MAANDAG 27 FEBRUARI 1933. 173 Gemeentebcgrooting Algemeenc Beschouwingen. (Bosman c.a.) dit wel degelijk gedaan, hij heeft gezegd: door bezuiniging en desgevorderd door belastingverhoogingin elk geval moest men zorgen, dat de inkomsten de uitgaven dekken. Spreker heeft daarbij mogelijkheden van bezuiniging aan gegeven; doch zijns inziens is men verplicht overal op te bezuinigen, waarop men bezuinigen kan, ook op het onderwijs, dat hoe langer hoe duurder en slechter wordt. Zoo zijn er meer dingen, maar het ligt niet op den weg van spreker ze hier allemaal op te sommen. De heer Knuttel: Een groot woord! De heer Bosman vraagt, of de heer Knuttel dan wenscht, dat spreker den Wethouder precies zal aangeven, waarop bezuinigd kan worden, dat weet de Wethouder toch zelf ook wel. Op sprekers vraag, hoe de Wethouder zich voorstelt voor de jaren 1934, 1935 en 1936 tot een sluitende begrooting te komen, antwoordde deze laconiek; dat de Raad thans bezig is met de begrooting voor 1933. Dat is geen behoorlijk antwoord, want het is bekend, dat men ook in 1934 en 1935 voor dezelfde groote moeilijkheden geplaatst zal worden. Spreker had gehoopt, dat de Wethouder de woorden, die hij hem zoo dikwijls heeft hooren zeggen, n.l. „besturen is vooruitzien" nu ook eens in practijk had gebracht. Maar nu het daarop aankomt, doet hij een blinddoek voor, of sluit zijn oogen voor de toekomst. Om de begrooting sluitend te maken, gebruikt men eenvoudig de eigendommen van de gemeente. Men leeft ten koste van het kapitaal der ge meente. Vindt de Wethouder er nu zooveel verschil in of men voor dit doel leent en dus door leening de begrooting sluitend maakt dan wel of men zijn eigen kapitaal verteert, want als men leent, kan men het kapitaal, dat men thans verteert, gebruiken om de leening af te lossen. Het voorgeslacht heeft door een voorzichtig financieel beheer gezorgd, dat de gemeente het kapitaal in haar bezit kreeg, heeft haar financieel sterk en gezond gemaakt. Het huidige geslacht mag van dat kapitaal de revenuen ge bruiken, maar dient het kapitaal ongerept na te laten aan het nageslacht. De begrooting is z.i. op een onbehoorlijke manier sluitend gemaakt en dit zal voor spreker een reden kunnen zijn om tegen deze begrooting te stemmen. De reserves, hoewel eigendom van de gemeente, die ze als sluitpost der begrooting gebruikt, dienden in de eerste plaats als steun voor de bedrijven. De Wethouder heeft een accountantsrapport voorgelezen, dat, voor zoover spreker het zich herinnert, zeer voorzichtig was gesteld, maar waarin toch te kennen gegeven werd, dat de reserves voor het bedrijf wel gemist konden worden. Maar spreker vraagt zich af of men wel aan het goede adres is, wanneer men een accountant advies vraagt over het poodig zijn der reserves. De accountant is een autoriteit op administratief gebied, maar is daarom nog niet de aangewezene om te oordeelen over de reserves, wat misschien door een voorbeeld het beste duidelijk te maken is. Gesteld eens, dat het gemeentelijke radio-distributiebedrijf ƒ100.000.winst had gemaakt, dan zou het mogelijk kunnen zijn, dat de leider van het bedrijf met het oog op het feit, dat het een nieuw bedrijf is, waarin men voor allerlei ver rassingen kan worden geplaatst, die allerlei technische ver anderingen noodig kunnen maken, van oordeel is, dat men daarom over een flinke reserve moet kunnen beschikken om die veranderingen daaruit te bekostigen en uit die over weging aan de administratie opdraagt van de winst 70.000. te reserveeren. Maar als de Wethouder dan het advies van den accountant inwint, zou het best mogelijk zijn dat deze die reserve veel te hoog vond als niet staande in een juiste verhouding tot de winst, omdat een accountant de zaak zuiver administratief beoordeelt en onbekend is met de risico's, welke in het bedrijf zelf schuilen. Daarom is spreker van oordeel, dat wanneer de Wethouder de nood zakelijkheid der reserves laat uitmaken door den accountant, hij aan het verkeerde adres is. Dit dient te geschieden door dengene, die alle risico's van het bedrijf kan beoordeelen. De heer Goslinga: Dus door de Directie. De heer Bosman zegt, dat de directeur misschien wat te veel ambtenaar is geworden. De directeur kan een uit stekende bedrijfsdirecteur zijn, maar minder oog hebben voor de risico's van het bedrijf. Alleen zij zijn tot oordeelen bevoegd, die een juisten kijk hebben op het bedrijf en de risico's daarvan. Een accountant ziet alleen de administratie, Gemeentebcgrooting Algemeene Beschouwingen. (Bosman.) maar kan daaruit niet zien of de reserves voldoende zijn tegenover de risico's in het bedrijf; dat moet hij beoordeelen, die het bedrijf