MAANDAG 27 FEBKUABI 1933.
165
Gemcentebegrooting Algemcenc Beschouwingen.
(Wilmer.)
dat bij te veel rekenmeester wordt; om toch vooral in dezen
tijd niet uitsluitend te letten op wat wordt geëischt; om
zeer sterk overtuigd te zijn, dat men zooveel mogelijk moet
voldoen aan wat wet en verordening eischen, maar ook aan
wat billijkheid en naastenliefde vragen.
Spreker zegt niet, dat hij reden heeft om daarover te
klagen, maar hij acht toch wel eenige aanleiding aanwezig
om dezen wensch uit te spreken en om dit aan den zeer
actieven Wethouder in overweging te geven."
Dit is geen beschuldiging, maar eenvoudig een waar
schuwing, en nu weet spreker wel, dat men ook een waar
schuwing niet zoo maar mag uitspreken, zonder dat daartoe
een aanleiding bestaat, maar die aanleiding behoeft niet te
bestaan in een verkeerd feit, dat zich zou hebben voor
gedaan. Zij moet bestaan in de gemotiveerde vrees, dat
men weieens tot een verkeerd feit zou kunnen komen.
Waarin heeft spreker nu een dergelijke aanleiding gevonden?
In een tweetal feiten. In de eerste plaats in een feit, dat
onmiddellijk aan de begrooting is voorafgegaan. Omtrent
de motie-Elkerbout hadden Burgemeester en Wethouders
in een schriftelijk praeadvies verklaard, dat zij het er niet
mede eens waren, maar toen die motie in gewijzigden vorm
in stemming kwam, verklaarde geen enkel lid van het
College zich er tegen, behalve den heer Bomijn, daarbij
gesecundeerd door zijn partijgenoot, den heer Bosman.
Het tweede feit is wat daaraan kort geleden is vooraf
gegaan, het feit van het verstrekken van een extra brand-
stoffenbon. Die brandstoffenbon is verleend na veel gepraat
en veel geïnterpelleer in den Baad. Naar sprekers meening
had de Wethouder al dat gepraat en al dat geïnterpelleer
kunnen voorkomen. Dit is geen feit, waarop spreker een
beschuldiging grondt, dat hij den Wethouder te veel reken
meester vindt, maar een feit, dat hem aanleiding geeft den
Wethouder aan te raden zich er voor te behoeden te veel
rekenmeester te worden.
Spreker hoopt van harte, dat zal blijken, dat deze waar
schuwing ten eenenmale overbodig is geweest, want het zal
hem aangenaam zijn, indien hij den Wethouder niet alleen
om zijn activiteit, maar ook, en zoo spoedig mogelijk, om
de wijze, waarop hij Maatschappelijk Hulpbetoon en den
Dienst van Sociale Zaken dirigeert, zal kunnen waardeeren.
De heer Goslinga, reageerende op hetgeen spreker heeft
gezegd over de concentreerende reorganisatie in gemeente
diensten ten einde tot bezuiniging te geraken, heeft ge
sproken van een zwarte kat in een donkere kamer. Spreker
meent, dat de Wethouder zijn aandacht zoodanig op die
zwarte kat had geconcentreerd, dat hij, antwoordende op
sprekers betoog, niet meer met beide beenen op den bodem
van de werkelijkheid stond. Wat heeft spreker gezegd?
Niet wat de Wethouder hem in den mond heeft gelegd,
dat het een bezuiniging moest wezen, absoluut zonder eenig
ontslag. Hij heeft gesproken van het verleenen van ontslag
aan menschen, die den pensioengerechtigden leeftijd ge
naderd waren, en het dan niet vervullen van de vacatures,
welke daardoor zouden ontstaan. Maar ook al had hij
gesproken over bezuiniging, zonder dat menschen moesten
worden ontslagen, dan nog was zijn opvatting niet ten
eenemale als illusoir en louter theoretisch aan te merken.
Het is mogelijk, dat er concentreerende reorganisatie plaats
heeft en daardoor wordt bezuinigd, zonder dat er ontslagen
worden gegeven. Spreker kan dat bewijzen, omdat het in
deze gemeente gebeurd is. In eerste instantie heeft hij
genoemd de Gemeentelijke Bank van Leening, waarop een
vrij aanzienlijk bedrag is bezuinigd zonder dat iemand is
ontslagen, en hij heeft toen tot zijn spijt vergeten op een
ander feit van bezuiniging te wijzen. Men moge denken
over de bezuiniging op het openbaar lager onderwijs zooals
men wil, maar feit is, dat daar is toegepast een concen
treerende reorganisatie, zonder dat er ook maar één persoon
is ontslagen.
Beide feiten toonen aan, dat het, al is het niet gemakkelijk,
wel degelijk in bepaalde gevallen mogelijk is te bezuinigen
zonder dat er menschen worden ontslagen, maar spreker
herhaalt wat hij in eerste instantie heeft gezegd, dat derge
lijke bezuinigingen niet radicaal zullen werken en geen groote
bedragen zullen opbrengen, maar op den duur, en misschien
na een betrekkelijk langen duur, voordeel voor de gemeentekas
zullen opleveren.
Over enkele der voorstellen wil spreker in tweede instantie
iets zeggen. In de eerste plaats over het voorstel van den
heer van Stralen, strekkende om de brandstoffen aan werk-
loozen niet meer in natura te verstrekken, doch in de plaats
daarvan een brandstoffenbijslag van ƒ1per week, of wel
een waardebon van 1.te geven. Wanneer spreker den
heer van Stralen wilde betalen met dezelfde munt als waar
mede hij spreker heeft getracteerd, dan zoi deze zeggen:
Gemcentebeqrootinq Alqemeene Besehouwinqen.
