MAANDAG 6 MAAET 1933.
223
Wijziging verordening Straatpolitie; e.a.
(Voorzitter e.a.)
stelt, wat spreker echter ontraadt. Deze verordening zou
niet in het leven geroepen zijn, indien men niet had bewezen
verder te willen gaan dan het kalken op horizontale vlakken.
Dit laatste zou niet zoo erg zijn, want die kalkerij verdwijnt
van zelf weer, maar men wil ook de verticale vlakken niet
ontzien. De maatregelen, welke daartegen zijn genomen,
hebben geen effect gesorteerd en daarom hebben Burgemeester
en Wethouders dit voorstel moeten indienen.
De Algemeene Beschouwingen worden gesloten.
Artikel I wordt aangenomen met 20 tegen 13 stemmen.
Vóór stemmen: de lieeren Wilbrink, Bosman, Wilmer,
Huurman, Simonis, van Rosmalen, van Es, Coster, van Tol,
Beekenkamp, van Eecke, Eikerbout, van der Reijden, Tepe,
Splinter, Goslinga, Romijn, Manders, Donders en Bergers.
Tegen stemmen: de heeren Verweij, Groeneveld, Knuttel,
van Eek, Vallentgoed, Kuipers, mevrouw Braggaarde Does,
de heeren Vos, van Stralen, mevrouw de Clerde Bruijn, de
heeren Koole, Schiiller en Kooistra.
De heeren Meijnen en de Reede waren bij deze stemming
niet tegenwoordig.
Artikel II wordt zonder hoofdelijke stemming aange
nomen, waarna de verordening in haar geheel zonder hoofde
lijke stemming wordt vastgesteld.
(De heer van Eek verklaart, dat zijn fractie geacht wil
worden te hebben tegengestemd.)
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot
dadelijke afkondiging van deze verordening besloten.
De Voorzitter stelt thans aan de orde:
IX. Voorstel tot liet instellen van een rechtsvordering tegen
A. J. Rodenburg en tegen J. en A. J. Rodenburg, inzake de
betaling van buur over 1932 van de pereeelen weiland in den
Stadspolder, kad. bekend gemeente Leiden, Sectie X. Nis. 1711.
173, 174 en 177.
(Zié Ing. St. No. 42.)
De heer Manders meent dat men zich te dezer zake op een ver
keerden weg begeeft. Rodenburg heeft vroeger op den Lagen
Rijndijk gewoond, heeft 11 kinderen; aanvankelijk verwoonde
lüj minder, maar na verhuizing moest hij 9.betalen, wat
later tot 7.50 verlaagd is. Hij kon ook dat niet meer betalen, en
ging toen de gemeente uit, was daarna zelfs een tijdje genood
zaakt in een stal te wonen. Hij heeft toen zelf een woning
gebouwd, waarop echter een zeer zware hypotheek was ge
vestigd zelfs moest hij een deel van zijn koeien in pand geven
om die woning te kunnen betrekken, terwijl hij de rest van
zijn vee in pand heeft gegeven aan zijn graanleverancier. Hij
heeft dus eigenlijk al een geheelen tijd niets meer; hij ont
vangt ongeveer 40.per week aan melk, maar moet dat
weer uitgeven aan voer, het eerste, waarvoor een veeboer
zorgt; dat moet hij eerst betalen; het vee moet in leven blijven.
Hij heeft al dien tijd zeer weinig voor de melk ontvangen,
niet door zijn schuld, maar door die van de crisisomstandig
heden. Hij woont onder Leiderdorp en heeft een ziekelijk
kind, dat naar een sanatorium moet, waarvooi 1.50 gevraagd
werd; Leiderdorp en het armbestuur zouden tezamen daar
voor 1.40 betalen, maar hij kan zelfs geen 0.10 betalen. Hij
heeft alle mogelijke moeite gedaan om zijn bedrijfje in stand
te houden vroeger ging het betrekkelijk goed, maar de laatste
jaren heeft hij het niet meer kunnen bolwerken; van het eene
jaar op het andere is het steeds slechter gegaan; hij heeft ver
schillende eigendommen moeten aanspreken en zijn koeien
in pand moeten geven; hij heeft eigenlijk niets meer over
gehouden, terwijl hij aan de gemeente pacht moest betalen;
ingevolge de Crisispachtwet heeft hij al eenige vermindering
gehad; ook nu is een aanvrage om vermindering van hem
naar de crisispachtkamer verwezen. Spreker weet niet of hij
zijn uiterste best gedaan heeft, maar in zulke omstandig
heden kan men ook niet veel meer doendan raakt tenslotte
de moed er wel uit; met hard werken is hij steeds achteruit
gegaan; op dat land, dat hij van de gemeente in pacht heeft,
heeft hij niets kunnen verdienen. Moet nu zoo'n man tot het
uiterste vervolgd worden om de achterstallige pacht? De
borgen hebben zich in den goeden tijd borg voor hem gesteld
daartegen was toen geen bezwaar: er kon niets gebeuren; hij
was er goed voor; de gemeente eischt nu eenmaal 2 borgen;
het zijn 2 familieleden van hemhet zou erg ondankbaar zijn
geweest als zij hem in den steek gelaten hadden. De gemeente
Instellen van rechtsvordering.
