VRIJDAG 17 FEBRUARI 1933. 137 Gcmeentebegrooting Algemcenc Beschouwingen. (Splinter e.a.) Het heeft spreker verbaasd, dat de heer Kooistra thans niet heeft voorgesteld, gelijk hij andere jaren heeft gedaan, een gemeentelijke woningbeurs te stichten. In Rotterdam Heeft men, zooals ook in andere plaatsen is geschied, de woning- beurs opgeheven. Spreker wijst hierop om aan te toonen, dat dit nietnoodig is. Al is het voorstel-Kooistra nog zoo simpel, om het uit te voeren zou men alle woningen moeten laten opnemen; ge gevens heeft de gemeente niet. De heer Kooistra zegt, dat de heer Splinter, omdat hij de gegevens niet heeft, ze moet zien te krijgen. De heer Splinter heeft daarvoor menschen noodig; dit zou meer kosten dan het waard is. In de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 23 October 1932 leest spreker betreffende de woningbeurs in Rotterdam «Afgescheiden daarvan kan het nut van een woningbeurs voor woningzoekenden niet hoog worden aangeslagen. De bureaux van de gemeentelijke Woningstichting en van woning- vereenigingen, die groote aantallen woningen administreeren, vormen reeds centrale punten, waar omtrent het beschikbaar zijn van woningen inlichtingen kunnen worden verkregen". Wat men in Leiden nu het laatste jaar gedaan heeft met betrekking tot de telling van de vereenigingswoningen, stelt het College van Rotterdam nu voor, hoewel het verleden jaar niet deugde. Verder leest spreker: »De noodige gegevens omtrent den toestand op de woning markt zullen naar hun meening te dezer stede ook zonder een woningbeurs door de bestaande diensten in normale be zetting kunnen worden verschaft." Het gaat dus niet aan, hiervoor weer een paar duizend gulden uit te geven; bovendien heeft het absoluut geen zin, omdat men, als men een woningclassificatie heeft, ook een woningstatistiek moet hebben. Wat bedoelt de heer Knuttel met lid d van zijn motie tot huurverlaging voor arbeiderswoningen, luidende: »d. Door gemeentelijken bouw op ruime schaal zorg te dragen voor een veranderde verhouding tusschen vraag en aanbod."? Bedoelt hij daarmede, dat het aanbod zoo groot moet zijn, dat er woningen zullen leegkomen van particulieren Wanneer dus eerst de huurders overgaan van particuliere naar gemeente en vereenigings-woningen dat is toch de strekking hier van dan zullen de huren van de particuliere huizen moeten zakken, maar dan dalen ook weer de huren van vereenigings- en gemeente-woningen; en dan wil de heer Knuttel de huren nog weer verder laten dalen. Spreker hoopt, dat de Raad zoo verstandig zal zijn om niet op de motie-Knuttel in te gaan. Inzake het brengen van de Woningstichting onder gemeente- beheer, door den heer Kooistra voorgesteld, herhaalt spreker hetgeen hij reeds eerder aanhaalde uit Ingekomen Stuk No. 277 van 1923: «Wij achtten het niet wenschelijk, dat de gemeente zelf rechtstreeks het beheer zou voeren, aangezien, naar onze opvatting, deze daartoe minder aangewezen is. Speciaal de omstandigheid, dat de huurders in het eerste geval te doen hebben met een, in zekeren zin, buiten de gemeente-administratie staande instelling, en de exploitatie derhalve niet het karakter van een overheidsbedrijf krijgt met de daaraan vooral in casu verbonden nadeelen, leidde ons bij deze overwegingen." Dit argument is thans nog even onverzwakt van kracht. Volgens den heer Kooistra moet er een soepele regeling toe gepast worden en doet deze stichting dit niet, waarbij hij op de uitzettingen wijst. Hij erkent, dat de toepassing soepeler is geweest, maar hij vergeet mede te deelen, dat over 1932 geen enkele uitzetting heeft plaats gehad. Zoo soepel was nu de toepassing door de Woningstichting. De zaak wordt goed en zuinig beheerd, zooals het behoort; ook de bouwver- eenigingen doen dat; spreker heeft juist van den heer Schüller gehoord, dat er heel wat goeds bij de bouwvereenigingen is. Wat het voorstel van mevrouw de Cler tot stichting van woningen voor ouden van dagen betreft, schijnt mevrouwde Cler veranderd te zijn van idee inzake de stichting van een gemeentelijk tehuis voor ouden van dagen, daar zij nu woningen voor die menschen wil doen bouwen. Mevrouw de Cler sprak in dit verband van menschen van 50 a 60 jaar, die zoo gaarne in een eigen woning vertoefden; toen dacht spreker: als die al oud zijn, ben ik het ook; dan behoor ik dus ook al in die woningen voor ouden van dagen. Spreker heeft reeds eerder als zijn meening te kennen