236
DINSDAG 7 MAART 1933.
Gcmcentebegrooting Uitgaven.
(Knuttel e.a.)
moet spreker eerst weten, welke vereenigingen dat zijn en
wat zij beoogen. Spreker kan de verdeeling hiervan niet
aan de willekeur van het College overlaten en moet dus
tegen dit voorstel stemmen.
De heer Groeneveld zegt, dat inderdaad Gedeputeerde
Staten van Gelderland een besluit van den Raad van Arnhem
en van den Raad van Nijmegen aan de Kroon ter vernie
tiging hebben voorgedragen, maar het gemeentebestuur van
Arnhem heeft het subsidie aan het Instituut voor Arbeiders
ontwikkeling hardnekkig verdedigd. Dat is heel iets anders dan
men ooit van het gemeentebestuur van Leiden heeft beleefd.
Er zijn gemeenten, waar steeds subsidie aan het Instituut
wordt gegeven, dus niet altijd vernietigt de Kroon de des
betreffende raadsbesluiten.
In Amsterdam zorgt een commissie voor de verdeeling
van de gelden, die in één post op de begrooting zijn toe
gestaan. Waar een wil is, is een weg, maar de heer Goslinga
heeft duidelijk gezegd, dat de wil er bij het College niet is.
De gemeente Amsterdam verleende aan het Amster-
damsche Arbeidersontwikkelingscomité voor het jaar 1930
ƒ17.250.terwijl bij raadsbesluit van 12 December 1930
een extra subsidie van ƒ5.650.werd gegeven. Voor het
jaar 1932 is het subsidie voorloopig wederom voorgesteld op
een bedrag van 17.250.
Bij de instellingen, welke in Amsterdam gesubsidieerd
worden, zijn tal van christelijke en katholieke instellingen,
die graag het subsidie opsteken. Welke waarde heeft dan
het argument, dat enkele vereenigingen in het land afwijzend
tegenover een subsidie staan?
In Amsterdam stelt men misschien wel een ton voor deze
en dergelijke subsidies beschikbaar. Als de Raad van Leiden
sprekers voorstel aanneemt, komt Leiden naar verhouding
van de grootte nog lang niet met Amsterdam gelijk te staan.
Hoe de ƒ1.000— verdeeld zullen worden, is een vraag,
die pas later aan de orde komt. Het besluit van den Raad
wordt in dezen vorm niet met vernietiging bedreigd.
Het voorstel van den heer Groeneveld (No. 81), wordt
verworpen met 19 tegen 11 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, Bosman, Wilmer, de
Reede, Knuttel, van Rosmalen, Meijnen, Coster, Vos, van
Tol, van Eecke, van der Reijden, Tepe, Splinter, Goslinga,
Romijn, Manders, Donders en Bergers.
Vóór stemmen: de heeren Verweij, Groeneveld, van Eek,
Vallentgoed, Kuipers, mevrouw Braggaarde Does, de heer
van Stralen, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Koole,
Schüller en Kooistra.
(De heeren van Es, Beekenkamp, Eikerbout, Huurman en
Simonis waren bij deze stemming niet aanwezig).
Volgnr. 389 wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De volgnrs. 390 tot en met 501 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Bij volgnr. 502 wordt de begrooting van de Plaatselijke
Schoolcommissie voor 1933 zonder beraadslaging of hoofde
lijke stemming goedgekeurd, waarna ook dit volgnr. en volgnr.
503 achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming worden aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 504, luidende: Subsidie aan
den Centralen Ouderraadf 50-
De heer Groeneveld zegt, dat het subsidie aan den Cen
tralen Ouderraad altijd 100.— heeft bedragen, terwijl nu
voorgesteld wordt 50.te geven. Spreker ziet daartoe geen
enkele noodzakelijkheid. Weliswaar heeft de Centrale Ouder
raad over 1931 slechts ƒ42.16 daarvan uitgegeven, maar
daaruit blijkt des te sterker, dat vermindering van dezen post
niet noodig is en dat de Ouderraad dit subsidie ook niet
zal opmaken, als dit niet noodig is. Het is evenwel zeer goed
mogelijk, dat de Ouderraad over 1933 dit subsidie van 100.—
wel noodig heeft. Waarom moet de Ouderraad nu gedwongen
worden niet meer dan 50.uit te geven? Spreker stelt
voor dezen post op 100.vast te stellen.
