MAANDAG 27 FE BET AKI 1933.
163
Gcmecntebcgrooting Algemeene Beschouwingen.
(Braggaarde Does c.a.)
De door spreekster genoemde grieven, die even ernstig
zij o als die, welke zij het vorige jaar uitte, eischen dringend
verbetering. Het eenige wat de christelijke raadsleden hun
gedupeerden arbeiders willen aanbieden is: wacht op het
reorganisatierapport. Maar kunnen zij daarop wachten?
Waarmede moeten zij dan hun honger stillen, hun huishuur
betalen, zich kleeden en dekken? Het gaat toch niet aan
om te zeggen: wacht maar rustig af tot het reorganisatie
rapport er is. Er moet intusschen zooveel verholpen worden;
spoedige hulp is dringend gewenscht. Meenen de christelijke
vertegenwoordigers, dat alles wel kan wachten tot het
reorganisatie-rapport er is? Men weet ook wel, dat dit niet
zoo vlug gaat. Wel heeft spreekster tot haar genoegen
gehoord, dat het reorganisatierapport ongeveer April te ver
wachten is. Maar dit beteekent nog niet, dit is ook onmogelijk,
dat het dan al uitgevoerd is, als er wat van uitgevoerd
wordt. Daarom moet men met de dringend noodige ver
beteringen al veel eerder komen.
Men achtte het zoo onlogisch en onpractisch, dat spreekster
dit alles nu hier behandelt, omdat het toch ook in de
reorganisatie-commissie ter sprake zal worden gebracht,
maar spreekster vraagt aan de raadsleden, die in die com
missie zitting hebben, of daarin ook ter sprake zullen
komen de quaestie van huishuur en fondsgeld; zoo ja, dan
kan spreekster zich gedeeltelijk daarmede vereenigen, maar
zij is overtuigd, dat het niet gebeurt en dan gaat er weer
een jaar overheen voordat er iets gebeurt. Komt de stempel-
plicht in deze commissie ter sprake? Zal er verandering
komen in het houden van de kleine vergaderingen?
De heer Bomijn zegt, dat mevrouw Braggaar dit nu eens
aan den heer Vallentgoed moet vragen, die alle vergade
ringen heeft meegemaakt. Er wordt in de sociaal-democra
tische fractie toch alles en nog wat besproken; dat heeft
de heer Vallentgoed dus ook gedaan; in die commissie heeft
hij ook verklaard: ik zal daarvóór stemmen behoudens in
stemming van mijn fractie. Wat mevrouw Braggaar nu vraagt,
kan zij dus geheel in haar fractie te weten komen.
Mevrouw Braggaarde Does brengt hier ter sprake hetgeen
zij noodig oordeelt.
De heer Romijn zegt, dat mevrouw Braggaar het dan niet
moet doen voorkomen, alsof zij niets weet, maar dan moet
zeggen: ik heb van mijn partijgenoot dit en dat gehoord.
Mevrouw Braggaar-de Does doet niet net alsof zij niets
weet, want zij weet, dat er verschillende dingen in de reor
ganisatiecommissie ter sprake zijn gebracht.
Het antwoord van den Wethouder aan den heer Karstens
komt in lijnrechte iegenspraak met wat hij hier in den
Eaad gezegd heeft. Spreekster kan dit rustig afwachten.
Wordt de zaak van de kooplieden voldoende onder oogen
gezien? Spreekster komt er nogmaals tegen op, dat de
Wethouder haar persoonlijke vrijheid aan banden heeft willen
leggen en haar zeggen, wat zij doen en laten mocht en wat
tot haar plichten als commissielid behoorde. Spreekster ge-
loi ft trouwens niet, dat de Wethouder dit op eigen houtje
gezegd heeft. Op de vergaderingen heeft hij het recht te
eischen, dat spreekster zich aan de regels houdt, maar daar
buiten heeft hij daartoe niet het minste recht. Toen heeft
de Wethouder gezegd, het in de rèorganisatiecommïssie te
zullen bespreken en desnoods statutenwijziging te zullen laten
aanbrengen. Is daar ook besproken een commissie van be
roep, als door spreekster bepleit?
De heer Romijn antwoordt bevestigend; laat mevrouw
Braggaar dit maar aao den heer Vallentgoed vragen.
Mevrouw Braggaar—de Does vraagt of in de reorganisatie-
commissie er dan ook over gesproken is, dat de man in huis
de wasch moet doen. Spreekster heeft het herhaaldelijk in
Maatschappelijk Hulpbetoon bestreden, dat wanneer de moeder
ziek was en niet in staat de wasch te doen de werklooze
man het maar moest doenzij heef t gezegd dat als de heeren
even hun verstand gebruikten, zij toch moesten begrijpen
dat het niet opging, dat vader en zoons voor moeder en
dochters de wasch moeten doen. Allereerst missen zij de
noodige handigheid; dikwijls bestaat die wasch meer uit
vodden; wanneer dit in handen van mannen komt, blijft
van het beetje dat zij hebben niet veel meer over.
Komt de stempelplicht voor ouden van dagen ook ter
sprake in die commissie Op 21 December, dus zeer onlangs,
is het weer voorgekomen, dat een man van 74 jaar, die
thuis een krankzinnige vrouw te verplegen heeft, na her
haalde aanvragen 2.per week steun kreeg en toen ver-
Gcmeentebegrooting Algemeene Beschouwingen.
