MAANDAG 27 FEBEUAEI 3933.
157
Gemeentebegrooting Algcmeene Beschouwingen,
(van Eek e.a.)
De heer Wilmer voegt spreker toe, dat deze meer zoo
bescheiden moest zijn. Spreker weet dat niet. De Arbeiders
pers is geen onderneming van de S. D. A. P. meer; zij is
een naamlooze vennootschap. Spreker kan alleen informaties
inwinnen. De Arbeiderspers moet kunnen concurreeren met
andere drukkerijen en kan geen hoogere prijzen vragen, met
het argument, dat bij haar de loonen hooger zijn dan bij
anderen. Bij haar zijn inderdaad de loonen hooger dan de
normaal geldende loonen en, waar dat reeds zoo is, kan
men van haar toch niet eischen, dat zij met de financieele
omstandigheden geen rekening zal houden. Zij kan niet bij
de Eegeering aankloppen en zeggen, dat het behoud van
de Arbeiderspers een Eegeeringszaak is, en zij kan voor
drukwerk geen cent meer vragen, omdat bij haar het loon
hooger is dan bij anderen; zij moet met andere drukkerijen
concurreeren.
De Voorzitter acht het gewenscht te trachten van de be
spreking van de Arbeiderspers af te komen; zij geeft aan
leiding tot allerlei interrupties; het is geen gemeentebelang.
De heer van Eek voegt spreker toe, dat de Arbeiderspers
is aangevallen. Spreker verzoekt den heer van Eek het dan
zoo kort mogelijk te maken.
De heer van Eek zegt, dat hij op het standpunt staat,
dat de Arbeiderspers de verplichting heeft om, voor zoover
het financieel mogelijk is, de loonen op peil te houden.
Daarbij wil spreker tot het uiterste gaan, maar het gaat
niet aan om, wanneer men zelf zaken heeft, waarbij rekening
moet worden gehouden met de omstandigheden, van de
Arbeiderspers te eischen, dat zij dit niet zal doen. Dit is
een onredelijke eisch.
Nu de aanvallen van den heer Knuttel op de S. D. A. P.
hierover spreekt spreker niet voor zijn genoegen, maar
daartoe gedrongen door de noodzakelijkheid. Spreker zou
dit op zich zelf niet noodig achten, want al mogen de stand
punten van communisten en sociaal-democraten nog zoover
uiteenloopen, zoover zelfs dat spreker geenerlei aansprake
lijkheid op zich neemt voor de handelingen van de commu
nisten, toch gevoelt hij dat er altijd nog een zekere band
bestaat tusschen beiden; beiden bestrijden het kapitalisme
en trachten te verwezenlijken de toekomstige maatschappij,
het socialisme, zij het langs andere wegen; daarom doet
spreker dit feitelijk tegen zijn zin, maar hij is daartoe ge
dwongen. In de tweede plaats hecht spreker zeer weinig
waarde aan een strijd met woorden, al is die wel eens
noodig; wanneer inderdaad de sociaal-democratie zich de
meerdere zal toonen van het communisme, dan moet zij
dat doen met daden en met woorden slechts betrekkelijk
weinig werken. Nu echter herhaaldelijk de heer Knuttel op
minachtende wijze over de S. D. A. P. gesproken heeft, kan
het toch wel eens van beteekenis zijn, hier een woord van
verweer daartegenover te stellen, dat eenerzijds negatief,
anderzijds positief zal zijn. Eenerzijds zal spreker dus bestrijden
de communistische tactiek en anderzijds verdedigen de
socialistische tactiek van de sociaal-democratie. Het werken
met het wapen van het wantrouwen door de communisten
is gevaarlijk voor den tegenstander, dat erkent spreker, maar
ook voor den medestander, want dat wantrouwen keert zich
ook dikwijls tegen zichzelf. Wie vertrouwen wil winnen, moet
beginnen met vertrouwen in te boezemen; wie wantrouwen
zaait, zal cok dikwijls met wantrouwen tegemoet getreden
worden. De communistische partij acht het voldoende, agita-
torischen arbeid te doen; de S. D. A. P. daarentegen, zonder
het agitatorische te verwaarloozen, meent dat men zich
vooral moet inspannen om organisatischen arbeid te ver
richten. Een maatschappij als de kapitalistische kan niet
vervangen worden door het socialisme, wanneer de maat
schappij daarheen niet wordt geleid door een goed in elkaar
gezette organisatie. De sociaal-democraten stellen vertrouwen
in elkaar en in het proletariaat.
De heer Knuttel vraagt waar de heer van Eek dien onzin
allemaal vandaan haalt. Dit slaat als een tang op een
varken.
De Voorzitter zegt, dat men hetgeen zijn medeleden zeggen
niet onzin" mag noemen. De heer Knuttel heeft dergelijke
opmerkingen niet te maken.
De heer van Eek wijst er op, dat de communistische partij
in Leiden ongeveer 24 jaar bezig is; spreker erkent dat zij
in dien tijd zeer verdienstelijk agitatorisch werk heeft
verricht, maar het is haar totaal mislukt een behoorlijke
organisatie op te bouwen; laat de heer-Knuttel dan maar
eens met cijfers komen. Wie de communistische pers leest,
Gemeentebegrooting Algemcenc Beschouwingen,
(van Eek.)
wordt getroffen door het feit, dat ten aanzien van het
opbouwend karakter men eigenlijk niets anders doet dan
verwijzen naar Eusland; spreker zegt niet, dat de sociaal
democraten niets te leeren hebben van Eusland, integendeel.
