230
DINSDAG 7 MAART 1933.
Gemeentebegrooting Uitgaven.
(Koole e.a.)
omdat zij inzien, dat het noodzakelijk is de kinderen elke
week te laten baden.
Het gaat er niet om, dat er ouders zijn, die hun plicht ten
aanzien van de lichamelijke verzorging van hun kinderen
niet zoo opvatten als men gaarne zou willen. De zaak is,
dat de ouders niet in staat zijn het bad te geven, zooals de
kinderen het krijgen in het badhuis, waar het voor hen geen
nadeelige gevolgen heeft.
Als de kinderen een week na het baden terugkomen, zegt
men: ze mogen wel tweemaal per week een bad hebben. De
meeste arbeiderskinderen dragen geverfde wollen kousen, die
flink afgeven, vooral als ze nat zijn. Hebben de kinderen
hun beenen stukgekrabd, dan bestaat er gevaar voor in
fectie, waarom het gewenscht is, dat de kinderen elke week
hun beenen wasschen.
Afgezien van dit alles is het nuttig, dat de kinderen baden,
omdat zij daardoor gehard worden tegen de slechte weers
gesteldheid.
Den 19en December van het vorige jaar vroeg de heer
Romijn: waarom stelt de heer Koole voor, het wekelijks
geven van schoolbaden te bestendigen, terwijl de sociaal
democraten nooit hebben voorgesteld den kinderen ook in
de vacanties de baden te geven.
Het is niet mogelijk in de groote vacantie, want in die
vier weken valt ook de vacantie van het personeel van de
badhuizen. Bovendien moeten de badhuizen dan van be
neden tot boven goed schoongemaakt worden. Bij sprekers
aanstelling tot badmeester zeide de secretaris, te verwachten,
dat spreker voor 125 zijn plicht zou doen, waarop spreker
geantwoord heeft: 100 zal ik geven, daartoe ben ik ver
plicht. Spreker beschouwt dit ook als betrekking hebbende
om het badhuis te houden in een staat, dat er in gebaad
kan worden; dan zijn er handen vol werk aan. Spreker en
ook zijn fractie ondervinden voortdurend aandrang van de
zijde der bewoners, dat zij niet in de gelegenheid zijn van een
badhuis gebruik te maken en dat daaraan in die omgeving
zoo'n behoefte is. Spreker hoopt, dat de Raad nu zal inzien,
dat ook in Tuinstad wijk een badhuis noodig is.
De heer Vos heeft behoefte, niet alleen om het groote
hygiënische voordeel van het schoolbad, maar vooral ook om
de groote opvoedende kracht daarvan, het betoog van den
heer Koole krachtig te ondersteunen en verzoekt den Raad
dringend niet in te gaan op het voorstel van het College om
de schoolbaden met de helft te verminderen.
De heer Manders kan zich begrijpen, dat de bouw van een
nieuw badhuis op het oogenblik wegens de financieele om
standigheden moeilijk is, doch acht handhaving van de school
baden werkelijk een groot volksbelang; hetgeen de heer
Koole hierover naar voren bracht, was inderdaad naar de
werkelijkheid. Het is een heel klein kunstje uit de door den
heer Koole bedoelde staten, welke de Wethouder vóór zich heeft
liggen en waarvan spreker hier afschrift heeft, de bezuiniging
verkregen door vermindering der schoolbaden te berekenen.
Het aantal bedraagt thans 660 per week, waarop er dus 330
bezuinigd zouden worden. De gegevens van de kostenbe
rekening van den directeur van den geneeskundigen dienst
zijn gespecificeerd; voor brandstoffen, water, handdoeken,
licht, zeep en schoonmaakartikelen komt men dan per week
voor 150 baden tot 20.63. Het salaris van den badmeester,
de arbeidsloonen voor stoker en hulp, afschrijving en rente
verminderen toch niet, doordat er minder baden gegeven
worden; men gaat de salarissen en loonen niet verminderen;
ook rente en afschrijving kan men niet verminderen. Het
totaal aantal baden is 850, dat der schoolbaden 330; de ver
houding wordt dus §f£ X 20.63 ƒ8.01 bezuiniging per
week, gedurende 52 weken dus 416.52 hetgeen dus niet zoo
veel afwijkt van het resultaat, waartoe de heer Koole kwam.
Men zegt daar, het zijn slechts 40 weken, berekend over 40
weken klopt het heel toevallig n.l. 320.40.
De Voorzitter zegt, dat dit niet toevallig is, als men van
dezelfde cijfers uitgaat.
De heer Manders is uitgegaan van de cijfers van den direc
teur van den geneeskundigen dienst; wanneer men nu op
15.000 baden een bezuiniging van slechts 320.bereikt of
2 cent per bad, dan moet men er niet toe overgaan die school
baden te verminderen.