(Manders e.a.)
moet dergelijke dingen niet tot het uiterste doorzetten.
Spreker geeft dus in overweging om in afwijking van het voor
stel van het College die borgen niet aan te spreken.
Spreker heeft deze inlichtingen over Rodenburg van den
burgemeester van Leiderdorp, die hem gemachtigd heeft dit
mede te deelen.
De heer Schiiller heeft in elk geval een zekere voldoening,
dat dit voorstel is aangehouden, want nu heeft spreker over
leg met Rodenburg kunnen plegen. Spreker acht ook hier
aanleiding aanwezig, dat het gemeentebestuur dit voorstel
terugneemt en hiertoe niet overgaat. Dien man is alles in den
handel tegengeloopenwanneer het gemeentebestuur zijn
maatregelen doorvoerde, zouden deze niet alleen dezen man,
maar daarnaast ook anderen te gronde brengen, en dat
moet men toch niet bewerken. Spreker zou willen, dat het
College zijn voorstel terugnam en trachtte met. dezen man
een regeling te treffen, dat hij mogelijk over een aantal jaren
zijn verplichtingen zal kunnen nakomen, om te voorkomen,
dat niet alleen Rodenburg, maar ook de borgen en anderen
daaronder zullen lijden en geheel te gronde gaan.
De heer Rergers zegt, dat men wel eens zegt: het geluk
loopt iemand na, maar Rodenburg zijn alle rampen achterna
geloopenniet alleen is hij arm en brengt zijn zaak niets op,
maar liij is ook ongelukkig met zijn vee; daarom is hij steeds
achteruitgegaan; het ging heelemaal bergafwaarts met hem.
Spreker zou voor hem een uitzondering willen maken en dringt
evenals de heer Schiiller op uiterste clementie voor hem aan.
Den heer Goslinga is eveneens dit geval volledig bekend.
Rodenburg is reeds jarenlang pachter van de gemeente, doch
liet was altijd zeer moeilijk de pacht van hem binnen te krijgen
die is hem over 1931 gedeeltelijk kwijtgescholden; het restant
heeft hij betaald, maar over 1932 heeft hij absoluut niets
betaald. Het zijn toch 8 H.A. land, terwijl andere huurders,
ook veeboeren, in den stadspolder en ook in andere deelen
van de stad dan toch een deel van de pacht betaald hebben.
De heer Rergers zegt, dat er martelaren en apostelen zijn.
De heer Goslinga gelooft, dat alle veeboeren op het oogen-
blik martelaren zijn. Het College wil hier uiterste clementie
in acht nemen. Rodenburg begon met zich niet op de crisis-
pachtwet te beroepen; pas op sterk aandringen van spreker
heeft hij dit voor één en daarna voor twee termijnen gedaan.
Het College zal binnenkort een voorstel doen om, voorzoover
de huurders dat verzuimd hebben, over 1932, over de niet
bij den kantonrechter aangebrachte kwartalen toch dezelfde
korting toe te staan als over de wel daar aangebrachte kwar
talen door de crisispachtkamer is toegestaan. Voor het oogen-
blik is dit 50%; van die huur van 1.350.zou dus weer
50 afgaan. Strikt genomen, uitsluitend naar het recht, zou
dus van deze 1.350.ongeveer kwijtgescholden zijn, maar
het College zal nog verder gaan en zal die borgen ook voor
niet meer aanspreken. Het gaat evenwel toch niet aan om
hier. clementie te pleiten, terwijl tal van andere borgen door
de gemeente zijn aangeschreven en betaald hebben, zonder
dat het op een rechtsvordering aankwam; dat zou toch een
niet te verdedigen ongelijkheid van behandeling zijn. Dat gaat
nietwaar blijft Leiden dan met zijn vele verpachte huizen
en landerijen? Anderen hebben van de opbrengst van hun
land althans nog iets aan de gemeente gebracht, maar hij
niet, geen cent; dat is dus niet te doen. Dat men door dit
voorstel Rodenburg zou ruïneeren, is niet juist, want hij bezit
al niets meer en kan dus niet verder geruïneerd worden. Zijn
borgen zijn er goed voor; die richt de gemeente niet te gronde
en anderen, zooals de heer Schiiller zegt, worden in het geheel
niet te gronde gericht. Spreker waarschuwt op dit punt de
rechten van de gemeente te eerbiedigen; anders staan al haar
verhuringen en contracten eenvoudig op losse schroeven.
Uit het binnenkort te verwachten voorstel van het College
blijkt, dat de gemeente tegenover haar pachters een zeer
clement en lankmoedig standpunt inneemthet College heeft
besloten het aan de crisispachtkamer over te laten.
De heer Schiiller wil het hem niet kwijtschelden, maar op
langen termijn laten betalen.
De lieer Goslinga zegt, dat dit na het vonnis kan gebeuren,
maar daarvan moet men zich niets voorstellen. Dit voorstel
is eigenlijk een noodzakelijke formaliteit; indertijd is reeds
door den advocaat der gemeente met de borgen een af
betalingsregeling getroffen; zonder deze machtiging kan de
gemeente echter, wanneer die regeling mocht falen, niet op
treden; bij verwerping van dit voorstel kan de gemeente niet