148
VRIJDAG 17 FEBRUARI 1933.
Gemecntebegrooting Algemeene Beschouwingen.
(Romijn e.a.)
kregenin pais en vreê is spreker weggegaan. Hij is zich
niet bewast ten aanzien van een christelijke organisatie iets
gedaan te hebben, dat niet in den haak en niet zuiver was.
Anderzijds heeft spreker nooit of te nimmer iets gehoord
van de vertegenwoordigers van de christelijke organisaties,
die spreker herhaaldelijk spreekt, dat hij in verzuim of nalatig
was iets te doen wat hij moest doen. Voor critiek is spreker
niet bang; die hoort hij gaarne; hij gevoelt zich niet zoo oud, dat
hij nog niet zou kunnen leeren, maar laat men hem dan zeggen,
waarin hij mistast; dan kan hij zien of hij het kan verhelpen.
De heer van Stralen heeft spreker een persoonlijke opmerking
gemaakt; spreker zou geen sociaal gevoel en geen sociaal
inzicht hebben. Spreker weet niet wat de heer van Stralen
daaronder verstaat. Spreker accepteert echter geen verwijten
van den heer van Stralen, want deze is wel het minst gerechtigd
om aanmerkingen te maken; wanneer het volgens hem niet
goed gebeurt, is dit aan hem zelf te wijten, omdat hij hier
had moeten gaan zitten. De heer van Stralen behoorde hier
te zitten; spreker stelt er prijs op nadrukkelijk te verklaren,
dat hij hier zuiver en alleen zit als zaakwaarnemer van de
S.D.A.P. Men zegt, dat spreker het slecht doet; laat de heer
van Stralen het dan zelf doen. Op den eersten kik, dien hij
geeft, en het eerste raadsbesluit, dat dit bevestigt, staat spreker
op en laat bij den stoel voor den heer van Stralen vrij. Wan
neer de heer van Stralen op spreker critiek uitoefent, dan
zegt hij tot hem en over zijn hoofd heen tot zijn volgelingen
U hebt geen recht op critiek te oefenen, want u hebt het
zelf te doen. Als de heer van Stralen zoo voor dewerkloozen
opkomt en zoo'n sociaal gevoel heeft, laat hij dan toenen, dat
hij het zelf kan.
De heer van Stralen zegt, dat de heer Romijn een gevan
gene is.
De heer Romijn zegt, dat die elf heeren spreken van
«gevangene", terwijl zij niet eens naar eigen inzicht mogen
stemmen. Het is de fractie, welke uitmaakt hoe zij moeten
stemmen. Spreker begrijpt niet, dat zij zich niet schamen
om het wcord «gevangene" te bezigen. Hij herhaalt, dat hij
bij den eersten kik, welken de heeren geven, opstaat en de
heeren zijn plaats kunnen innemen! In ettelijke gemeenten,
waar de sociaal-democraten een kleiner aantal Raadsleden
hebben dan hier ter stede, nemen zij met pleizier zitting in
het College. Indien de kiezers in de S. D. A. P. zooveel ver
trouwen stellen, dat deze bijna een derde gedeelte van de
macht heeft, dan is zij verplicht dat een derde van de macht
uit te oefenen. Daarom zitten haar vertegenwoordigers in den
Raad en hebben dezen de rechten, welke hun als Raadsleden
zijn toegekend. Al de critiek, welke van die zijde op het
sociaal beleid van het gemeentebestuur wordt uitgeoefend,
heeft tot Burgemeester en Wethouders niets te zeggen. Als
die heeren meenen het beter te kunnen doen, kunnen zij
achter de groene tafel gaan zitten.