De heer van Rosmalen zal zich op het oogenblik als lid
van de Commissie voor den geneeskundigen dienst niet ver
diepen in de verschillende berekeningen, die hij heeft hooren
maken. Spreker zal zijn stem aan den maatregel van Burge
meester en Wethouders geven op grond van de bezuiniging,
Gemeentebegrooting Uitgaven
(van Rosmalen e.a.)
die daardoor volgens den geneeskundigen dienst wordt
verkregen.
Reeds bij een vorige gelegenheid heeft spreker hulde ge
bracht aan den heer Koole voor hetgeen deze in het belang
van het badhuis heeft gedaan. Spreker zal zich echter ook
thans verzetten tegen den bouw van een badhuis in Tuin-
stadwijk. De financieele toestand van de gemeente laat dat
niet toe.
De heer van Eek stelt voor de behandeling van het voor
stel aan te houden. Voor spreker is de financieele factor in
dezen niet beslissend. Er kunnen Raadsleden zijn, die hun
stem laten afhangen van de vraag, wie van beiden, de Wet
houder of de heer Koole, gelijk heeft. De Raad kan dat niet
uitmaken en daarom is het rationeel met de verdere behande
ling te wachten, tot het door deskundigen is vastgesteld.
De heer Romijn gelooft niet, dat het verstandig zou zijn,
het voorstel van orde van den heer van Eek aan te nemen.
Er is een gemeentelijk en een particulier badhuis.
Het College is tot de conclusie gekomen, na voorgelicht te
zijn door den deskundigen en verantwoordelijken directeur
van het gemeentelijk badhuis, dat voor dit badhuis de be
zuiniging volgens de berekeningen van den directeur zal
bedragen ongeveer 1.700.per jaar .Het is echter niet
mogelijk van te voren precies te zeggen, hoeveel de bezuini
ging werkelijk zal zijn.
Yoor de schoolbaden, die in het badhuis aan de Medusa
straat worden gegeven, betaalt de gemeente een bepaald
bedrag.
De heer Koole heeft gezegd, dat de voorgestelde maatregel
voor zijn badhuis een bezuiniging van 328.per jaar zal
geven. Spreker kan niet beoordeelen, of dit juist is, maar die
zaak komt pas aan de orde, wanneer de verhouding tusschen
de gemeente en het badhuis aan de Medusastraat onder de
oogen wordt gezien. Alles wat bezuinigd kan worden op de
schoolbaden, die in het badhuis aan de Medusastraat worden
gegeven, is extra bezuiniging. Aangezien in de begrooting een
cijfer moest worden vermeld, heeft het College die bezuiniging
geraamd op 1.000.De totale bezuiniging is dus begroot
op 2.700.
Wanneer blijkt uit de cijfers van den heer Koole en uit het
overleg, dat door de deskundige ambtenaren van de gemeente
met het bestuur van de woningbouwvereeniging „de Een
dracht" is gevoerd, dat het bedrag grooter of kleiner is dan
If 1.000.wordt precies vastgesteld, wat voor de schoolbaden
betaald moet worden, maar dan is de bezuiniging in elk geval
f 1.700.plus het bedrag, dat bezuinigd zal worden door de
relatie van de gemeente met het badhuis aan de Medusastraat.
Het bedrag kan worden vastgesteld, wanneer de Raad
heeft besloten, dat de schoolbaden eenmaal in de veertien
dagen worden gegeven en in verband daarmede overleg is
gepleegd tusschen de gemeente en het bestuur van het bad
huis aan de Medusastraat over hetgeen daar zal worden gedaan.
Het voorstel van den heer van Eek tot aanhouding wordt
verworpen met 17 tegen 14 stemmen.
Tegen stemmen: de lieeren Wilbrink, Bosman, Wilmer, de
Reede, Huurman, van Rosmalen, Meijnen, Coster, Beeken
kamp, van Eecke, Eikerbout, van der Reijden, Tepe, Splinter,
Goslinga, Romijn en Bergers.
Vóór stemmen: de heeren Groeneveld, Knuttel, van Eek,
Vallentgoed, Kuipers, mevrouw Braggaarde Does, de
heeren Vos, van Stralen, van Tol, mevrouw de Clerde
Bruijn, de heeren Koole, Schüller, Kooistra en Manders.
(De heeren van Es, Verweij, Simonis en Donders waren bij
deze stemming niet aanwezig.)
De heer Manders gelooft, dat de Wethouder onbewust een
onjuistheid heeft gezegd, n.l. dat volgens de berekening van
de ambtenaren der gemeente dit een bezuiniging zou geven
van ongeveer 35.per week. Spreker gelooft, dat dit
onjuist is.
De heer Romijn zegt, dat de heer Manders eerst eens de
bladzijde daarvóór moet voorlezen, te beginnen met de
tweede alinea van onderen.
De heer Manders zal hieraan geheel voldoen. Hij leest
dan in dit stuk:
„Bezuiniging is dan ook alleen mogelijk door verminde
ring van het aantal baden. Wil men hierbij een bezuiniging
van eenige beteekenis bereiken, dan zal men het aantal baden
sterk moeten beperken. Wat is toch het geval?