MAANDAG 27 FEBRUARI 1933. 169 Gemcentebcgrooting Algemecne Beschouwingen. (Vos c.a.) de Ambtenarenwet 1929. ook daarbij hebben de ambtenaren weinig werk te leveren, want daartoe is b.v. in Amsterdam noodig geweest een verordeningetje van 4 artikelen. De Wethouder van Onderwijs te Amsterdam, die zeker ook niet te klagen zal hebben over gebrek aan werkzaam heden, had die verordening dan ook op tijd gereed; die is door den Raad vastgesteld op 15 Juli 1931, zoodat zij op 1 September 1931 in werking kon treden. De Wethouder is er niet in geslaagd de ongegrondheid van sprekers klacht aan te toonen. Tot sprekers genoegen heeft de Wethouder toegezegd, de zaak van het schoolparlement in ernstig onderzoek te willen nemenspreker verklaart zich gaarne ber.eid gevolg te geven aan zijn uitnoodiging om daarover in zijn kabinet eenig onderhoud met hem te hebben. Evenals ten aanzien van den Wethouder van Onderwijs, was sprekers blijdschap ook niet onvermengd ten opzichte van de opmerkingen van den Wethouder van Financiën. Het deed spreker genoegen aan het slot van diens rede te ervaren, dat deze het de moeite waard achtte om voor het zoo mogelijk ongeschonden brengen van de begrooting in veilige haven een beroep op spreker te doen, maar de Wet houder heeft dat genoegen grondig bedorven door spreker toe te voegen, dat hij niet achter den heer Knuttel en de sociaal-democraten aan moest loopen. Spreker tracht hier te dienen het belang van de gemeente, zooals hij dat ziet volgens zijn politieke beginselen, die hij het best benaderd vindt in den vrijzinnig-democratischen Bond; spreker zoekt dat belang waar hij het vinden kan; zoo is het dan voor gekomen dat spreker gedurende zijn raadslidmaatschap van 1| jaar gestemd heeft voor en gesteund heeft voorstellen uit alle raadsfracties, behalve uit de eene, die in dien tijd geen aanleiding tot het indienen van eenig voorstel heeft gevonden. Bovendien komen de voorstellen en onderwerpen, die hier aan de orde gesteld worden, in groote meerderheid van den heer Knuttel en vooral van de sociaal-democraten; in de tweede plaats naderen de beginselen van den vrijzinnig- democratischen bond die van geen andere partij dichter dan die van de S.D A.P. Het ligt dus voor de hand, dat spreker meer voorstellen van die dan van de andere zijde heeft gesteund; daaraan kan evenwel niemand het recht ontleenen om spreker een opmerking toe te voegen, als waartoe de Wethouder van Financiën aan het slot van zijn rede de vrijheid heeft genomen. De heer Coster zegt, dat de heer van Eek bij de ver dediging van zijn voorstel om 600.subsidie aan de drankbestrijding te geven enkele beangstigende voorstellingen van 25 jaar heeft gegeven, maar niet aangetoond heeft, welk goed werk de drankbestrijding verricht heeft. Zelfs de heer van Eek kan in eigen kring de geheelonthouding niet handhaven inzake het Volksgebouw, dat oorspronkelijk alcoholvrij was opgezet, heeft hij moeten zwichten; zelfs zijn daar bruiloften gegeven, waar alcoholhoudende en sterke dranken zijn geschonken. In Rotterdam is met groote meerderheid van stemmen besloten het geheele subsidie van 3.000.in te houden. Spreker is dan ook tegen het voorstel van den heer van Eek en voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Eikerbout sprak over den gevaarlijken toestand, die op de Breestraat tegenover de Papengracht zou ontstaan. Spreker herinnert er aan, dat op 22 December 1924 bij den Raad een voorstel is ingediend tot het aanleggen van trottoirs in de Breestraat met behoud van de terrassen en toen ook over het gevaar is gesproken. Dat voorstel werd zonder hoofdelijke stemming aangenomen, waar ook bij was de stem van den heer Eikerbout en tot nu toe zijn er geen onge lukken gebeurd, hoewel het verkeer drukker is gewordeu. Spreker begrijpt dan ook niet, waarom de heer Eikerbout vreest, dat er op de Breestraat tegenover de Papengracht wel ongelukken zullen gebeuren. Spreker is door den Voorzitter overtuigd van de nood zakelijkheidvan het subsidie voor de politiesportvereeniging. Wat de reorganisatie van de stedelijke werkinrichting betreft, hebben Burgemeester en Wethouders een aanwijzing gegeven omtrent de plaatsen, die bezocht zouden moeten worden. Tot nu toe is alleen Delft bezocht door de heeren Vos, van Nooten en spreker. Op den dag van het bezoek heeft spreker verslag uitgebracht aan den voorzitter van het bestuur van de Stedelijke Werkinrichting, waarbij hij den raad heeft gegeven, Delft te bezoeken alvorens naar andere plaatsen te gaan. Spreker heeft het een en ander ook medegedeeld aan den heer van Stralen, wieu spreker den raad geeft met het oog op het voorstel, dat de heer van Stralen thans heeft