MAANDAG 27 FEBRUARI 1933.
155
Gemeentebcgrooting Algemeene Beschouwingen,
(van Eek.)
zijn te doen, die ook de sociaal-democraten met sympathie
begroeten, maar op die aanhalingen, die dan ook door de
katholieken met instemming worden begroet, volgen geen
daden. Het is stemmingsmuziek; spreker zegt niet, dat het
absoluut geen waarde heeft; men moet eerst in een zekere
stemming komen om tot bepaalde daden te komen, maar
wanneer het stemmingen blijven, dan is de waarde toch
zeer betrekkelijk. Kan men nu in volledige katholieke landen
eigenlijk eenig verschil zien wat de economische en politieke
verhoudingen betreft met andere landen?
Zelfs in de meest katholieke landen, b.v. Spanje en
Frankrijk, heeft de katholieke politiek eigenlijk absoluut
geen invloed. In België kunnen de katholieken zich hand
haven met steun van de liberalen, maar ook daar zijn zij
feitelijk in de minderheid.
Wat de katholieke patroons betreft, men heeft nooit
bemerkt, dat die anders handelden dan de anderen.
De afschuwelijke regeeringstactiek, bestaande in het in
den steek laten van de gemeentebesturen, in het verlagen
van de werkloozenuitkeeringen, in het stopzetten van de
uitvoering van productieven arbeid op de gewone wijze, in
het doen verrichten van productieven arbeid bij wijze van
werkverschaffing en in het uitkeeren van afschuwelijk lage
loonen aan hen, die in de werkverschaffing werken, wordt
gevolgd met den zegen van de Katholieke Staatspartij en
van de katholieke arbeiders, tot die partij behoorende.
Spreker weet wel, dat de katholieke arbeiders er weieens
tegenop gekomen zijn, maar daarbij bleef het dan ook;
zij blijven de vertegenwoordigers der burgerlijke partij als
hun vertegenwoordigers beschouwen; zij blijven in het
algemeen die verfoeilijke regeeringstactiek steunen. Wat
heeft men aan die sympathieke uitspraken spreker heeft
ze weieens aangehaald als de practijk zoo geheel anders is?
Toen spreker en de zijnen in den Raad kwamen, dachten
zij, dat zij op den steun van de christelijke arbeiders in
dit College zouden kunnen rekenen, indien zij bescheiden
maatregelen vroegen, welke onverbiddelijk en onmiddellijk
moesten leiden tot verbetering van de positie der arbeiders
klasse zij waren naïef, doch die naïviteit heeft niet lang
geduurd op de hulp van die zijde rekenen zij thans niet
meer. De christelijke arbeiders zijn volledig in de burgerlijke
partijen opgenomen en zij maken daarvan deel uit. Met
uitzondering van een enkele uitlating en een enkel geval,
dat een enkele met de S. D A. P. meestemt, hebben zij hun
zelfstandigheid opgegeven. Het sterkste voorbeeld daarvan
is het gebeurde met de motie van den heer Eikerbout be
treffende den kolenbijslag. Sprekers fractie had uitgerekend,
dat er eenige kans op aanneming van die motie was, maar
toen het er op aankwam, trok de heer Eikerbout haar in
en stemde hij er zelfs tegen, toen de heer van Stralen haar
had overgenomen, omdat, zooals hij zeide, zij weieens ver
worpen had kunnen worden. Als men van arbeiderszijde
bang is, dat een voorstel weieens verworpen zou kunnen
worden, is de moed toch niet heel groot.
De heer Wilmer heeft de houding van de Katholieke
Staatspartij verdedigd. Spreker kan dat begrijpen, want de
heer Wilmer is het type van den vertegenwoordiger der
Roomsch-Katholieke Staatspartij. Het standpunt dier partij,
welke bestaat uit zeer uiteenloopende bestanddeelen met
uiteenloopende belangen, is, dat men, naar alle kanten
kijkende en de kerk in het midden latende, heeft te zorgen,
dat de eenheid bewaard blijft. Dit laatste wordt wel bereikt,
doordat woord en daad met elkander in strijd zijn, woorden
voor de arbeiders en daden voor de bourgeoisie.
Het is wel opmerkelijk, als de heeren Bergers en Coster,
die bepaalde groepsbelangen voorstaan, omdat zij als ver
tegenwoordigers van die groepen zijn gekozen, optreden,
hebben zij de belangstelling van de katholieke fractie en
voor een groot deel ook den steun dier fractie. Maar
wanneer de heer Manders in het algemeen van zijn standpunt
het onmenschelijke van het kapitalisme aan de kaak stelt,
en een sympathiek voorstel doet, dan laten de katholieke
leden hem alleen staan. Wanneer hier een katholiek arbeider
was, die wat flink voor zijn beginselen uitkwam en hier
eenigszins forsche voorstellen deed, dan zou men hetzelfde
zien en zou de katholieke fractie hem afvallen; in het
algemeen heeft deze meer oog voor de belangen van den
middenstand, waarop de katholieke partij voor een groot
deel steunt, dan voor die van de arbeiders.
Wat de katholieken zeggen van bestrijding van excessen
van het kapitalisme is een ongerijmdheid; kapitalisme is
kapitalisme, d.i. privaat-bezit van grond en arbeidsmiddelen,
het arbeiden om winstdit is niet met politieke maatregelen
in zijn excessen tegen te gaan. In Amerika heeft men indertijd
getracht door wetgeving de trusts aan banden te leggen;
dit is onmogelijk gebleken. Men moet het handhaven of
Gemeentebcgrooting Algemeene Beschouwingen,
(van Eek.)
bestrijden; daarbuiten is geen keus. De katholieken trachten
door middel van een beroep op de geloofseenheid hun
volgelingen bij elkaar te houden, maar dat moet op den
duur verkeerd uitloopen.