(Braggaarde Does.)
plicht werd tweemaal per dag te stempelen, terwijl hij toch
bij zijn vrouw moest blijven; toen spreekster hierover op
belde, vroeg de secretaresse haar de zaak haar beloop te
laten gaan, want de man was naar den dokter die advies moest
geven. Gelukkig adviseerde dr. Horst tot vrijstelling van stem
pelen voor dezen man, die zijn krankzinnige vrouw, die 6 weken
voorwaardelijk uit „Endegeest" was ontslagen, thuis moest
verplegen. Wordt dit in de commissie besproken? Wordt in die
commissie besproken, dat een moeder haar kinderen van 8, 10
en 12 jaar des ochtends vroeg (6, uur) uit bed haalt, uit vrees dat
ze, als ze een kwartier te laat komen, geen oud brood meer
krijgendit heeft spreekster ook in Maatschappelijk Hulpbetoon
besproken en het eenige waarvoor men zich interesseert, is
hoeveel brood men kan krijgen voor een dubbeltje. Het is
toch eigenlijk schande, dat een moeder haar kinderen, in
plaats hun de noodige rust te kunnen geven, des ochtends
vroeg uit bed moet halen om oud brood te halen. Verandering
is daarin niet gekomen. De Wethouder zegt: het komt
allemaal in de reorganisatie-com missie. Echter gaat die
commissie daarmede eigenlijk buiten haar boekje. Spreekster
heeft dit aangevoeld en daarom voorgesteld, toen zij het
vorige jaar haar beschuldigingen had geuit, die, dit geeft
zij toe, fel waren, een commissie van onderzoek in te stellen,
toen haar de onjuistheid van haar beschuldigingen werd
verweten. Spreekster had zoo'n idee, dat de motie van de
heeren Wilmer, Beekenkamp en Wilbrink een wig was om
die commissie van onderzoek te keeren.
Toen is de volgende motie aangenomen:
„De Eaad, overwegende,
dat de werkzaamheden van „Maatschappelijk Hulpbetoon"
in dezen tijd zeer uitgebreid zijn;
verzoekt B. en W., een commissie te benoemen, die zal
onderzoeken, of er aanleiding bestaat, om, mede met het
oog op de tijdsomstandigheden, wijziging te brengen in de
werkwijze van „Maatschappelijk Hulpbetoon", welke com
missie ten spoedigste van haar bevindingen rapport uit-
brenge".
Juist met het oog op de uitgebreide werkzaamheden,
maar niet omdat de steunbedragen laag waren en niet
omdat er zooveel misstanden bestonden De heer Eomijn
zal zich wellicht herinneren, dat, toen de heer Karstens
dreigde weg te gaan, er werd gezegd, dat het alleen ging
om het brengen van verandering in de werkwijze, om het
gemakkelijker maken van het werk, omdat de vergaderingen
te lang duurden. Het heette toen, dat met de leden van
Maatschappelijk Hulpbetoon zou worden overlegd en dezen
dan zouden kunnen onderhandelen wat zij zouden doen.
Waar de Wethouder zegt, dat al die dingen in de com
missie zullen worden behandeld, wordt er blijkbaar verder
gegaan en dan had de Wethouder tot den heer Karstens
moeten zeggen, dat dit een reden was om te blijven.
Dat er trouwens niet zoo spoedig verandering zal komen
in de werkwijze, moge blijken uit het feit, dat reeds tot 2
Januari 1934 de vergaderingen van de kleine Commissie
zijn geconvoceerd.
Wat het antwoord van den Wethouder betreft, men had
toch mogen verwachten een weerlegging van het door
spreekster gesprokene, maar niets daarvan. Tot de heeren
Eikerbout en Wilmer heeft de Wethouder gezegd, dat zij
met feiten moesten komen, opdat hij ze zou kunnen weer
leggen, maar aan spreekster, die inderdaad feiten heeft
genoemd, heeft de Wethouder niets, maar dan ook niets
geantwoord. Wel heeft hij gezegd het volkomen met spreek
ster eens te zijn, dat de vergaderingen onmogelijk lang
duren, en hij voegde er aan toe: en dan bezoekt gij ze nog
niet alle. Spreekster begrijpt, dat de Wethouder dat te
goeder trouw heeft gezegd, maar, als hij doet uitkomen,
dat spreekster niet alle vergaderingen bijwoont, waar zij het
recht heeft om te komen en te stemmen, dan is dat niet
juist, want zoolang zij lid van Maatschappelijk Hulpbetoon
is, heeft zij slechts drie keer een vergadering verzuimd, twee
keer wegens ziekte en één keer om een andere oorzaak.
Door de woorden van den Wethouder zou de schijn kunnen
worden gewekt, alsof spreekster van de haar geboden
gelegenheid tot het bijwonen van vergaderingen geen
gebruik maakte. Dit zou in strijd zijn met hetgeen zij voor
staat, n.l. het wekelijks vergaderen.
De Wethouder heeft verwezen naar het reorganisatie-
rapport, maar spreekster meent, dat dat rapport als een
kapstok wordt gebruikt. .i
Over het algemeen laat de Wethouder in Maatschappelijk
Hulpbetoon, wanneer hij daar als voorzitter optreedt,
critische opmerkingen over het optreden van spreekster in
den Eaad achterwege. Zij heeft daarvan inderdaad weinig
last; alleen heeft de voorzitter eens, toen zij bezwaar
maakte tegen het verleenen vari steun in natura en inhou-