Het voorstel van den heer Groeneveld (No. 82) luidende:
„Ondergeteekende stelt voor: de subsidie aan den Centralen
Ouderraad te handhaven op ƒ100.
wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onder
werp van beraadslaging uit.
Gemeentebegrooting Uitgaven.
(Tepe e.a.)
De heer Tepe zegt, dat waar het College zich door de tijds
omstandigheden genoopt heeft gezien voorstellen te doen tot
verlaging en afschaffing van verschillende subsidies, wat
vaak voor de instellingen, die dit treft, zeer pijnlijk is, welke
subsidies in sommige gevallen door die vereenigingen en
instellingen zeer moeilijk of zelfs in het geheel niet kunnen
gemist worden, het voor de hand ligt, dat, aangezien de
instellingen door de uitgaven, die zij in een bepaald jaar
hebben gedaan, hebben blijk gegeven, geen hooger bedrag
noodig te hebben, Burgemeester en Wethouders in de eerste
plaats op het bedrag, dat voor die instellingen werd uit
getrokken, een bezuiniging toepassen.
Het voorstel van den heer Groeneveld (No. 82), wordt
verworpen met 18 tegen 13 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, Bosman, Wilmer, de
Reede, van Rosmalen, Meijnen, Coster, van Tol, van Eecke,
Eikerbout, van der Reijden, Tepe, Splinter, Goslinga, Romijn,
Manders, Donders en Bergers.
Vóór stemmen: de heeren Verweij, Groeneveld, Knuttel,
van Eek, Vallentgoed, Kuipers, mevrouw Braggaarde
Does, de heeren Vos, van Stralen, mevrouw de Clerde
Bruijn, de heeren Koole, Schüller en Kooistra.
(De heeren van Es, Beekenkamp, Huurman en Simonis
waren bij deze stemming niet aanwezig).
Volgnr. 504 wordt zonder hoofdelijke stemming en de
volgnrs. 505 en 506 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 507, luidende: „Subsidie aan
de vereeniqinq „SehoolUndervoeding en Schoolkinder-
Ueedingf31.900.-".
Bij dit volgnummer komen tevens aan de orde punt 15
van de agenda:
Praeadvies op het voorstel van mevrouw Braggaarde
Does inzake de verstrekking van schoolpantoffels aan kin
deren, welke schoolvoeding en kleeding ontvangen.
(Zie Ing. St. No. 45.)
en de voorstellen van mevrouw Braggaarde Does (Nis 26,
27 en 28), respectievelijk luidende:
„Ondergeteekende stelt voor, over te gaan tot instelling
van een gemeentelijke commissie voor schoolkindervoeding
en kleeding.",
„Ondergeteekende stelt voor, de schoolkindervoeding ook
gedurende de vacanties te verstrekken."
en
„Ondergeteekende stelt voor, om bij schoolkindervoeding
en kleeding schoenen te verstrekken in plaats van klompen
en de daarbij behoorende reparatie.".
De Voorzitter verzoekt mevrouw Braggaarde Does, zich
vooral in de toelichting te bekorten.
Mevrouw Braggaarde Does zal zakelijk zijn, zooals de
Voorzitter steeds van haar gewend is.
De heer Wilbrink heeft de toelichting van het vorige jaar
pas gelezen.
Mevrouw Braggaarde Does zal speciaal voor den heer
Wilbrink de toelichting herhalen, die niet voldoende tot hem
doorgedrongen schijnt te zijn.
Tengevolge van den buitengewoon slechten economischen
toestand is het aantal kinderen, dat slecht gekleed en on
voldoende gevoed is, aanmerkelijk toegenomen. Het is grooter
dan het in tijden is geweest.
De zorg voor het behoeftige leerplichtige kind is spreekster
altijd zeer ter harte gegaan, omdat men moet trachten de
geestelijke opvoeding van het arbeiderskind in den zeer
korten tijd, die daarvoor is vastgesteld, zoo goed mogelijk
te doen zijn. De opvoeding beteekent echter niets, als de
voeding op is.
Aangezien de gemeente tot taak heeft, het onderwijs zoo
goed mogelijk te doen zijn, heeft zij ook de taak, gelet op
artikel 36 van de Leerplichtwet, te zorgen, dat de opvoeding
zoo goed mogelijk tot haar recht komt.
De motieven, waarom spreekster het beter acht de school
kindervoeding in handen der gemeente te leggen zijn vol
doende bekend. Men moet niet denken, dat spreekster on
dankbaar is jegens, niet voldoende vertrouwen heeft in en
1