leidt en kent. De Wethouder is ook wel een beetje erg licht heengegaan over sprekers opmerking over de vele ziektegevallen in verband met de ziekteverzekering. Spreker heeft niet gezegd, zooals de Wethouder deed voorkomen, dat als het aantal ziektegevallen 7 bedraagt, er 5 te veel personeel is-. Spreker heeft alleen de aandacht van den Wethouder op een mogelijk te veel willen vestigen. De Wethouder heeft verder alleen gezegd, dat op het aantal ziektegevallen strenger zal worden toegezien. Er zitten echter veel grooter conse quenties aan vast dan men oppervlakkig denkt en daarom beval spreker deze zaak ten zeerste aan ter bestudeering door den Wethouder, in wiens lijn het geheel ligt. Inzake de sportterreinen vroeg de Wethouder, of spreker dan zeker meent, dat de exploitatie geen tekort zal op leveren. Spreker heeft daarover zijn meening reeds uit voerig gezegd, en herhaalt, dat wanneer de exploitatie aan de juiste handen wordt toevertrouwd, het wel zal meevallen en geen al te groot tekort zal geven. De Wethouder heeft spreker echter niet geantwoord op zijn vraag, of men van het College eenig voorstel in die richting had te verwachten, omdat hij anders overweegt zelf een voorstel te doen. Spreker komt thans tot de beantwoording van den heer Knuttel. Spreker heeft er in eersten termijn op gewezen, dat zoolang in Hederlaud de loonen hooger bleven dan in de omringende landen de werkloosheid wel niet sterk zou afuemen. Dat hier de productiekosten hooger waren dan in de ons omringende landen is hier al meer voorgekomen, namelijk in het begin en het midden van de vorige eeuw. Toen was de industrie hier te lande daardoor zeer achterlijk en noodlijdend, hetgeen te sterker sprak, heeft spreker gezegd, omdat wij daar vóór steeds aan de spits hadden gestaan. De heer Knuttel sprak dit laatste niet zoozeer tegen, maar opperde toch wel twijfel door te wijzen op het midden van de 18de eeuw, toen Nederland al zoo sterk achteruitging. Dat wil zeggen: toen trad het uit de rij der groote mogend heden; toen werd de strijdmacht van Nederland zooveel zwakker. En als de heer. Knuttel dan zegt, dat ons volk toen min of meer bestond uit renteniers, dan kan hem dat worden toegegeven, maar dat is dan nog geen reden waarom de industrie achteruit zou gaan. Renteniers zijn over het algemeen voor de industrie nog niet zoo kwaad. De industrie is een object, waarin zij geschikt hun geld bonden beleggen. Eerst tijdens den Franschen tijd verloor zij haar beteekenis. Toén ontstond in Engeland de machine en de metaalindustrie, en kwamen daardoor ook andere industrieën tot bloei. De heer Knuttel sprak heel schamper over de waarde van de pomp en onze beteekenis als pompenmakers. Indien men van een zaak zoo weinig op de hoogte blijkt te zijn, doet men beter zich van inmenging te onthouden. Holland was bekend door zijn pompenmakers, zegt Prof. Grundel. De pomp was een instrument van heel groote beteekenis. Immers, de mogelijkheid van exploitatie der mijnen, hing geheel af van de pompinstallaties, die met de hand of met behulp van paarden werden gedreven. De mijn was exploitabel zoo lang zij droog gehouden kon worden. Wat de hooge loonen betreft, heeft de heer Knuttel ge wezen op Amerika en de heer van Eek op Engeland, waar de loonen langen tijd hooger waren dan in andere landen en waar toch geen werkloosheid was. Dat is volkomen juist, maar heeft ook zijn zeer ver klaarbare reden. In de vorige eeuw is in Amerika immers een heel ver anderde industrie ontstaan. Daar ontstond de massa-productie en daardoor op groote schaal rationalisatie, waardoor de productiekosten ontzettend veel lager werden dan in Europa, met weer als gevolg een zeer sterke uitbreiding van die industrie, een groote vraag naar werkkrachten en daardoor stijging der loonen; die hoogere loonen konden betaald worden, doordat de andere productiekosten zooveel lager waren. Dat heeft geduurd tot men in Europa ook wat bijkwam. De Amerikanen hebben zich toen met hooge rechten tegen de concurrentie van Europa moeten beschermen. In de industrieën in Amerika, die niet door rechten konden worden beschermd, omdat daardoor de belangen van andere groepen geschaad zouden worden, zijn de loonen lager dan hier te lande. De hooge loonen in Engeland hadden een vrijwel gelijke oorzaak. Daar was het de opkomst van de machine-industrie, waardoor de loonen omhoog gingen. Engeland werd het vaderland van de stoommachine. Daar vond de stoom machine spoedig toepassing in de textielindustrie en ont wikkelden zich ook andere industrieën. Het land kreeg zoo doende een grooten voorsprong op de andere landen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 21