160
MAANDAG 27 FEBRUARI 1933.
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen,
(van Eek e.a.)
zal die reorganisatie plaats hebben, maar waar twee zaken
worden voorgesteld, welke onmiddellijk kunnen worden aan
vaard, n.l. het zich in beginsel uitspreken over de mede
zeggenschap niemand kan naar sprekers meening daar
tegen zijn en verder het inwinnen van het oordeel van
het Georganiseerd Overleg over de wijze, waarop de mede
zeggenschap zal worden toegepast, ziet spreker niet in, waarom
het Georganiseerd Overleg, dat bestaat en werkt volgens
bepaalde normen, daarover zijn oordeel niet zou kunnen
kenbaar maken. Hij handhaaft dus zijn voorstel.
Spreker komt thans tot zijn voorstel inzake het houden
van optochten op Zondagnamiddag. Den vorigen keer heeft
spreker betoogd, dat de voorstellers rekening houden met
de godsdienstige opvattingen van hun andersdenkende mede
burgers en dat, wanneer wordt toegestaan om op Zondag
middag optochten te houden, zij zich op den Zondagmorgen
een groote beperking opleggen, maar dat op den Zondag
middag de niet-orthodoxe medeburgers vrij zijn om dien
middag te besteden zooals zij dat willen. Spreker wil hen
daarin in geen enkel opzicht belemmeren. De heer Wilmer
heeft aangehaald het geval, dat de Y. A. R. A. op een Zondag
middag heeft geweigerd haar zendtijd af te staan voor het
uitzenden van een of andere Oranje-rede. Dat was een
geheel ander geval. Het beteekende, dat de Y. A. R A.
afstand zou hebben gedaan van haar eigen recht-, maar
hier wordt iets zeer bescheidens gevraagd.
De Zondagswet wordt niet gehandhaafd en er worden
zelfs geen pogingen aangewend óm dat te doen. Het is
sterk, dat, terwijl de groote meerderheid der bevolking geen
bezwaar heeft tegen het houden van optochten op Zondag
middag alleen speelt een deel van de Katholieken ver
stoppertje, terwijl de liberalen, die er zich ook tegen ver
klaren, hun democratische afkomst vergeten zijn een
voorstel in dien zin toch geen meerderheid in den Raad
kan verwerven.
Spreker heeft een poging gedaan om aan de ruimere
opvatting, waarvan Burgemeester en Wethouders indertijd
blijk hebben gegeven wat betreft de mogelijkheid om op
Zondag tooneeluitvoeririgen, bioscoopvoorstellingen, muziek
uitvoeringen te doen plaats hebben, eenige uitbreiding te
geven, in dien zin, dat als regel tot het geven van die
uitvoeringen en voorstellingen ook toestemming zal worden
verleend op den lsten Paaschdag, den lsten Pinksterdag en
den lsten Kerstdag in den namiddag. De opvattingen in
den Raad zijn daaromtrent dezelfde als ten aanzien van het
houden van optochten op Zondagmiddag; alleen de orthodox-
protestanten zullen er bezwaar tegen hebben. Tooneeluit-
voeringen, bioscoopvoorstellingen en muziekuitvoeringen
dragen bij tot een hooger geestelijk leven en spreker vindt
het onrechtvaardig, dat te Leiden geen gelegenheid bestaat
om op de in zijn voorstel genoemde dagen dergelijke uit
voeringen en voorstellingen te geven. Er bestaat eenige
kans, dat zijn voorstel zal worden aangenomen.
De Voorzitter heeft een uitdrukking gebezigd, welke
spreker niet kan laten passeeren zonder er op terug te
komen. De Voorzitter heeft namelijk gezegd, dat de 1ste
Kerstdag, de 1ste Paaschdag en de 1ste Pinksterdag waren
dagen van hooger orde dan de 1 Mei-dag. Spreker moet zich
met de meeste beslistheid daartegen verzetten. In de 1 Mei
viering is alles belichaamd wat de sociaal-democraten ge
voelen op het gebied van het opvoeren van de bevolking
tot een hooger geestelijk en zedelijk peil. Het is de dag van
honderdduizenden van de medestanders van spreker en
de zijnen en het gaat niet aan dien dag te verklaren als
van lager orde dan de genoemde Christelijke feestdagen,
alsof de sociaal-democraten geen ernstige menschen, geen
menschen met ernstige levensopvattingen zouden zijn Hoe
kan men van hen eischen, dat zij voor de Christelijke
feestdagen respect zullen hebben, indien men voor hun
feestdag niet het minste respect toont Spreker heeft eer
bied voor ieders ernstige overtuiging, maar hij verlangt, dat
men ook eerbied zal hebben voor zijn overtuiging. Hij mag
geen Latijn spreken, anders zou hij zeggen, dat het van
den Voorzitter een lapsus linguae was geweest. In elk geval
kan die uitdrukking z. i. niet worden gehandhaafd. Zij is
een degradatie van de ernstige overtuiging van de sociaal
democraten. Het moet bekend zijn, dat de 1 Mei-dag is de hoog
tij-dag voor een belangrijk deel van de bevolking der wereld.
De Voorzitter meent gesproken te hebben van „een andere
orde", niet van „een hoogere orde".
De heer van Eek houdt staande, dat de Voorzitter heeft
gesproken van „een lagere orde".
Spreker heeft ook voorgesteld om het gemeentelijk subsidie
voor den Leidschen Hout niet te verminderen en tot zijn
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen,
(van Eek.)
verbazing heeft de heer Bosman dat voorstel niet verdedigd.
