DINSDAG 28 FEBRUARI 1933. 181 Voortzetting van de geschorste openbare vergadering van 13 Februari 1933, op Dinsdag 28 Februari 1933, des namiddags te 2 uur. Voorzitter: de heer Burgemeester Mr. A. V A N DE SANDE B AKHU YZEN. Thans zijn afwezig de heeren Simonis, van Es en Wilmer. Voortgezet worden de Algemeene Beschouwingen over de begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den dienst 1933. De heer Kooistra zegt, dat omtrent de mededeeling van den heer Splinter, dat de twee bouwplannen reeds naar Den Haag waren gezonden, namelijk van „de Eendracht" en van „de Eensgezindheid", hij gaarne een nadere verklaring zou ont vangen, daar hij meent, dat ze op den avond, waarop deze mededeeling werd gedaan, nog in de portefeuille van de Commissie voor Fabricage zaten. De heer Splinter zegt, dat dat afschriften waren; de plannen zelf waren naar het betrokken Departement gezonden. De heer Kooistra heeft niet aan de juistheid van de mede deeling van den Wethouder getwijfeld, maar wilde gaarne zekerheid. Ten aanzien van de woningen van de woningbouwvereeniging „Ons Doel" heeft de heer Splinter gezegd, dat er kamers bij waren, die niet voor arbeiders geschikt zijn, dat de woningen te hoog waren opgezet. In dat opzicht wordt te Leiden een eng standpunt ingenomen, en daar nog al eens vaak wordt verwezen naar Amsterdam, wijst spreker er op, dat daar zelfs een verordening in het leven geroepen zou worden om in arbeiderswoningen een badkamer aan te brengen. Wanneer de Wethouder een woning van twee woonkamers en drie slaap kamers te groot acht voor een arbeiderswoning, dan acht spreker dat een onjuist standpunt. Wanneer de heer Splinter nu zegt, dat het geen arbeiderswoningen waren, dan is spreker echter van oordeel, dat zij zeer goed daaronder gerangschikt kunnen worden. Tegen sprekers voorstel om een woningstatistiek te maken, heeft Wethouder Splinter aangevoerd, dat dat te duur zou worden, omdat er dan een gezinstelling plaats zou moeten hebben. Dat het verzamelen van gegevens moeite en geld zal kosten, is juist, maar de uitgaven voor dit doel zullen zeker de moeite waard zijn, want alleen door het maken van een dergelijke statistiek zal het mogelijk zijn, het tekort aan woningen in de verschillende huurklassen te bepalen. Op het oogenblik weet men te Leiden slechts, dat er gebrek is aan woningen, maar waarop dat gebrek gegrond is, weten Burgemeester en Wethouders niet. Spreker beveelt daarom zijn voorstel nogmaals bij den Raad aan. Naar aanleiding van sprekers voorstel tot het bouwrijp maken van gronden heeft de Wethouder gewezjn op den Wassenaarscheweg en op den Rodenburgpolder, en voorts op het feit, dat „Nationaal Grondbezit" bezig is aan de Zijl eenige toebereidselen te maken. Spreker heeft er op gewezen, dat de grond aan de Zijl van de Gemeente is, terwijl daar ter plaatse gebrek is aan arbeiderswoningen, waarom hij heeft voorgesteld, daar uitsluitend arbeiderswoningen te bouwen. De Gemeente behoeft den grond dus niet meer te koopen, zij behoeft niet bang te zijn, dat de grond er te duur zal worden en het uitbreidingsplan wijst in de richting, dat daar arbeiderswoningen gebouwd zullen kunnen worden. Aan den Wassenaarscheweg en in den Rodenburg polder zullen naar spreker meent alleen middenstands woningen komen, waardoor de overproductie in stand ge houden wordt. Het ligt geheel in de lijn van den Wethouder, die aannemer is, dat hij de menschen, met wie hij dagelijks omgaat, tracht te helpen, en spreker is daar niet tegen mits de Wethouder met het een het andere niet verwaarloost. Spreker meent, dat de bouw van arbeiderswoningen moet voorgaan en verzoekt Burgemeester en Wethouders daarom zijn voorstel over te nemen, waardoor tevens werkgelegenheid wordt geschapen. De Wethouder zou ook kunnen wijzen op de beide gisteren aangenomen voorstellen, maar die betreffen ook woningen, waaraan niet zoo heel veel behoefte bestaat. Naar aanleiding van sprekers voorstel om de „Woning stichting" te brengen in beheer van de gemeente, heeft de Wethouder gezegd, dat het bestuur van deze stichting goed werk doet en soepel optreedt ten opzichte van uit zettingen. Er heeft geen eene uitzetting plaats gehad! Maar een soepel optreden moet zich er niet toe beperken, dat er niet wordt uitgezet, maar men moet menschen, die huurschuld hebben, ook geen exploit van den deurwaarder zenden, want wanneer zij dan nog een week in de woning Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen. (Kooistra e.a.) blijven, worden zij er toch uitgezet. Wanneer de menschen schuld hebben De heer Splinter z^gt, dat die menschen moeten zorgen geen schuld te hebben. De heer Kooistra zegt, dat wanneer zij het salaris hadden van den heer Splinter, zij daar zeker gemakkelijk voor zouden kunnen zorgen, maar met een inkomen van ƒ10.