóórgaat met hier te vertellen: het kan wel eens in de 14 dagen en het groote publiek neemt dat over en neemt met één-bad in de 14 dagen genoegen, dan kan de exploitatie van het badhuis zeer in het ongereede geraken; dan zou men het doel geheel voorbijschieten. Hierbij moet niet bezuiniging op den voorgrond staandan moet men die liever op een anderen post trachten te vinden; de Baad mag tot deze bezuiniging geenszins medewerken en spreker hoopt, dat hij het voorstel- Koole zal aannemen. Het voorstel van den heer Koole tot bestendiging van het wekelijksche sehoolbad wordt verworpen met 17 tegen 15 stemmen. Gemeentebegrooting Uitgaven. (Koole e.a.) Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, Bosman, Wilmer, de Beede, Huurman, van Bosmalen, Meijnen, Coster, Beeken kamp, van Eecke, Eikerbout, van der Beijden, Tepe, Splinter, Goslinga, Bomijn en Bergers. Vóór stemmen: de heeren Groeneveld, Knuttel, van Eek, Vallentgoed, Kuipers, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Vos, van Stralen, van Tol, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Koole, Schüller, Kooistra, Manders en Donders. (De heeren van Es, Verweij en Simonis waren bij deze stemming niet aanwezig.) Het voorstel van den heer Koole tot het bouwen van een badhuis in Tuinstadwijk wordt verworpen met 20 tegen 12 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, Bosman, Wilmer, de Beede, Huurman, van Bosmalen, Meijnen, Coster, van Tol, Beekenkamp, van Eecke, Eikerbout, van der Beijden, Tepe, Splinter, Goslinga, Bomijn, Manders, Donders en Bergers. Vóór stemmen: de heeren Groeneveld, Knuttel, van Eek, Vallentgoed, Kuipers, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Vos, van Stralen, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Koole, Schüller en Kooistra. (De heeren van Es, Verweij en Simonis waren bij deze stemming niet aanwezig.) Volgnr. 309 alsmede het voorstel om het sehoolbad met ingang van een door Burgemeester en Wethouders te bepalen datum eenmaal per veertien dagen te verstrekken, wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgnr. 310 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 311, luidende: „Kosten van gemeentelijke zweminrichtingenf 5.450. waarbij tevens aan de orde komt het voorstel van den heer Koole, (Nr. 45) luidende: - „Ondergeteekende stelt bij volgnummer 311 voor: de Baad besluit aan de besturen der beide zweminrich tingen op te dragen de zweminrichtingen des Zondags zoo wel 's morgens als des 's middags open te stellen. De uren van openstelling worden in overleg met B. en W. en beide besturen geregeld." De heer Koole heeft uit de Memorie van Antwoord den in druk gekregen, dat men van zijn voorstel een caricatuur wilde maken. In de laatste jaren is het voorgekomen, dat zich bij sommige van hen, die in openbare wateren hadden gezwommen, ver schijnselen van de ziekte van Weijl openbaarden en dit is voor spreker aanleiding geweest om in de afdeeling te pleiten voor het openstellen van de zweminrichtingen op Zondag, dat, voor zoover spreker heeft kunnen bemerken, nooit af breuk heeft gedaan aan de Zondagsheiliging. Niemand heeft er in de maand Januari van dit jaar aan stoot aan genomen, dat men des Zondags schaatsen reed op de singels en grachten van Leiden. De eene vereeniging wordt anders behandeld dan de andere, want het terrein van de IJsclub was 's Zondagsmorgens om 10 uur reeds geopend en ook daaraan nam niemand aanstoot. Als men zegt: dit terrein is geen gemeentelijk terrein, herinnert spreker er aan, dat de zweminrichting aan de Oude Heerengracht vroeger wel op Zondag open was. Er bestaat een zekere willekeur. Het bestuur van de zwem inrichting aan den Hoogen Bijndijk gevoelt sympathie voor het denkbeeld om de inrichting op Zondag open te stellen, maar dit wordt onmogelijk gemaakt door het bestuur van de zweminrichting „De Zijl," dat ondanks de gestie van de leden zegt: het is in strijd met onze beginselen. Het is verkeerd, dat het College het bestuur van de zwemvereeniging „De Zijl", waarvan de leden tot alle gezindten behooren, in zijn op treden steunt. Er zijn nu eenmaal Leidenaren, die ook op Zondag willen zwemmen. Het is echter met het oog op de zedelijkheid verkeerd, dat des Zondags veel gezwommen wordt in de Haven, den Zijlsingel en bij de Spanjaarsbrug. Bij het zich ontkleeden van de jongens is geen sprake van schaamte gevoel. Het is daarom de plicht van de zwemvereenigingen, de inrichtingen op Zondag open te stellen. De Voorzitter zegt, dat de aard van de argumenten, welke de heer Koole dezen keer heeft aangevoerd, niet verschilt van den aard der argumenten, die hij bij vorige gelegenheden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 7