De heer Bosman, een van de ijverige bestuurders van den
Leidschen Hout, iemand, die er veel liefde voor heeft, kan
er met meegaan, dat de kosten van onderhoud worden
verminderd. De. bezuinigingsbacil is een ellendige bacil.
Spreker hoorde zelfs in de Provinciale Staten een dokter
pleiten voor verlaging van de uitgaven voor hygiënische
doeleinden.
Hier werkt in sterke mate de bezuinigingsbacil. Die ver
mindering van kosten beteekent öf minder goed onderhoud
öf weer loonsverlagingbeide vindt spreker ellendig. Spreker
vindt het ellendig, wanneer de Leidsche Hout niet goed
wordt onderhouden en ook, wanneer in een publiek park
de menschen voor onbehoorlijke loonen moeten werken.
Verder stelt spreker voor enkele kleine subsidies te ver-
leenen aan lichamen en instellingen, eenerzijds beoogende
de totstandkoming van een goed wegenstelsel, anderzijds
werkzaam in het belang van aesthetische doeleinden. Dit zijn
zeer kleine bedragen. Nu zal men zeggen: dit is niet van
zoo groot belang. Maar de gemeente zal van deze 65.
in totaal niet armer of rijker worden, doch wanneer elk
gemeentebestuur dit voorbeeld van Leiden om die subsidies
te laten vervallen volgt, dan beteekent dat, dat die nuttige
instellingen niet verder zullen kunnen werken. Daarom
hoopt spreker, dat de Raad met zijn voorstel zal meegaan
om die kleine bedragen weer op de begrooting te brengen.
Spreker bespreekt thans zijn voorstel om wederom 600.uit
te trekken voor de drankbestrijding. Tot zijn groot leedwezen
en tot zijn verwondering stelt het College voor, dezen post van
de begrooting te schrappen; het stelt deze uitgave blijkbaar
beneden een reeks van andere uitgaven, waarvan men toch
kan vragen, of ze strikt noodzakelijk zijn. De heer Wilbrink
stelt voor, 300.te geven; daardoor beknot men de
drankbestrijders toch zeer in hun werk. Spreker staat er
anders tegenover. Dit werk, het bestrijden van een groot
maatschappelijk kwaad, wordt op verdienstelijke wijze door
een reeks particulieren verricht, die zich daarvoor groote
moeite en offers getroosten; in plaats dat het gemeente
bestuur dit op prijs stelt en tenminste financieel steunt, gaat
het maar direct de luttele honderden guldens steun daarvoor
intrekkenterwijl men anders zoo ontzaglijk blij is met het
particulier initiatief, wordt dit hierfeitelijk gedood, want
als men werkt kost dat geld. Spreker verbaast zich daar
over toch. Weet men dan niet welk een ontzaglijk kwaad
het alcoholisme is? Gaat men eens na de statistiek van de
gevangenissen en de krankzinnigen-gestichten, van de ver
keersongelukken, hoe dikwijls is daarvan niet het alcoholisme
de schuld? De schadelijke werking van het alcoholisme is
nog bij zoo ontzaglijk weinigen bekend men let er niet op,
hoezeer daardoor de bevolking geestelijk, zedelijk en ook
lichamelijk naar beneden wordt getrokken. Het gaat hier
niet alleen over het misbruik, maar ook over het alcohol
gebruik bij kleine hoeveelheden; statistische onderzoekingen
hebben geleerd, dat dan reeds het verantwoordelijkheidsbesef
vermindert. Men ziet in een gezelschap, dat matig alcohol
gebruikt, hoe het geestelijk peil langzamerhand daalt; men
wordt overmoedig; men denkt, dat men alles kan, maar
inderdaad kan men veel minder.
De heer Knuttel zal waarschijnlijk wel niet tegen dit
voorstel van spreker stemmen, maar gevoelt er toch minder
voor. Volgens hem houdt de drankbestrijding velen weg
van de arbeidersbeweging. Indien dit inderdaad zoo was,
dan zou spreker er ook tegen zijn, maar zijn ervaring is
dat zij, die deelnemen aan de drankbestrijding, niet gevoelen
voor den strijd zooals de arbeidersbeweging dien voert. Er
zijn misschien wel socialisten de Nederlandsche Vereeniging
tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken telt heel
wat socialisten die niet instemmen met de wijze,
waarop de arbeidersbeweging haar doel tracht te be
reiken. Zij verrichten die taak, anderen doen ander werk
en men doet niet verstandig hun de mogelijkheid te ont
nemen datgene te doen, wat zij in het maatschappelijk
belang achten. De meening van den heer Knuttel, dat het
voor een groot deel aan de arbeidersbeweging te danken is,
dat het drankgebruik zooveel verminderd is, is volkomen
juist; de verdwijning van het Maandag houden is voor een
belangrijk deel te danken aan het optreden van de vak
beweging; spreker erkent dit volkomen, maar gelooft niet,
dat de arbeidersbeweging tot dit standpunt zou zijn ge
komen zonder den voorlichtingsarbeid, de onderzoekingen
en de verspreiding van betere kennis door de drank
bestrijding. Spreker heeft vroeger ook krachtig deelgenomen
aan de drankbestrijding; drankbestrijding is tot op zekere
hoogte een technisch vak; men moet weten hoe het moet;
men moet kennen de eigenschappen van den drank, alvorens
met vrucht aan de drankbestrijding te kunnen deelnemen.