DINSDAG 7 MAART 1933. 237 Gemeentebegroofing Uitgaven. (Braggaarde Does.) geen respect heeft voor hen, die den eersten stoot hebben gegeven tot dit werk; zeer zeker niet; men is den menschen, die hiertoe het initiatief genomen hebben, dank schuldig, maar met de tijden zijn ook de zeden veranderd; nu is het, in tegenstelling met vroeger, de gemeente, die voor het grootste deel het geld beschikbaar stelt; waar de gemeente het geld hiervoor geeft, moet zij daarop ook toezicht houdendaartoe heeft zij het recht en den plicht, ook omdat aan het werk van deze vereeniging ook nog wel fouten kleven. Aan spreek ster zijn dienaangaande verschillende klachten bekend. Thans allereerst de klachten van een deskundige, die dit van zeer nabij meemaakt, van zeer recenten datum, n.l. 10 December 1932. De voeding moet onder voortdurend wetenschappelijk toezicht staan; er moet meer afwisseling zijn in de menu's. Spreekster heeft indertijd den Wethouder eenige menu's uit Den Haag overhandigd; laat hij daarvan dan een goed gebruik maken. De wintervoeding in Den Haag bestaat uit rijstebrij, gortbrij, rijstesoep, erwten- en boonensoep, capu- cijners of stamppot, de laatste 4 gerechten met vleesch, worst, spek, haché, viscli of een ei en vet; de hoeveelheid bedraagt 3/4 a 1 L. per leerling. Een dergelijke afwisseling heeft men hier niet. Er moet meer contröle komen op smaak en gehalte van de voeding; er moet contröle zijn, niet alleen in de school, maar ook in de keuken. De verschillende klachten, over de voeding gehoord, zijn van menschen, die haar dagelijks onder oogen hebben en dit dagelijks kunnen controleeren. In den stamppot is geen vet; die bestaat uit: aardappelen, groenten, water, geen stukje vleesch, geen kruimeltje spek (wat vroeger wel het geval was). Spreekster is zeer benieuwd wat de Wethouder zal zeggen, dat daarvoor uitgetrokken zal zijn; allicht staat het er bij en zal het wel uitgetrokken worden, maar of het al voorgeschreven staat en niet toegediend wordt, daaraan heeft het arbeiderskind, dat toch eigenlijk zijn hoofdvoedsel op school moet hebben, niets. Misschien staat het wel in de boeken, maar het is nog niet in de magen der kinderen. De soep bevat geen vet en is smaakloos. De vermicellisoep is een grijs vocht. De vermicelli is te grof. In de gort met rozijnen ontbreekt de melk. De hoeveelheid is zeer onvoldoende. Van het vruchtengruwel is alleen de naam prachtig. Het bevat zeer weinig vruchten: met moeite kan men elk kind één pruim geven. Bovendien is vruchtengruwel niet geschikt als hoofdmaaltijd voor kinderen. Het eetgerei wordt in de coöperatieve keuken niet goed gereinigd. Aan de borden zit nog voedsel van den vorigen dag. De lepels kleven aan elkaar. Het voedsel dient op een andere wijze aan de kinderen verstrekt te worden. Thans komt het voor, dat zij met een schaaltje op de knieën op een laag bankje tegen den wand van het lokaal moeten zitten. Met een weinig goeden wil kan daarin zonder veel kosten eenige verbetering worden gebracht. Het zou goed zijn, indien de vereeniging ook daarop toezicht hield. Mocht dit volgens den Wethouder niet tot haar competentie behooren, dan zal spreekster zich tot het goede adres wenden, zoodra de Wethouder dit mededeelt. Het eten uit de geëmailleerde schaaltjes is voor de kinderen niet alleen onaangenaam, maar ook gevaarlijk, aangezien er geen enkel gaaf exemplaar is. Deze zaak is ten volle de aandacht waard, vooral omdat het arbeiderskind door de slechte toestanden in lichamelijke ontwikkeling een of twee jaar achter is bij de kinderen van de gegoeden. Dr. Horst, voor wiens optreden spreekster zeer veel waar deering heeft, heeft aan de klachten oogenblikkelijk zijn aandacht geschonken, toen ze door den Bond van Neder- landsche Onderwijzers te zijner kennis waren gebracht. Sinds Dr. Horst proeven genomen heeft, zijn er verbeteringen aan gebracht, waaruit wel blijkt, dat de klachten, welke spreekster het vorige jaar en thans heeft geuit, gerechtvaardigd zijn. Daarom hoopt spreekster, dat Dr. Horst in zijn werk niet bemoeilijkt zal worden, maar van het College en van deze vereeniging alle medewerking zal ondervinden. Hoewel de qualiteit van de kleeding goed is, zou spreekster vooral op het gebied van de meisjeskleeding willen, dat de vereeniging meer met den tijd meeging en niet meer onder- kleeding verstrekt, die gewoonlijk niet meer gedragen wordt. Met groote verwondering heeft spreekster kennis genomen van het antwoord van het College op spreeksters vraag in de sectie over de verstrekking van schoolvoeding tijdens de vacantie. Het College heeft daartegen bezwaar en zegt, dat z. i. het Baadsbesluit tot verstrekking van schoolvoeding tijdens de vacanties als een crisismaatregel moet worden beschouwd. Hoe komt de Wethouder daartoe? De