Ten einde te laten zien, hoe de heer van Stralen meent
zijn sociaal inzicht te moeten toepassen, wil spreker het
is misschien ondeugend van hem het volgende voorbeeld
aanhalen. In een kas-reglement staat een bepaling, dat iemand,
die drie jaren kastrekker is geweest, volgende jaren niet
meer voor een kasuitkeering in aanmerking komt. Dat heeft
de heer van Stralen op 15 December 1932 ontdekt, terwijl
toch zijn sociaal inzicht had moeten meebrengen, dat hij
hij is op dit terrein veel meer thuis dan spreker eerder
de aandacht vestigde op die bepaling, waarvan het ge
volg is, dat de betrokken personen, als zij in de gemeen
telijke steunverleening komen, niet volgens de eerste norm
kunnen worden gesteund, maar volgens de tweede norm
steun moeten ontvangen. Als kasbeheerder, als bestuurder
eener organisatie had hij moeten zorgen, dat die bepaling uit
het kas-reglement verwijderd werd. Dat doet hij niet. Het
eertige wat hij doet, is een briefje schrijven aan het gemeen
tebestuur, houdende verzoek, of de gemeente die menschen wil
uitkeeren volgens de eerste norm. De gemeente moet het maar
betalen 1 Zoo is het sociaal inzicht van den heer van Stralen
Spreker komt thans tot de zaak zelve. Hij heeft dan in de
eerste plaats iets te zeggen over den werkloozensteun. Dien
aangaande heeft de heer Knuttel een voorstel ingediend,
strekkende om de gemeente zich te doen los maken van de
rijksregeling, daarmede uitsprekende, dat zij de beperkingen,
die de Rijksregeering voortdurend oplegt, afwijst. Die zaak
is uit en te na in den Raad besproken. Er is een aparte
zitting van den Raad aan gewijd en deze heeft tenslotte de
Rijksregeling, waarvan de merites nauwkeurig zijn bekeken,
aanvaard. De Raad heeft dat gedaan om financieele redenen
en men mag van spreker niet verwachten, waar de Wet
houder van Financiën er in het geheel niet over gesproken
heeft, dat hij zal uiteenzetten, welke die financieele redenen
Gemeentebcgrooting Algemeene Beschouwingen.
(Romijn e.a.)
waren. Hij verwijst daarvoor naar de destijds gevoerde
debatten, waaruit de Raadsleden de argumenten kunnen
putten om te overwegen, of het verstandig is hun stem aan
het voorstel van den heer Knuttel te geven.
Voorts heeft de heer van Stralen een tweetal voorstellen
ingediend, het eerste strekkende om den Minister té verzoe
ken goed te vinden, dat de rijksregeling voor Leiden gelijk
wordt aan die voor andere groote plaatsen, en het tweede,
strekkende om de toepassing van de tweede norm tijdelijk
buiten werking te stellen.
De heer Wilbrink wees er reeds op, dat die beide voorstel
len niet zoo gevolgd kunnen worden. Men kan voor het eerste
stemmen, maar dan dient men verder af te wachten, wat dat
verzoek oplevert, maar het gaat niet aan beide verzoeken te
doen, omdat het eerste het tweede in zich sluit. Door invoe
ring hier van de steunregeling, die ook voor de groote
plaatsen geldt, vervalt automatisch de tweede norm. In zoo
verre is het juist, dat dit tweede voorstel absoluut overbodig
is en verder in het geheel geen zin heelt.
De heer van Stralen motiveert dit voorstel door als volgt
te redeneeren: dan zal het College met klem bij den Minister
betoogen, dat het hier verkeerd is; dit zal deze dan niet
alleen van Leiden, maar ook van vele andere gemeenten en
van verschillende vakorganisaties, vakcentrales enz. hooren;
wanneer de Minister het van zoovele kanten hoort, zal hij
langzamerhand wel overtuigd raken, dat het de waarheid is.
Het was verreweg het verstandigste, als de heer van Stralen
hier was gaan zittendan had hij met veel meer overtuiging
en veel meer sociaal gevoel dit bij den Minister kunnen
uiteenzetten en argumenteeren dan spreker, die volgens hem
geen sociaal inzicht en geen sociaal gevoel heeft.
De heer van Stralen zegt, dat als hij wethouder was, dit
inderdaad zou gebeuren.
De heer Romijn zegt, dat de heer van Stralen het echter
niet wordt omdat zijn fractie het verbiedt. Hij is de gevangene
van zijn fractie.
Bij het voorstel tot aanvaarding van de rijksregeling heeft
de heer Wilbrink gevraagd, of het niet verstandig zou zijn
om te trachten contact te zoeken met wethouders van soort
gelijke plaatsen als Leiden om te trachten aldus een meer
geregeld overleg met den minister mogelijk te maken en om
in die commissie eens te kunnen bespreken de verschillende
vraagstukken en wenschen, die bij de vel schillende gemeente
besturen leven. