166
MAANDAG 27 FEBRUARI 1933.
Gemeentebeqrooting Algemeene Beschoiiwinqcn.
(Wilmcr e.a.)
zeer gaarne gewild, dat hij daarover klaren wijn had ge
schonken en de tactiek van de communisten n.l. geweld en
revolutie, ten eenenmale, absoluut en principieel afkeurde,
maar hij heeft gezegd: Rusland is een geheel ander land dan
Nederland en daarom kan de wijze, waarop men daar op
treedt en tracht het kapitalisme te vernietigen, hier te
lande niet in practijk worden gebracht.
Een afkeuren ten eenenmale van het beginsel van geweld
en revolutie heeft spreker niet van den heer van Eek ge
hoord. Deze heeft wel gezegd, dat de tactiek, in Rusland
toegepast, niet voor Nederland kan gelden. Hij had er mis
schien kunnen bijvoegen: op dit oogenblik.
Wat betreft de houding, door den heer van Eek aange
nomen ten opzichte van den godsdienst, zij is spreker na
tuurlijk veel minder onsympathiek dan de houding, welke
de communisten tegenover den godsdienst aannemen, maar
toch heeft zij spreker niet geheel kunnen bevredigen. Hij
heeft ook weer gezegd, dat voor Nederland die godsdienst-
bestrijding niet deugde, maar hij heeft ook weer niet gezegd, dat
hij principieel, onder welke omstandigheden en in welk land
ook, de godsdienstbestrijding verwerpt.
De heer van Eek voegt spreker toe, dat dit wel uit zijn
geheele betoog volgde. Spreker verheugt er zich over, dat de
heer van Eek erkent, dat onder welke omstandigheden en
waar ook godsdienstbestrijding is een tactiek, welke de
sociaal-democraten niet willen volgen.
Met één ding, door den heer van Eek gezegd, is spreker
het volkomen eens en hij verheugt er zich over, dat de heer
van Eek een eind genaderd is op den weg. welken de chris
telijke partijen altijd hebben betreden. De heer van Eek
zeide namelijk, dat naast en met hem en de zijnen mee
konden strijden zij, die den christelijken godsdienst belijden;
hij voegde er echter aan toe: het is de vraag, of zij in onze
gelederen thuis behooren. Het doet spreker genoegen, dat de
heer van Eek zoo ver is, dat hij dit een vraag acht; voor
spreker is het nooit een vraag geweest. Spreker heeft altijd
het standpunt ingenomen, dat zij, die christelijk zijn, wel
in bepaalde concrete omstandigheden met de sociaal-demo
craten kunnen samenwerken, maar nooit als lid tot de
S.D.A.P. kunnen toetreden. De sociaal-democraten echter
hebben steeds beweerd, dat dit laatste wel kon. Spreker
verheugt er zich over, dat de heer van Eek thans zegt,
dat het voor hem een vraag is.
De heer van Eek doet opmerken, dat hij gezegd heeft,
dat een deel reeds bij de S.D.A.P. is aangesloten. De heer
Wilmer heeft dat verkeerd begrepen.
De heer Wilmer antwoordt uitdrukkelijk uit den mond
van den heer van Eek te hebben opgevangen, dat het de
vraag is, of de christelijke arbeiders in de gelederen van
hem en de zijnen thuis behooren.
Tenslotte wil spreker deze opmerking maken hij heeft
de pretentie die te maken minstens namens 95 van de
bevolking dat het gewenscht, zoo niet noodzakelijk is
het Reglement van Orde zoodanig te wijzigen, dat bij de
begrooting niet meer zoolang kan gesproken worden als
ditmaal is gebeurd.
De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des
avonds te 8 uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering van
13 Februari 1933 op Maandag 27 Februari 1933,
des avonds te 8 uur.
Thans zijn alle leden tegenwoordig.
Voortgezet worden de Algemeene Beschouwingen over de
begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor
den dienst 1933.
De heer Eikerbout hoopt, dat de verbreeding van Plantage
en Utrechtsche brug, indien het Levendaal soms vooralsnog
niet gedempt zou worden, niet al te lang op uitvoering zal
wachten. Als er één plaats is waar verbetering noodig is,
dan is het wel daar, omdat ongevallen niet uitgesloten
zijn. Hier dient voldoende aandacht besteed te worden aan
het voorkomen van ongelukken en daarom hoopt spreker, dat
de Wethouder spoedig met een verbeteringsplan zal komen.
De heer Romijn was zich niet bewust aanleiding te hebben
gegeven om zoo over hem te spreken als door spreker is
gedaan. Spreker heeft gezegd, dat hij niet in het koor wilde
meezingen, maar toch wel te kennen wilde geven, wat hem
van iemand van christelijken huize ter oore kwam. Het was
dus alleen een wenk om iets soepeler te handelen. Spreker
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen.
(Eikerbout.)
kan zich indenken, dat dergelijke gedachten geuit worden,
want als men nu weder vernomen heeft, dat j.i. Zaterdag
aan een groep arbeiders geen brandstoffenbon is verstrekt,
kan men zich wel eens boos maken. Waar 3 weken lang een
kolenbon is verstrekt, is het voor die menschen een koud bad
te vernemen, dat aan hen geen bon verstrekt zal worden.