Spreker heeft zoo den nadruk gelegd op zijn teleurstelling,
dat de sociaal-democraten van de christelijke arbeiders in
het algemeen zoo weinig steun ontvangen, en dat dezen in
het algemeen het kapitalisme blijven steunen, omdat z. i.
de toekomst van het socialisme in dit land voor een be
langrijk deel afhangt van de vraag, of het ook toegang krijgt
tot christelijke arbeiderskringen. De sociaal-de moer aten
kunnen de christelijke arbeiders, die een zeer belangrijk deel
der bevolking uitmaken, voor de verwezenlijking van hun
socialistische denkbeelden niet missen. Het is nu toch zeker
de tijd om daarop de aandacht te vestigen, nu in zoo hooge
mate het kapitalisme zijn onbekwaamheid heeft getoond om
te voorzien in de meest noodzakelijke en elementaire levens
behoeften der bevolking. Spreker heeft geen verwachtingen
geen vertrouwen, dat de christelijke arbeiders in massa's
tot zijn partij zullen toetreden; het is evenwel best mogelijk;
het is trouwens reeds bewezen, dat een deel der christelijke
arbeiders in de rijen der sociaal-democraten plaats neemt.
Anderzijds vormen zich kleine partijen, die hier en daar de
sympathie van menig christelijk arbeider winnen en die
voor een belangrijk deel ook met het socialisme sympathi-
seeren. Spreker denkt aan de christen-democratische unie,
aan de roomsch-katholieke volkspartijal had die in 1931
slechts 12 stemmen hier, zooals de heer Goslinga nu zegt,
de omstandigheden zijn wel eenigszins veranderd en de
christelijke arbeiders zijn niet zoo dom als waarvoor de heer
Goslinga ze aanziet. Op het oogenblik is ook onder het
christelijk proletariaat groote onrust en verontwaardiging;
als de heer Goslinga dat niet weet, kent hij den toestand niet.
Wat de heer Manders zegt, geeft beter weer den geest
onder de Christelijke arbeiders dan hetgeen de heer Goslinga
vertelt. Het is ook volkomen begrijpelijk, dat de Christelijke
arbeiders zich er niet bij neerleggen, dat onder deze om
standigheden eenerzijds zulk een groot gebrek wordt geleden
en anderzijds groote overvloed heerscht. De strijd van het
socialisme is dan ook niet alleen een strijd voor welvaart,
maar ook een strijd voor rechtvaardigheid en gerechtigheid
kapitalisme beteekent onrechtvaardigheid, hartvochtigheid
en gebrek. Het spreekt van zelf, dat de Christelijke arbeiders
de onrechtvaardigheid moeten gevoelen, dat er in den tegen-
woordigen tijd zooveel leed wordt geleden. Hun ontbreekt
het geloof in het socialisme, het geloof, dat deze maatschappij
plaats moet maken voor een andere. Dringt dit tot hen
door en verliezen zij het geloof in het kapitalisme, dan hebben
zij een stap in de richting van het socialisme gezet en dan
zullen spreker en de zijnen wel zorgen, dat zij op de hoogte
komen van hetgeen het socialisme wil.
Spreker heeft in zijn eerste rede zeer sterk de aantasting
van de autonomie bestreden; hij heeft krachtig veroordeeld
de politiek der tegenwoordige Regeering om de zelfstandigheid
der gemeentebesturen zooveel mogelijk te beperken. Als
uitgangspunt van zijn verdediging wil zij nu nemen een
philippica van den heer Beekenkamp. De sociaal-democraten
zijn eenerzijds voorstanders van centralisatie, anderzijds van
decentralisatie. Ten aanzien van groote algemeene belangen
wenschen zij centralisatie, inzake kleine aangelegenheden
decentralisatie toegepast te zien. Zij zijn voorstanders van
een machtig algemeen bestuur, maar anderzijds meenen zij,
dat ook de onderdeelen een krachtig leven moeten kunnen
lijden. In het algemeen hecht de democratie zeer veel waarde
aan krachtige persoonlijkheden en daarvoor is noodig tot
zekere hoogte een zelfstandig bestaan van de onderdeelen.
Bij de tegenwoordige wetgeving en de tegenwoordige wijze
van optreden van de Regeering worden de gemeentebesturen
verschrompeld tot dorre geraamten. De bestuurders in de
gemeenten worden Regeeringscommissarissen. Sprekers partij
heeft gestemd voor. de wet op de financieele verhouding
tusschen Rijk en gemeenten, omdat er ongetwijfeld voor
deden aan verbonden waren, maar de heer Wibaub, die
altijd bezwaar heeft gehad tegen die wet, is door de om
standigheden in het gelijk gesteld, want de gemeentebesturen
zijn thans nog onmachtiger dan vroeger om zich de middelen
te verschaffen ter voorziening in de bestaande behoeften,
terwijl die behoeften ontzaglijk zijn toegenomen.
Sprekers bezwaar tegen de Regeering is, eenerzijds, dat
zij niet heeft ingegrepen, nu onder de tegenwoordige om
standigheden de wet op de financieele verhouding voor de
gemeenten zoo noodlottig blijkt te werken, en anderzijds,
dat zij niet heeft ingegrepen, nu de bestrijding van de
werkloosheid niet voor een groot deel aan de gemeenten
kan worden overgelaten. Die taak kan een gemeentebestuur
onmogelijk verrichten. Leiden verkeert in dit opzicht nog