132 VRIJDAG 17 FEBRUARI 1933. Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen. (Splinter.) De opmerking van den heer Schüller, dat hij in de Com missie van Fabricage steeds tegengewerkt wordt door den Directeur der Gemeentewerken, is voor spreker onbegrijpelijk. In de commissie worden onder sprekers voorzitterschap de zaken altijd op een zakelijke en vriendschappelijke wijze besproken. Indien de heer Schüller dit ontkent, staat spreker daarvan perplex. Dat de heer Schüller wel eens ontevreden is, als hij niet krijgt wat hij gaarne zou wenschen, begrijpt spreker best, maar dat is geen reden om te zeggen, dat hij in de Commissie van Fabricage wordt tegengewerkt. Ook de tegen werking door den directeur moet spreker ten sterkste ontkennen; de directeur is altijd in alle opzichten bereid de meest mogelijke inlichtingen te geven. Nu is de heer Schüller zeer boos ge worden, omdat de directeur zijn laatste verzoek niet heeft ingewilligd, om gegevens die hem in staat zouden stellen precies te weten de hoeveelheden steenen, puin, zand, grint, trottoir band, tegels, enz., kortom alles wat bij straatwerk noodig is, die vervoerd zijn. Waar de rekeningen van Gemeentewerken, als ze geverifieerd zijn, natuurlijk naar den Gemeenteontvanger gaan, was het voor den directeur, hoewel het mogelijk was, zeer moeilijk, om aan het verzoek van den heer Schüller te voldoen. Hij heeft hem toen echter een beleefden brief geschreven, dat de totale uitgaven waren geweest 10.893.70 en dat hij hoopte, dat de heer Schüller zelf daaruit wel zou kunnen afleiden de grootte van het vervoer, aangezien de beantwoording van de door den heer Schüller gestelde vragen aan één ambtenaar meer dan een week arbeid zou kosten. De heer Schüller schreef toen aan den directeur, dat hij die inlichtingen eischte en dat de boekhouding niet deugde, indien een ambtenaar voor een dergelijke zaak een week werk noodig had. Spreker heeft toen den directeur op diens vraag aangeraden den heer Schüller schriftelijk te verzoeken deze zaak nog eens te brengen in de Commissie van Fabricage. Spreker had toch niet reëeler en zuiverder kunnen handelen. Daarop heeft de heer Schüller weer geantwoord, dat hij als Raadslid en als lid van de Commissie van Fabricage er recht op had die ge gevens te krijgen. Spreker heeft daarop den heer Schüller in een persoonlijk onderhoud laten zien, welke moeite het zou kosten het werk, dat hij wenschte, te doen verrichten en getracht hem te overtuigen, dat het meer zou kosten dan 2 dagen, zooals de heer Schüller meende, waarop hij zeide: doe er dan nog maar een dag bij. Toen heeft spreker gezegd, dat er niets te verbergen was, want het komt er uitsluitend op neer, dat de heer Schüller dat dacht. Spreker heeft vervolgens gezegdals U dan zoo'n prijs stelt op die gegevens, dan stel ik mijn kamer dispo nibel en komt U bet dan zelf eens uitzoeken. Spreker heeft deze zaak ook in de Commissie van Fabricage besproken; ook die was van meening, dat een dergelijk verzoek niet mocht worden ingewilligd, omdat dit de administratie zou overbelasten. Spreker betwist dus ten sterkste, dat er van eenige tegen werking sprake is en dat de bewering van den heer Schüller absoluut onjuist is; veeleer mag hij zeggen, dat de directeur den heer Schüller in alle opzichten zooveel mogelijk is tegemoet gekomen. Overeenkomstig hetgeen de heer Tepe gezegd heeft, zijn er op het oogenblik 4 werklieden in tijdelijken dienst aan gesteld, die volgens den heer Schüller nu reeds een vaste aanstelling moeten ontvangen, maar die volgens spreker moeten wachten tot het reorganisatierapport betreffende den straatmakersdienst is behandeld. Wat de bevordering van den schilder Harland betreft: de directeur heeft het rapport bij het College ingediend, maar het College heeft nog geen beslissing genomen. Wat men in andere gevallen ziet gebeuren, doet zich ook voor in het geval van den magazijnknecht: degene, die graag benoemd wil worden in een vacature, wil, zoodra hij benoemd is, meer salaris hebben. De magazijnknecht, over wien de heer Schüller sprak, is in de vierde loongroep geplaatst. De functie behoort tot die groep, zoodat er geen aanleiding was om dezen man te bevorderen. Alleen op grond van bijzondere on/standigheden zou bevordering tot de vijfde loongroep kunnen plaats hebben. Bij de afdeelirig Plantsoenen zijn dezen winter zes tuinlieden op arbeidsovereenkomst ontslagen, omdat er geen productief werk meer voor hen was en niet, omdat men zooals de heer Schüller zei op deze afdeeling wilde bezuinigen. Spreker is het niet eens met den heer Schüller, dat de plantsoenen er slecht zouden uitzien. Het College heeft ver leden jaar een tocht door de gemeente gemaakt om de plant soenen te bekijken en Burgemeester en Wethouders waren eenparig van meening, dat de plantsoenen goed worden onderhouden. Ook de deskundige, de heer Bouwer, zegt in zijn rapport omtrent den dienst van Plantsoenen, dat de plantsoenen in Leiden niet slecht zijn. Dat is heel wat anders dan de heer Schüller heeft gezegd. Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen. (Schüller e.a.) De heer Schüller heeft dat ook niet gezegd. De Wethouder verdraait sprekers woorden. Wat spreker heeft gezegd, heeft hij zwart op wit voor zich. De heer Splinter moet steeds hooren, wanneer hij den heer Schüller bestrijdt, dat hij diens woorden omdraait. De heer Schüller heeft de opmerking gemaakt, dat de commissieleden het zeggen. De heer Splinter heeft uit den mond van den heer Schüller opgeteekend, dat naar diens meening de plantsoenen door het nemen van de bezuinigingsmaatregelen slecht zouden worden. De heer Schüller: «Zouden worden" en niet »zijn". Daar heeft men het al! De heer Splinter hoopt, dat de heer Schüller zich nu eens kalm houdt. De heer Schüller zal den Wethouder echter direct op een leugen attrapeeren. De heer Splinter zegt, dat de heer Schüller gisteren zooveel leugens gesproken heeft; toch is spreker hem met geen enkele interruptie in de rede gevallen en spreker verwacht, dat de heer Schüller dit nu ook niet doet. De heer Schüller heeft ook geen onjuistheden gezegd; dat doet de heer Splinter wel en dan moet spreker ze direct aan de kaak stellen. De heer Splinter had zich voorgenomen, en andere leden hebben dat ook aangeraden, den heer Schüller niet in de rede te vallen. Spreker meent zich gisteren in dit opzicht kranig te hebben gedragen. Spreker zegt, dat het reorganisatierapport voor den plantsoen dienst niet zoo spoedig uitkomt als spreker dit wel zou wenschen. Het rapport-Bouwer is 5 Mei 1931 ingekomen, 21 Juni 1932 in de Commissie van Fabricage behandeld. Vervolgens heeft het gecirculeerd bij het College, dat, met het oog op de ingrijpende maatregelen, die worden voor gesteld, meende toch nog meer inlichtingen te moeten hebben; die inlichtingen zijn gevraagd aan den Directeur der Gemeente werken, doch tot op heden nog niet ontvangen. Het College kan er dus verder ook niets aan doen, dat de reorganisatie van den plantsoendienst nog niet aan de orde is; een ernstige zaak moet men ook ernstig bestudeeren; men mag niet met een voorstel in den Raad komen, alvorens het van alle kanten goed bezien is. De heer Schüller heeft gisteren zooveel cijfers genoemd, dat zelfs de stenograaf hem niet kon bijhouden. Spreker zal op die cijfers niet ingaan. Inzake het ledigen van de beerputten heeft de heer Schüller gevraagd naar het praeadvies, dat nog altijd uitgebracht moet worden op het voorstel-H uurman. Maar bij de behandeling van deze zaak in de Commissie van Fabricage heeft de heer Schüller zelf voorgesteld om den voorsteller zelf daarover nog eens advies te doen uitbrengen; het is toen in handen gesteld van den voorsteller, maar daarvan heeft spreker nog niets naders gehoord. Spreker erkent, dat het op het oogenblik geen bevredigende toestand is. Er is wel eens over gedacht om in samen werking met den Reinigingsdienst voor het ledigen van de beerputten een putzuigmachine aan te schaften, maar de vraag is natuurlijk hoofdzakelijk, of die machine productief zou kunnen worden gemaakt. Nu het voorstel-Schüller tot samenvoeging van Stads ontwikkeling en Bouw- en Woningtoezicht. Spreker zou kunnen verwijzen naar het uitvoerige betoog, dat hij daarover verleden jaar heeft gehouden. Het College acht de voorgestelde samenvoeging niet de gewenschte oplossing. De dienst van Bouw- en Woningtoezicht heeft een contro- leerende taak, welke geheel verschilt van de taak van den dienst van Stadsontwikkeling. De samenvoeging der diensten zou niet tot bezuiniging leiden. Het gevolg er van zou zijn een uitbreiding van het personeel, waartegenover niet staat een evenredige inkrimping van het personeel bij Gemeente werken. Spreker zou er dan ook veel meer voor gevoelen de diensten van Bouw- en Woningtoezicht en Gemeentewerken samen te voegen. Spreker heeft den heer Schüller in de Commissie van Fabricage geenerlei toezegging gedaan. Spreker heeft daar alleen gezegd: laat de heer Schüller eens een voorstel in de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 2