ingediend, het dagelijksch bestuur Gemeentebegrooting Algemecne Beschouwingen. (Coster e.a van de Stedelijke Werkinrichting er toe te brengen zoo spoedig mogelijk de inrichting te Delft te bezoeken. De heer van Stralen wist, dat de opmerking in een rapport van den Directeur der Gemeentewerken, dat de arbeiders niet zoo vlug werken, wanneer het werk in eigen beheer wordt uitgevoerd, als wanneer het is aanbesteed, de per soonlijke meening van dien directeur is, maar stelt er prijs op te weten, welke meening het College hieromtrent heeft. Spreker wenscht alsnog te vernemen, of het College al of niet van oordeel is, dat de opmerking van den directeur juist is. Over de werkverruiming heeft de Wethouder oudergewoonte weer de noodige cijfers verstrekt, die echter op zich zelf toch niet zooveel zeggen. Het zou van belang zijn om ook te weten inhoeverre de door den Wethouder genoemde sommen ook werkelijk ten goede komen aan de uitbreiding van werk gelegenheid, welke bedragen aan arbeidsloon bij de door den Wethouder genoemde objecten zullen worden verwerkt. Bij de werken, die spoedig worden uitgevoerd, is ook genoemd de bouw van een recreatiezaal voor „Endegeest", maar spreker is alleen bekend een raadsbesluit, dat kort geleden ingetrokken is, maar hoe komt het dan, dat het nu toch weer zal worden uitgevoerd? De Wethouder tracht het in het algemeen voor te stellen, alsof er zoo buitengewoon veel aan de werkverruiming wordt gedaan, hetgeen spreker toch niet in overeenstemming met de werkelijkheid acht. Elk jaar, maar dit jaar wel in het bijzonder, kan men zien hoe de twee hierbij betrokken Wethouders, die van Financiën en van Fabricage, elkaar eigenlijk neutraliseeren. Als de Wethouder van Fabricage zegt: ik ben dit en dat van plan, er is zooveel werk, dat binnenkort in uitvoering komt, dan zegt de Wethouder van Financiën, dat hij rillingen krijgt als de heer Splinter het over de werkverruiming heeft. De typische conclusie uit de woorden van den eenen Wethouder, dat door het College zooveel mogelijk wordt gestreefd naar werkverruiming, is dus dat door een anderen Wethouder wel wordt gezorgd, dat al die maatregelen niet voldoende tot uitvoering komen; het practische gevolg is toch steeds, dat de noodige belang rijke werken achterwege blijven. Niet Gedeputeerde Staten zijn, zooals wel eens is verondersteld, uitsluitend oorzaak dat deze werken niet kunnen worden uitgevoerdmen heeft van het College dien klank wel eens vernomen, maar in de Memorie van Antwoord heeft men nu toch kunnen lezen, dat door het College is besloten tot het achterwege doen blijven van die werken en tot intrekking van verschillende raadsbesluiten in overleg met Gedeputeerde Staten; hier is dus niet sprake van pressie of dwang van Gedeputeerde Staten, maar is ook het College van meening, dat werken, aanvankelijk voor uitvoering bestemd, niet moeten worden uitgevoerd. Hier zit de Wethouder van Financiën achter, tegenwoordig de man in het College, die feitelijk de lakens uitdeelt, die op de geldkist zit en daaruit slechts zeer noode wil putten. De heer Splinter acht het wenschelijk de doortrekking van Wassenaarscheweg en Oegstgeesterlaan in werkver schaffing te doen uitvoeren, omdat deze werken eigenlijk niet noodig zijn. Spreker acht deze werken uit een oogpunt van stadsverbetering wel noodig en nog heel wat ander werk eveneens. Het eerste deel van den Wassenaarscheweg is eenige jaren geleden evenmin in werkverschaffing aangelegd. Er bestond geen aanleiding om deze normale werken als werkverschaffing uit te voeren. Voor dergelijke soorten van werkverruimingsobjecten moeten de normale arbeidsvoorwaarden gelden en kan gerust worden geleend. Men moet niet dergelijke zaken steeds uitstellen in de hoop op betere tijden, maar ze krachtig aanpakken om de talrijke werklooze arbeiders aan arbeid te helpen. Daaraan zijn drie voordeelen verbonden. In de eerste plaats is het geld op het oogenblik vrij goedkoop te verkrijgen. In de tweede plaats kan men door de uitvoering van dergelijke werken belangrijke bedragen aan steunuitkeeringen besparen. In de derde plaats zijn de materialen in dezen malaisetijd goedkooper dan zij eenige jaren geleden waren en wellicht over eenige jaren zullen zijn. Heeft men bij de raming van de kosten van de demping van het Levendaal nauwkeurig nagegaan, welk bedrag aan steungeld kan worden bespaard door het daarbij te werk stellen van werklooze arbeiders? Het College is, evenals elk raadslid, van meening, dat deze demping een belangrijk werk is, dat zeer spoedig moet worden aangepakt. Het is nu de geschiktste tijd- om productieve werken uit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 17