(Wilmer e.a.)
als het uw bedoeling niet is om het voorstel te laten ver
werpen, maar het u alleen te doen is om iets te bereiken,
trek het voorstel dan in en wees tevreden met de pertinente
verklaring van den Wethouder, dat in de kwaliteit van de brand
stoffen een aanmerkelijke verbetering zal worden gebracht;
gij hebt dan niet het onderste uit de kan, maar dan toch
veel gekregen.
Ten aanzien van het voorstel van den heer van Stralen
om in de steunregeling eenige bepalingen te wijzigen, heeft
de voorsteller gezegd, dat spreker daaraan zijn sympathie
heeft gegeven, omdat hij wel weet, dat die wijzigingen door
de Begeering toch zullen worden afgewezen. Als spreker iets
bij herhaling verklaard heeft hij vreest, voor de andere
leden van den Baad, tot vervelens toe dan is het, dat
hij nooit zijn stem zal geven aan een voorstel, waarvan hij
tevoren weet, dat het verworpen zal worden. Daarnaar heeft
hij zich ook in dit geval gedragen. Hij heeft gezegd, dat hij
aan dit voorstel van den heer van Stralen zijn stem wilde
geven, indien er eenige kans bestond, dat het niet door de
Begeering zou worden afgewezen. Spreker zal met eenigen
van zijn medeleden confereeren ter bespreking van de vraag
of het voorstel, wil het kans van slagen hebben, niet anders
moet worden ingekleed. Wordt de redactie niet gewijzigd,
dan zal bij aanneming de steun worden ingetrokken. Dit
zal dus moeten worden ingekleed in den vorm van een
verzoek aan de regeering; in dezen vorm kan het in geen
geval aangenomen, want dit zou beteekenen intrekking van
de rijksbijdrage, omdat men zich dan niet meer aan de door
de Begeering voorgeschreven bepalingen zou houden. De
heer van Stralen moet dit dus inkleeden in den vorm van een
motie.
Terecht merkt de Wethouder op, dat het voorstel-Kuipers
betreffende het personeel in tijdelijken dienst zooals het nu
geredigeerd is, niet kan worden aangenomen, omdat met
geen enkel geval is aangetoond, dat in strijd met de ver
ordening wordt gehandeld. Spreker heeft evenwel ook ge
hoord, dat bij de gemeente 14 tijdelijke werklieden zijn, die
wat diensttijd betreft voor een vaste aanstelling in aanmer
king komen. Ten aanzien van 11 daarvan is een redelijke
verklaring gegeven; voor een viertal acht spreker de ver
klaring niet zoo redelijk. Wel echter ten aanzien van de
straatmakers. Spreker acht het niet gewenscht om iemand,
die vele jaren in dienst is geweest zonder vaste aanstelling,
nu de reorganisatie zeer spoedig op komst is, een vaste aan
stelling te geven. Wanneer de reorganisatie nog jaren zou
uitblijven, dan zou spreker zich dat kunnen begrijpen;
dat zou hij geen motief achten om geen vaste aanstelling
te geven, maar spreker meent toch wel te moeten betwijfelen
of aanneming van een voorstel in den geest van den heer
Kuipers nu in het belang van die 4 personen is; dit belang
kan ook op andere wijze gediend dan door aanneming van
een dergelijk voorstel, dat tenslotte toch maar op 4 per
sonen betrekking zou kunnen hebben.
De heeren Schüller en Kuipers stellen voor om lossen
werklieden hetzelfde loon te geven als aan werklieden in
vasten dient. Spreker meent van het College de verklaring
gehoord te hebben, dat slechts één arbeider minder dan
het minimum-loon verdient.
De heer Tepe heeft het niet zoo positief gezegd, maar
heeft gezegd: een enkele.
De heer Wilmer zegt, dat dus een enkele minder verdient.
Spreker zal afwachten wat daartegen gezegd zal worden, of
dit inderdaad waar is; dan zou deze motie feitelijk niets
beteekenen dan het intrappen van een open deur; wanneer
er slechts een enkele is, voor wien misschien eenig motief
hiervoor zou zijn, omdat het een onvolwaardige kracht is;
het is mogelijk, dat die enkelen geen volwaardige arbeids
krachten zijn.
Op de breede principieele beschouwingen van den heer
van Eek gaat spreker niet in; hij vreest, dat de heer van
Eek hoe langer hoe meer wordt het type van de S.D.A.P.
in Nederland; hij vreest dat omdat hij den heer van Eek
daarvoor niet gaarne aanziet, omdat men dan niet weet wat
men eigenlijk aan de S.D.A.P. heeft. De heer van Eek zegt:
loonsverlaging mag men niet principieel afwijzenmen moet
met financieele omstandigheden rekening houden. Dit geldt
voor een bedrijf, en speciaal voor een, beheerd door de
S.D.A.P. of door leden van de S.D.A.P., maar dat schijnt
weer niet te gelden voor een gemeente, tenminste zoolang
de S.D.A.P. in de oppositie is; dan behoeft men geen rekening
te houden met de financieele omstandigheden.
Spreker acht echter van veel grooter belang, die vindt hij
buitengewoon interessant, de houding die de heer van Eek
heeft aangenomen tegenover het communisme. Spreker had