— tot 14,en 5 of 6 kinderen, is er niet voor te zorgen. Spreker kan zich zeer goed voorstellen, dat een vader eerst zorgt, dat zijn kinderen te eten hebben en daar, als het niet anders kan, de huur voor gebruikt. Spreker noemt het geval van iemand, die tien jaar in dezelfde woning heeft gewoond; daar hij zeven kinderen had, kreeg hij een toeslag, die echter werd ingehouden, toen de kinderen grooter geworden waren. Hij verwoonde toen, de straatbelasting inbegrepen, 4.75 per week. Van de zeven kinderen was er één, dat f 1.50 per week verdiende. In October 1931 kwam hij zonder werk; de huurbetaling heeft hij volgehouden tot 16 Mei 1932. Daarna was het hem onmogelijk de volle huur te betalen. Hij deelde mede, dat hij slechts 2.50 per week zou kunnen betalen, en dat heeft hij ook gedaan. Op die wijze raakte hij iedere week 2.25 ten achter.. Zijn' huurschuld liep op tot 48.en op 21 Juli j.l. kreeg hij een exploit van den deurwaarder, dat hij het huis moest,,-verlaten. Hij wendde ziph tot den kantonrechter, die hem nog een oogenblik uitstel gaf, maar er uit moest hij. Nu is ook de gemeente aangesloten bij den Verhuurdersbond en deze laat niemand toe, die htiurschuld heeft of die althans geen briefje kan toonen voor een ander huis. Wel zijn er niet aangesloten huisbazen, maar dan nemen zij b.v. 6.voor een huis, dat f 2.5Ó zou moeten opbrengen. De heer Splinter zegt, dat dat niet mooi is. De heer Kooistra zegt, dat de heer Splinter dit blijkbaar sarcastisch bedoelt. Spreker vindt het echter werkelijk niet mooi. De heer Splinter meent oprecht, dat hij het niet mooi vindt. De heer Kooistra zegt, dat dergelijke menschen in handen vallen vao verhuurders als Brants. De heer Splinter zegt, dat zij daar niet moeten heengaan. De heer Kooistra antwoordt, dat dit het gevolg is van het „soepele" optreden van het bestuur. Spreker wil hiermee dus aantoonen, dat het bestuur de bepalingen niet soepel toepast, hoewel de Wethouder dit durfde mede te deelen. Het gevolg is, dat de betrokkene de huur van f 6.natuur lijk niet kan betalen. Dan volgt er weer uitzetting en de man komt later toch ten laste der gemeenschap. Laat de Wethouder dus niet van een „soepele toepassing" spreken, maar als hij niet wil, dat de gemeente zelve het beheer over de woningen voert er in elk geval voor zorgen, dat het bestuur nóg soepeler optreedt dan tot dusverre het geval was. Nu vraagt de heer Splinter: uog soepeler? Inderdaad, want de heer Splinter begrijpt niet, dat iemand met een inkomen van 10.geen 2.50 huur kan betalen. Spreker moet dus zijn voorstel handhaven, aangezien hij van meening is, dat, indien het beheer in handen der ge meente zou zijn, deze methode niet zou worden toegepast. Naar aanleiding van sprekers voorstel om de huren der gemeentewoningen met 15 te verlagen, heeft de Wethouder van Financiën gezegd, dat spreker zijn reputatie zou ver liezen, als hij niet eenige schrifturen over huurverlaging zou kunnen noemen. Hij verliest niet gaarne zijn reputatie, maar hij houdt er ook rekening mede, van welken kant de beoor deeling van zijn reputatie komt. Hij zal er zich dus niet te veel van aantrekken, of hij deze volgens den Wethouder in deze aangelegenheid heeft verloren. De heer Goslinga zegt, dat de heer Kooistra als woning- bouwspecialiteit de uitvoerbaarheid van zijn voorstel moet aantoonen. De heer Kooistra merkt op, dat de Wethouder dit niet heeft gezegd. Hij heeft gezegd, dat spreker schrifturen zou moeten noemen, waarin over huurverlaging wordt gesproken. Nu zegt de Wethouder: die zijn er bij duizenden; spreker heeft er een stapeltje van meegebracht. Als de Wethouder weer terugkrabbelt, verliest hij zijn reputatie als boeman want hij maakt gaarne iemand bang. Over de reputatie zal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 1