1G2 MAANDAG 27 FEBEUAEI 1933. Gemeentcbegrooting Algemeene Beschouwingen. (Braggaarde Does.) moeilijk kan beweren, dat dit niet noodzakelijk is; hij zal zijn eigen kinderen tijdens de vacantie toch ook de voeding niet onthouden; hij weet heel goed dat de ouders van de kinderen, die schoolkindervoeding krijgen, niet in staat zijn daarvoor zelf te zorgen. Zelfs zijn door den heer van Es bestreden de noodzakelijke verbeteringen, die aangebracht moesten worden in het tehuis voor ouden van dagen aan de Kaarsemakerstraat, o. a. een betere badgelegenheid. Eenigen tijd geleden is de heer van Es verder nog bestreden door den heer Koole inzake het wekelijksche schoolbad; tegen de lichtvaardigheid, waarmede de heer van Es deze nuttige instelling in gevaar bracht, moet spreekster] toch een woord van protest laten hooren. Indien de quaestie van het consultatiebureau voor moei lijke kinderen door spreekster plotseling ter sprake was gebracht, had spreekster zich kunnen indenken, dat hij zich vergist had; maar hij heeft alle gelegenheid 6 weken lang, gehad om daarvan terug te komen; nu heeft hij het des avonds wel even trachten goed te maken, maar dat was toch heelemaal absurd. Nu zeide de heer van Es, dat hij van meening was, dat het betrof de spraakgebrekkige kin deren; hij had 6 a 8 weken den tijd om tot inkeer te komen, maar hij kon het wel tusschen de middag- en de avondzitting. Toch moest hij er nog bij zeggen, dat volgens dien hoofd onderwijzer van dit werk weinig uitging. Misschien was deze even goed op de hoogte als de heer van Es; dan hecht spreekster toch aan deze kennis niet veel waarde. De heer Wilbrink stelt voor 300.subsidie. Het is wel wat, maar spreekster moet toch herinneren aan wat die kinderen later aan de gemeente zullen kosten voor ver pleging in verschillende inrichtingen; het is toch beter te voorkomen dan te genezen. Deze vereeniging heeft blijk gegeven van een goed en gezond inzicht, de menschen, die zij tot baar beschikking heeft, zijn tot dit werk in staat; daarom mag men aan dit luttele bedrag van 600.niet tornen en dit niet verminderen tot 300.aan een of twee kinderen haalt men dit geld er al uit; dit kan zeer veel practisch nut hebben. Er is al veel gewonnen, dat de Wethouder sympathiek staat tegenover spreeksters voorstel volgens een onderhoud van spreekster met deskundigen is dit subsidie absoluut noodzakelijk, wil deze vereeniging in de gelegenheid blijven haar werk voort te zetten. Door de tijdsomstandigheden hebben velen, die sympathiek tegenover deze vereeniging en haar werk staan, hun bijdragen helaas moeten intrekken. Ook om de meerdere kosten, die deze vereeniging moet betalen aan de zoo noodige krachten, omdat deze dit werk niet meer geheel gratis doen, acht spreek ster dit absoluut noodzakelijk. In hetgeen de Wethouder zeide, n.l. dat nu de onderhandelingen nog gaande zijn, het moeilijk is om hier daarover te beslissen, ligt waarheid en spreekster neemt er dan ook genoegen mee indien haar voorstel in handen gesteld wordt van het College om praeadvies, maar zij dringt dan aan op den meest mogelijken spoed, omdat die vereeniging het geld hard noodig heeft en omdat door verschillende omstandigheden de aanvrage ook al meer dan een jaar onderweg is. Gezien de sympathie van den Wethouder hiervoor, hoopt spreekster, dat dit prae advies gunstig zal zijn en zoo spoedig mogelijk zal worden uitgebracht. Spreekster komt nu tot de kwestie van Maatschappelijk Hulpbetoon. Wie de houding, verleden jaar door het College en den Eaad aangenomen, en het toen geschrevene in de couranten der tegenstanders van spreekster en haar partij- genooten heeft kunnen nagaan en een vergelijking maakt met de houding en de stemming van thans ten opzichte van hetgeen spreekster dit jaar in het midden heeft gebracht, zal moeten toegeven, dat, ofschoon zij ditmaal in denzelfden geest heeft gesproken als ten vorigen jare, er in dezen toch wel iets is veranderd. Hoorde men verleden jaar uitingen als: onjuistheden, verdachtmakingen, woorden van laag allooi, satanisch, bewust misleidend, thans niets van dat alles; thans woidt slechts eeu diep stilzwijgen bewaard. Mag spreekster daaruit afleiden: wie zwijgt stemt toe? Is men zoozeer overtuigd, dat hetgeen zij verleden jaar heeft gezegd de waarheid was, dat men er nu over heeft gezwegen? Is dat het geval, dan is zij er zeker van, dat er verbetering is te verwachten, en dan heeft zij de overtuiging, dat haar werk niet tevergeefs is geweest. Er volgt dan echter ook uit, dat zij recht heeft op rehabilitatie. Men heeft er echter blijkbaar niet aan gedacht, ofschoon de gelegenheid ten volle heeft bestaan, om de verleden jaar tegen haar geuite be schuldiging van misleiding terug te trekken. De Voorzitter is begonnen met de beschermende hand uit te steken over den Wethouder. Hij zeide, dat men zoo tekeer was gegaan tegen den