Indien spreker de zaak al te gunstig heeft bezien, dan
geeft Ingekomen Stuk No. 43 daartoe zeker aanleiding.
Spreker had dan ook wel gedacht, dat de personen, die in
vorige weken een brandstoffenbon hadden gekregen, dezen
nu ook zouden behouden. Spreker verneemt nu, dat voor
de brandstoffenbons dezelfde regeling zal gevolgd worden
als voor het geven van een toeslag op de kasuitkeering, dat
dus aan hen een brandstoffenbon gegeven zal worden, die
minder dan 6 weken onafgebroken gewerkt hebben.
Ook daarin kan wederom een onbillijkheid schuilen; daar
onder zijn personen, die reeds zeer langen tijd 32 uur per
week gewerkt hebben en eindelijk ontslagen zijn; reeds lang
is hun inkomen verminderd van 48 tot 32 uur of wel met
33 gelooft het College nu, dat deze personen nog zooveel
weerstandsvermogen hebben om dien stoot op te vangen,
doordat men hun geen brandstoffenbon verstrekt. Deze wijze
van doen acht spreker niet goed en daarom dringt hij er
bij het College op aan om hun, die 3 weken lang een brand
stoffenbon hebben gehad, dien te blijven verstrekken.
De heer van Eek vindt het prachtig, dat door het optreden
van de moderne en Roomsch-Katholieke vakorganisaties de
steunnormen niet aangetast zijn en het Welter-rapport
daarop niet is toegepast.
In het algemeen gesproken heeft hij daarin gelijk, maar
er zijn andere maatregelen toegepast, die ook verslechtingen
inhouden. Het percentage van het subsidie is verlaagd van
ten hoogste 300 tot ten hoogste 250 Indien de organi
saties met dit bedrag niet kunnen toekomen, zullen zij öf
de uitkeeringen moeten verminderen öf de bijdragen moeten
vergrooten. Een grootsche beweging kan dus ook weieens
op niets uitloopen.
Wat het intrekken van sprekers motie betreft, acht spreker
het gewenscht om, indien men er van overtuigd is, dat een
ingediende motie niet wordt aangenomen, de motie terug
te nemen en het bereikbare te aanvaarden, waarna men
nader kan overwegen, of het verschil bij een volgende ge
legenheid ook verkregen kan worden. De sociaal-democraten
hebben meermalen in den Raad op die wijze gehandeld.
Spreker betreurt het, dat de motie in den vorm, waarin hij
haar in eerste instantie had ingediend, waarschijnlijk niet
zou zijn aangenomen.
Spreker moet ten stelligste de opmerking van den heer
van Eek, dat de Christelijke arbeiders zich achter het
kapitaal scharen, tegenspreken. Zij willen het niet omdat
zij het kapitalisme met zijn bestaande uitwassen niet goed
keuren. Volgens den heer van Eek zouden zij geen voldoende
geloof hebben in het socialisme. Zij hebben daarin echter
geen geloof, omdat zij de woorden van wijlen minister
Talma tot de hunne maken, „dat de democratie alleen dan
veilig is, wanneer deze wordt geleid door de Christelijke
beginselen". Zij hebben dan ook geen behoefte zich aan
het socialisme te verbinden. Volgens den heer van Eek
zullen zij zich in de rijen van de socialisten niet op hun
plaats gevoelen en daarom wekt hij hen op naast de sociaal
democraten te komen staan. Mr. Troelstra heeft echter in zijn
werk „Theorie en beweging" gezegd, dat door het socialisme
een andere levensbeschouwing wordt gehuldigd dan door
het Christendom. Volgens het algemeen beginselprogram
der S.D.A.P. kunnen positief geloovige arbeiders zich wel
bij deze partij aansluitenhet eischt van de leden geen andere
belijdenis dan dat zij de economische ontwikkeling der
maatschappij naar het socialisme aanvaarden en den daar
mede gepaard gaanden modernen klassenstrijd mede willen
voeren. Iets verder in dit werk schrijft Mr. Troelstra echter
„Nieuwe ideeën gisten en bruisen en zoeken zich uitweg,
het is onmogelijk en ongewenscht, deze het zwijgen op te
leggen en daarom zal de arbeider, die voor alles hangt aan
zijn geloof, zich niet thuis voelen in onze beweging."
Mevrouw Henriette Roland Holst heeft indertijd gezegd:
Christendom en Socialisme staan tegenover elkander als
water en vuur."
De Christelijke arbeiders volgen daarom eigen inzicht en
eigen leiding. Zij kunnen het socialisme niet volgen, hoewel
er voor sommige zaken wel eens samenwerking met de
sociaal-democraten verkregen kan worden.
De heer van Eek zeide: de gezindheid tegenover het
socialisme moet komen, want het socialisme komt, wellicht
eerder dan men verwacht.
Zelfs deze gedachte wordt door zijn volgelingen niet onvoor
waardelijk aangenomen; er zijn er wien het „morgen" te