gegeven, dat hij het niet zoo erg vindt, wanneer die menschen gingen naar gods dienstige inrichtingen; als sociaal-democraat behoeft men toch niet afkeerig te staan van een godsdienstige gezindte. Er zijn zelfs sociaal-democratische predikanten; spreker heeft den heer Kooistra b.v. ook wel eens in de Remonstrantsche Kerk gezien onder gehoor van ds. Tjalsma en prof. Heering. Gemeentebcgrooting Algemeene Beschouwingen. (Splinter.) Door die godsdienstoefeningen te bezoeken, zullen die menschen toch geen kwaad leeren. Vooral in deze financieel moeilijke tijden acht het College geen termen aanwezig om te bevorderen, dat van gemeente wege de stichting van woningen voor ouden van dagen wordt ter hand genomen. Mevrouw de Cler heeft ook niet gezegd, hoe groot het aantal woningen moest zijn. Bij hun jaarlijksch bezoek aan het gereformeerde oude-Iiedenhuis aan de Heerengracht, hebben de Burgemeester en spreker aan de regenten gevraagd, of zij ook aanvragen ontvingen van getrouwde paren, die afzonderlijk wilden wonen, op welke vraag de regenten antwoordden, dat zij gaarne daarbij hun medewerking zouden willen verleenen, maar dat zij tot nog toe geen aanvrage hadden ontvangen. Het gesticht zou veel meer ouden van dagen kunnen huisvesten dan er op hèt oogenblik zijn. Spreker zou dan ook mevrouw de Cler in overweging'willen geven om, indien zij meent, dat er op dit gebied nog iets te doen is, in overleg te treden met de regenten van de gestichten, die graag willen, dat van de gestichten wordt gebruik gemaakt door de ouden van dagen, ook door de getrouwde paren. Indien overeenkomstig het voorstel van den heer Schüller de bouwgrond, welke bebouwd zal worden met arbeiders woningen door de woningbouwvereenigingen, tegen een lageren dan den kostenden prijs door de gemeente beschikbaar gesteld zou worden, zou de gemeente een verkapte subsidie aan deze vereenigingen geven. Wel bestaat bij Burgemeester en Wethouders de gedachte, tot verlaging van den canon te komen door de prijzen van de gronden dooreen te berekenen. Spreker heeft daaromtrent nog niet de juiste gegevens van Bouw- en Woningtoezicht gekregen. Spreker begrijpt niet, hoe de heer Schüller kan komen tot de opmerking, dat de woningbouwvereenigingen niet aan de hoofdverkeerswegen kunnen bouwen. »De Eendracht, »üns Doel", »de Goede Woning" en «Ons Belang" hebben alle aan goede wegen (o. a. den geheelen Lagen Rijndijk) gebouwd. De heer Schüller merkt op, dat het uitbreidingsplan daaraan een einde maakt. De heer Splinter zegt, in verband met de desbetreffende opmerking van den heer Schüller, dat alle arbeiderswoningen, die op het oogenblik gebouwd zijn, geen grootere oppervlakte hebben dan 50 M2. Op een stuk grond van 50 Mz. kan men een behoorlijke arbeiderswoning bouwen. Wil de heer Schüller, dat de oppervlakte 100 M2. zal zijn? De heer Schüller vraagt iets anders en iets meer voor een arbeider dan een woning, die op 50 M2. kan gebouwd worden. De arbeider werkt er voor en hij, die niet werkt, heeft een grootere woning. De heer Splinter heeft heel zijn leven moeten werken en woont nog in een vrij kleine woning. De heer Schüller zou gaarne willen, dat alle arbeiders zoo'n kleine woning als die van den heer Splinter bewoond hadden. De heer Splinter zegt, dat het inderdaad niet een groote woning is. Spreker zou nog een heelen tijd kunnen praten over de vraag, wat groot en wat klein is, en is bereid daar over te debatteeren. De heer Kooistra: In de Gehoorzaal! De heer Splinter doet het daar liever niet, omdat hij die zaal niet kan overschreeuwen. Spreker zegt den heer Eikerbout toe, met een afzonderlijk voorstel tot verbreeding van de Plantage te zullen komen, als het Levendaal niet wordt gedempt. Aan den toestand in de 3-Octoberstraat, wat betreft de plaatsing van de boomen en de ruimte, die zij in beslag nemen, zal spreker zijn aandacht schenken. Spreker komt thans tot de beantwoording van de inter pellatie van den heer Schüller. Spreker zag er absoluut niet de noodzakelijkheid van in het antwoord van Burgemeester en Wethouders van te voren aan den heer Schüller ter inzage te geven. Dit antwoord is zoo eenvoudig, dat de heer Schüller zijn wederwoord gereed kan hebben, wanneer hij aan de beurt is om te repliceeren. ïn antwoord op de eerste en de tweede vraag deelt spreker mede, dat een bekendmaking als in vraag 1 bedoeld, niet heeft plaats gehad.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 7