Zij hebben groote bezwaren tegen de Eussische tactiek;
uit hetgeen in Eusland gebeurt valt voor hen echter veel
te leeren; ook de sociaal-democratische pers staat op het
standpunt dat het voorbeeld in Eusland, om orde te brengen
in de productie, aller sympathie en instemming moet
hebben, maar spreker moet er tegenop komen, dat men den
incLruk vestigt, dat de wijze, waarop in Eusland het kapi
talisme is ineengestort en het proletariaat de macht heeft
veroverd, een voorbeeld voor Nederland zou kunnen zijn.
Men heeft zich daar van de macht kunnen meester maken
in den oorlogstijd, toen de boeren den strijd moe waren,
naar huis gingen en het land in bezit namen. Die methode
heeft op dat oogenblik tot succes geleid, maar men moet
niet vergeten, dat de toestand hier te lande geheel anders
is. Men vindt hier niet een zoo grooten boerenstand. Men
had in Eusland den Czaar en een machtigen uitbuitenden
stand van grondbezitters; toen men dezen van de macht
beroofde, viel het Eussische kapitalisme in duigen. Bovendien
verlieze men niet uit het oog, dat men in Eusland een
industrie, welke hier reeds bestaat, nog heeft op te bouwen.
Spreker vindt het jammer, dat men bij de menschen het
misverstand laat bestaan, als zou getracht moeten worden
hier te lande op dezelfde wijze het kapitalisme ten val te
brengen als zulks in Eusland is geschied.
De communisten strijden voor de democratische volks
vrijheden, voor vrijheid van vereenigen en vergaderen, voor
het vrije woord, voor de vrije drukpers, voor de vrije
colportage en voor de vrije optochten. In dat opzicht staan
de sociaal-democraten aan hun zijde De heer Knuttel heeft
ten opzichte van de Openbare Leeszaal een ruim standpunt
ingenomen en als eisch gesteld, dat de Tribune daar ter
lezing zou worden gelegd. Alles heel mooi, maar wordt er
aan de arbeiders bij verteld, vraagt spreker, dat die volks
vrijheden, waarvan de communisten zeggen de voorstanders
te zijn, een einde nemen, als zij zelf de macht in handen
hebben?
De heer Knuttel voegt spreker toe: natuurlijk wordt dat
er bij verteld!
Spreker vraagt verder of er bij verteld wordt, dat er dan
geen vrijheid van drukpers, geen vrijheid van vereenigen
en vergaderen, geen vrijheid van zich te uiten meer bestaat,
dat het mooie standpunt, dat de heer Knuttel inneemt ten
opzichte van de Openbare Leeszaal, dan omgekeerd zal
worden en in de Openbare Leeszalen alleen de Tribune ter
lezing zal worden gelegd. Wanneer het in Nederland ooit
zoover zou komen, zou daardoor naar sprekers overtuiging
ontzettende teleurstelling en verontwaardiging worden gewekt,
gezien de individueele aanleg der Nederlanders. Het is in
hooge mate tactisch verkeerd om de menschen warm te
maken voor den strijd voor volksvrijheden en, als men de
macht heeft, aan die vrijheden weer een eind te maken.
Onder „dictatuur" verstaat men gewoonlijk alleen de dictatuur
van het proletariaat, maar het Eussische stelsel brengt ook
mee een militaire dictatuur, welke de arbeiders onder den
duim houdt.
Vervolgens slaat in verband met het feit, dat hier de
communisten de agitatie op den voorgrond stellen, hun
oppervlakkige wijze van propaganda voeren. Men leze eens
welke eischen in de communistische vergaderingen worden
gesteld! Men stelt eischen aan een buitenlandsche regeering,
die daarvan nooit kennis neemt. Het sterkste staaltje daarvan
was wel wat verleden jaar in de maand November is gebeurd.
De sociaal-democraten hebben toen een schitterend geslaagde
demonstratie gehouden. Spreker weet, dat de communisten
daarvoor niets dan minachting hebben, maar de sociaal
democraten achtten het van beteekenis, dat zij in staat
waren in dezen tijd een zoo groote massa op de been te
brengen; zij weten, dat het de menschen heeft verkwikten
opgewekt. Toen las men echter in de Tribune, dat dealge-
meene werkstaking gepropageerd moest Avorden; die werd
gepropageerd, maar spreker heeft er niets van vernomen;
hij weet niet of men zelfs een poging daartoe heeft aan
gewend. Maar gaat het dan aan daartoe op te wekken? In
Duitschland is men er misschien dichtbij, maar men propa
geert hier de algemeene werkstaking op een oogenblik, dat
men weet dat zij er niet kan komen; men moet dit alleen
doen, wanneer de noodzaak daar is, wanneer vrij algemeen
dit als hèt middel wordt beschouwd om de arbeiders te
redden. Dit is echter spelen met groote woorden; spreker
weet zelfs niet of in de Tribune pogingen daartoe zijn aan
gewend. En dat stelt men dan tegenover de groote middelen
van de S.D.A.P.!