Wethouder van Sociale Zaken en dat dit toch eigenlijk niet te pas kwam, terwijl hij verder naar Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen. (Braggaarde Does.) voren bracht de buitengewone collegiale verhouding tot en de goede samenwerking met den heer Eomijn. Niemand der Eaadsleden heeft een en ander in twijfel getrokken; ér is zelfs niet over gesproken. De Voorzitter is zelfs verder gegaan en heeft verklaard, dat voor het optreden van den Wethouder voor Sociale Zaken eigenlijk het geheele College aansprakelijk was, maar als dat zoo is, dan had spreekster op de door haar gestelde vragen een antwoord van het College verwacht. Zij heeft dat echter niet gekregen. Zij heeft geschetst, hoe de Wet houder tegen haar is opgetreden en heeft getracht haar per soonlijke vrijheid aan banden te leggen en nu zij heeft vernomen, dat het een zaak is, niet van den Wethouder alleen, doch van het geheele College, had zij verwacht, dat het College zou mededeelen, hoe men er toe is gekomen en hoe het College dat in bescherming kan nemen. Spreekster vraagt, of het College ooit klachten heeft ont vangen over haar werk in Maatschappelijk Hulpbetoon, of zij zich ooit aan haar plicht heeft onttrokken, of zij klakkeloos besluiten heeft genomen, welke tevoren niet waren over wogen. Het is waar, zij heeft niet altijd ja en amen gezegd, zij is meermalen ingegaan tegen hetgeen werd voorgesteld, zij is niet het gemakkelijkste lid, maar men houde het haar ten goede, dat zij zegt, dat zij het niet in haar eigen belang doet, doch voor de zaak, welke zij dient. Het heeft spreekster verwonderd dat, hoewel de bespre kingen in het teeken van de crisis hebben gestaan, niemand van de Eaadsleden buiten haar fractie over het werk van Maatschappelijk Hulpbetoon heeft gesproken. De heeren Wilmer en Wilbrink hebben haar optreden onlogisch en ontactisch genoemd; zij meenden, dat hetgeen zij in het midden had gebracht hier niet op zijn plaats was. Zij komt daarop straks nog terug, maar vooraf wil zij er op wijzen, dat zelfs de heer Knuttel in zijn eerste betoog niet eens de moeite heeft genomen over het werk van Maatschappelijk Hulpbetoon te spreken. Spreekster mag toch niet onder stellen, dat hij het eens is met alles wat in Maatschappelijk Hulpbetoon gebeurt? De eenige gelegenheid, welke men krijgt om over deze zaak te spreken, n.l. bij de Algemeene Beschouwingen over de begrooting, moet men, naar spreek ster meent, direct benutten en men moet niet afwachten wat de andere Eaadsleden zeggen. Het zwijgen van den heer Knuttel heeft haar te meer verwonderd, waar men door zijn menschen Maatschappelijk Hulpbetoon zoo vaak hoort afbreken. Verder wil spreekster er op wijzen, dat niet alleen de modern denkende arbeiders de hulp van haar en haar fractie- genooten komen inroepen en de houding van dezen goed keuren, maar ook Christelijke arbeiders bij haar voorlichting komen vragen. Zij wil even voorlezen wat een Christelijke arbeider haar schrijft. Het luidt als volgt: „Langs dezen weg wil ik Tl gaarne mijn dank betuigen voor Uw werkzaamheden in het belang van ons arbeiders in het algemeen, maar wel in het bizonder met de kwestie van Maatschappelijk Hulpbetoon. Gij hebt met deze kwestie in den Eaad te brengen de slapenden wakker gemaakt, zoodat er nu meerdere activiteit en belangstelling is gekomen ten opzichte van deze door ons zoo gevreesde instelling. De door U genoemde schande lijke feiten zijn niet weerlegd geworden, ook niet door het handige advocaten-betoog. De Wethouder trachtte te pleiten voor een half-verloren zaak. Overigens een betoog zonder practischen zin om verandering te brengen in de huidige situatie. Verder weet ik, nu de motie Eikerbout geen steun vond ter rechterzijde, wat mij bij de komende verkiezingen te doen staat. Voorts hoop ik, dat gij U van het beruchte adres niet veel aan zult trekken, daar gebleken is, dat de inhoud onge motiveerd en laag is. Daartegenover staat de dank van allen, die hun geweten mee laten spreken, ook wanneer het geldt ellendigen en nooddruftigen te helpen. Nu wat betreft het a. b. c. der chr. liefde en barmhartigheid, geloof ik, dat gij lang nog geen slecht figuur maakt tegen over onze chr. vertegenwoordigers in den Eaad. Ook zij hebben het eigenlijk nog niet verder gebracht dan het a. b. c., want hun ideale hulp is eigenlijk een broodje of een emmertje soep, maar dat gaat nu niet meer." Dit schrijven is geteekend: „Een chr. georganiseerde werklooze". Zooals deze christelijk georganiseerde arbeider spreekt spre ken er meermet het oog op de Armenwet moet men weten van welke richting zij zijn. Ook de raadsleden weten dit maar al te goed. Vandaag nog kreeg spreekster een brief van een christelijken arbeider, die zich tot haar wendde om hulp voor een ander, voor wien hij hulp meende te moeten ver wachten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 10