school- Gemeentebegrooting Uitgaven. (Braggaarde Does.) voeding wordt toch alleen gegeven aan kinderen, wier ouders niet in staat zijn zelf de voeding te bekostigen. Het aantal mag in dezen crisistijd grooter zijn, maar de behoeften van die kinderen blijven even groot. Immers, voor de verstrekking van schoolvoeding wordt ten aanzien van het inkomen der ouders een zekere norm toegepast. Spreekster acht het dus verkeerd dit als een crisismaatregel te beschouwen. Toen spreekster vroeger dit voorstel verdedigde, werd het argu ment gebruikt, dat het in strijd was met de Leerplichtwet en dat de onderwijzers niet bereid waren om daartoe hun medewerking te verleenen. Dit is toen door spreekster be twist en de feiten hebben haar in het gelijk gesteld; tijdens de laatste vacanties is ook voeding verstrekt; dit argument is dus niet juist gebleken. Ook was onjuist, dat het onder wijzend personeel niet bereid was mede te werken; daarvan heeft spreekster een eigenaardig staaltje. Hoewel zij met haar voorstel vrij laat was en het dus kort dag was, heeft dit toch geen moeilijkheden ondervonden; de medewerking van het onderwijzend personeel heeft het mogelijk gemaakt het voedsel te verstrekken, hoewel de voorbereiding niet voldoende was. Het heeft toen niet aan die hulp ontbroken; dat gaat dus niet op. Daar nu de voeding alleen verstrekt wordt, omdat het zoo hard noodig is, is het antwoord van het College absoluut onjuist. Blijkens een mededeeling van het Bureau voor Kinderbescherming wordt in Amsterdam de schoolvoeding het geheele jaar door verstrekt, ook tijdens de vacanties indien bovendien het onderwijzend personeel het voor een of anderen leerling noodig vindt, wordt bovendien een ontbijt met melk verstrekt. In het rapport over schoolvoeding en -kleeding op de Ilaagsche lagere scholen en bewaarscholen (uitgegeven door de afdeeling 's-Gravenhage van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers) staat: ,,De voeding gaat in Amsterdam en Den Haag gedurende den vacantietijd door, maar in Utrecht b.v. niet. En hoe noodzakelijk die vacantievoeding is, bleek Dr. Ootmar in 1918 in Schoten, waarvan hij op het congres voor Kinder voeding in dat jaar mededeelde, dat hij op de school, waar tot de zomervacantie warm voedsel was verstrekt, geen vermeerdering van het aantal ondervoeden vond. „De zomervacantie heeft daarna haar noodlottigen invloed doen gelden"." En verder: „De vacanties zijn er om de kinderen geestelijk en lichame lijk door veel beweging in de frissche buitenlucht, in bosch en op de hei en aan het strand op verhaal te doen komen. En dan zal men de gunstige uitwerking daarvan gedeeltelijk (of geheel?) opheffen door minder voedsel te geven in die dagen? Is het niet in strijd met alle begrippen van mensche- lijkheid, zoo te handelen, dat gesproken moet worden van den noodlottigen invloed van de zomervacantie? Dit inhouden van schoolvoeding wordt een kwelling te meer, daar de eetlust door die meerdere beweging in de open lucht toeneemt. Algemeen wordt dan ook beweerd, dat kin deren in de vacanties beter eten dan op schooldagen en de winst aan energie en gezondheid mag zeker voor een deel op rekening van die meerdere voedselopname geboekt worden." Als men zijn eigen kinderen gedurende de vacantie hun voedsel niet onthoudt, integendeel blij is, dat zij de goede gevolgen van hun grooteren eetlust ondervinden, heeft men dan het recht, den behoeftigen arbeiderskinderen, die toch al zooveel moeten ontberen, de voeding tijdens de vacanties wel te onthouden en daardoor voor hen dien tijd in plaats van tot een tijd van ontspanning tot een tijd van ontbering te maken? In de Memorie van Antwoord verwijst het College naar de Memorie van Antwoord betreffende de begrooting voor 1930 in verband met de opmerking over het verstrekken van schoenen, maar dit is voor spreekster geen aanleiding, haar voorstel terug te nemen. Het is noodzakelijk schoenen in plaats van klompen te verstrekken. Klompen worden bij uit zondering door de kinderen gedragen, omdat daardoor het stempel van armoede op hen wordt gedrukt. Moet dat nu bij de kinderen gebeuren, omdat de ouders niet in staat zijn zelf voor hen te zorgen, hetgeen zij veel liever zouden doen? Men kan zeggen: zij moeten er overheen komen, maar ieder weet, hoe de kinderen er zich door ge kleineerd gevoelen. De kinderen letten op school zeer sterk op eikaars kleeding. De Wethouder doet nu, alsof hij dit eenigszins in twijfel trekt, maar dit is zeer zeker waar. Voor die kinderen, die toch al zoo het stempel op zich gevoelen, dat zij minder zijn dan anderen, is dit zeer vervelend. Als men het even kan doen, vraagt men geen klompen aan, maar geeft men zijn kinderen nog liever oude schoenen. Spreekster

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 13