DINSDAG 7
MAART 1933.
239
Gemeentebegrooting Uitgaven.
(Tepe.)
zich op het standpunt, dat de primaire taak van de overheid
in dezen isde zorg voor de voeding en de kleeding van het
schoolgaande kind.
Het College en de meerderheid van den Raad hebben zich
daarentegen altijd op het standpunt geplaatst, dat de ouders
in dezen de primaire taak hebben en de overheid aanvullend
moet optreden, wanneer de ouders, door welke omstan
digheden ook, in de vervulling van hun taak te kort
schieten.
Mevrouw Braggaarde Does heeft, afgezien van haar
principe, als reden voor de instelling van een gemeentelijke
commissie aangevoerd, dat er over de schoolkindervoeding en
-kleeding klachten zijn geuit.
Spreker zal niet ontkennen, dat er redenen tot klagen zijn
geweest, nog bestaan en altijd zullen bestaan blijven. Die
redenen zullen er echter ook zijn, wanneer er een gemeente
lijke commissie is, want ook dan kan men vergissingen begaan
en zal men met den besten wil van de wereld niet de volle
100 bereiken van hetgeen men eigenlijk zou willen be
reiken. Alle menschenwerk is onvolmaakt.
Wanneer men met spreker er van overtuigd is, dat de ver-
eeniging „Schoolkindervoeding en Schoolkinderkleeding" met
volmaakten ijver en buitengewoon groote toewijding zich er
op toelegt om naar beste vermogen zoowel de voeding als
de kleeding van de kinderen te verzorgen, kan men aan de
eventueel hier en daar begane fouten geen argument ont-
leenen, om deze vereeniging aan den kant te zetten en een
gemeentelijke commissie in te stellen. Mevrouw Braggaar
heeft allereerst geklaagd over het voedsel, gelijk zij ook
reeds vroeger gedaan heeft; daarover heeft spreker zich
reeds vele maanden geleden, na de behandeling der begroo
ting voor 1932, in verbinding gesteld met de vereeniging; hij
heeft van de secretaresse een uitvoerig schrijven ontvangen.
De vereeniging heeft zelf onmiddellijk maatregelen genomen
om te achterhalen zoo moet spreker het eigenlijk zeggen,
want zij was zich niet bewust, dat het voedsel onvoldoende
was of en in hoeverre aan de voeding inderdaad iets haperde,
of er variatie in gebracht kon worden en of de samenstelling
van de spijzen anders kon zijn. Nu is den laatsten tijd ten
gevolge "van dat onderzoek, door die vereeniging zelf inge
steld, misschien ook tengevolge van klachten, hier of daar
nog binnengekomen dat is niet onmogelijk; over voeding
wordt altijd geklaagd en niet altijd door hen, die de meeste
reden tot klagen hebben aanmerkelijke wijziging gebracht
in de menu's; die zijn vrij afwisselend en eenigszins anders
samengesteld dan voorheen. De directeur van den keurings
dienst heeft 3 menu's onderzocht, stamppot, erwtensoep en
rijstpap en komt in zijn rapport tot de volgende voedings-
cijfers voor die 3 menu's, resp.: 29.7, 40.2 en 29 de calo
rische waarden bedroegen resp. 72.5, 79.9 en 76.1 Spreker
kan de waarde van deze cijfers op zich zelf niet beoordeelen,
maar de conclusie, waartoe de directeur komt, zegt hem
genoeg; deze luidt nl.
„De uitkomsten van dit onderzoek geven mij geen aan
leiding tot bijzondere opmerkingen. De samenstelling der
verschillende soorten spijs kan alleszins bevredigend worden
geacht."
Bovendien heeft spreker vandaag nog de mededeeling
gekregen van de secretaresse van de vereeniging voor school
kindervoeding, mevrouw Menkhorst, dat de heer van Schaik,
hoofd der school Duivenbodestraat, haar wanneer weet
spreker niet precies, vermoedelijk dezer dagen, misschien
iets eerder telefonisch heeft medegedeeld, dat hij over den
gang van zaken bij deze vereeniging uitstekend tevreden
was en dat de qualiteit van het eten nooit zoo goed was ge
weest als thans. In elk geval mag men daaraan ten hoogste
het argument ontleenen, dat het niet altijd even voortreffe
lijk is geweest als nu, maar anderzijds moet men ook aan
nemen, dat mede tengevolge van de actie van mevrouw
Braggaar er wijziging is gekomen in hetgeen aan de menu's
van de schoolkindervoeding totnutoe mocht ontbroken
hebben. Hieruit concludeert spreker, dat ook al blijft het een
particuliere vereeniging en wordt het geen gemeentelijke
commissie, er toch middelen genoeg zijn om daar, waarnoodig
bij de vereeniging op verbetering aan te dringen.
De klachten van mevrouw Braggaar over het vaatwerk en
over de wijze van plaatsing der kinderen om het eten te ge
bruiken, zijn nieuw voor spreker, maar die zal hij zeer nauw
keurig onderzoeken. Spreker heeft zelf menigmaal van de
coöperatieve keuken gegeten, maar nooit iets onbehoorlijks
bespeurd in het vaatwerk zelf, zooals b.v. afschilfering van
émail of iets dergelijks.
Mocht er werkelijk in dit opzicht gevaar bestaan, dan zou
spreker zeer zeker daaromtrent overleg plegen. Spreker
durft nu wel namens de vereeniging de verzekering geven,
dat zij alle mogelijke pogingen in het werk zou stellen of
Gemeentebegrooting Uitgaven.
(Tepe.)
maatregelen zou nemen om te voorkomen, dat daaruit gevaar
zou kunnen ontstaan.
De wijze, waarop de kinderen bij het eten geplaatst zijn,
is een zaak, welke de onderwijzers raakt, die daarop toe
zicht zullen houden.
Mevrouw Braggaarde Does begrijpt niet hoe het moge
lijk is, dat het College zich op het standpunt stelt, dat het
verstrekken van voeding tijdens de vacanties een crisis
maatregel is, doch bij een vorige gelegenheid hebben Burge
meester en Wethouders het uitdrukkelijk als een crisismaat-
ïegel bij den Raad aanbevolen, die het ook als zoodanig
heeft geaccepteerd. Het zal nu ook op die basis door den Raad
kunnen worden voortgezet.
Burgemeester en Wethouders staan op het standpunt, dat
de schoolkindervoeding zooveel mogelijk moet beperkt blijven
tot het doel, waarvoor zij is ingesteld: het bevorderen van
het schoolgaan van het jonge kind en van het kind, dat het
met kan doen, wanneer het niet behoorlijk gevoed wordt.
Door als principe aan te nemen, dat het voedsel ook in
de vacantie zal worden verstrekt, wijkt men volgens het
College af van de gedragslijn, die men oorspronkelijk ge
trokken heeft.
Wanneer men de schoolkindervoeding in de vacantie niet
voortzet, wil het niet zeggen, dat men den kinderen iets
onthoudt, waarop zij aanspraak mogen maken of recht
hebben. Dan kan de vraag zich voordoen, op welke wijze
in den nood moet worden voorzien, indien inderdaad gebrek
geleden wordt, maar het is niet de taak van de schoolkinder
voeding om op deZè wijze er in te voorzien.
Mevrouw Braggaarde Does begrijpt vervolgens niet, hoe
het ollege zich op het standpunt kan stellen, dat de crisis
de oorzaak zou zijn van de voortzetting van de voeding
tijdens de vacantie. Zij heeft het scherpzinnig argument aan
gevoerd: ge verstrekt toch het eten aan gezinnen, waarvan
het inkomen kleiner dan een bepaald bedrag is en daarbij is
de vraag, of het crisistijd of een andere tijd is, volkomen
overbodig, dus de crisis kan niet de bijzondere aanleiding zijn
om de voeding ook tijdens de vacantie te geven.
Al is dit scherpzinnig opgemerkt, het is niet juist gezien,
want de crisis legt een algemeenen druk op de gezinnen. Er
zullen gezinnen zijn, waarvan het inkomen gedurende zekeren
tijd van het jaar daalt, waardoor de kinderen in aanmerking
komen voor de schoolkindervoeding, maar nu zijn er vele
gezinnen, die gedurende een veel langere periode dan in
normale tijden minder ontvangen en daardoor niet in staat
zijn, de kinderen tijdens de vacantie te voeden.
Er bestaat dus wel eenig verband, er kan althans eenig
verband gelegd worden tusschen de crisisomstandigheden en
het verstrekken van voedsel tijdens de vacantie.
Op grond van de argumenten, die spreker verleden jaar
heeft aangevoerd en nu zijn versterkt door de argumenten,
welke hij thans speciaal hiervoor heeft gebezigd, moet spreker
den Raad de aanneming van de beide voorstellen van mevrouw
Braggaar—de Does ontraden.
Ook de vervanging van klompen door schoenen is meer
malen in den Raad besproken. Indien spreker thans de zaak
in den breede zou moeten behandelen, zou hij niet dezelfde
argumenten aanvoeren, welke hij vroeger heeft gebruikt.
Een van de argumenten tegen verstrekking van schoenen was
destijds, dat daardoor de 20.die per kind volgens de
Lageronderwijswet besteed mogen worden, zou worden over
schreden; die bewering zou op het oogenblik niet meer vol te
houden zijn, hetgeen ook wordt erkend door de secretaresse
van de Vereeniging voor Schoolkindervoeding. Spreker heeft
echter nog een andere reden om aan de verstrekking van
klompen vooralsnog de voorkeur te blijven geven boven
schoenen. Spreker treedt niet in bijzonderheden over de
technisch-practische redenen, waarom verstrekking van klom
pen de voorkeur verdient en ook niet in deze overweging,
dat klompen voor de kleintjes z. i. wel zoo hygiënisch zijn
als schoenen, doch wil wel iets zeggen over de bewering, als
zou het dragen van klompen een stempel van armoede op de
kinderen drukken en hun daardoor iets minderwaardigs
geven. Spreker kan zich met die opvatting absoluut niet
vereenigen; hij is overtuigd, dat de kinderen dit allerminst
gevoelen; misschien voelen de ouders dit wel eens uit valsche
schaamte; op het oogenblik worden meer klompen gedragen,
dit is spreker ook gerapporteerd, door personen, die daartoe
niet door financieele omstandigheden genoodzaakt zijn en
spreker zou het werkelijk toejuichen wanneer dit dragen van
klompen, voorzoover het hygiënischer en gezonder is, weer
eens toenam. Het zal nooit toenemen, wanneer men het hier
afschaft; misschien kan het aanleiding zijn onder deze om
standigheden zich op eenigszins royaler'standpunt te stellen
en niet uit menschelijk opzicht iets te versmaden, wat op
zich zelf voortreffelijk is. Spreker ontraadt dus ook dit voor-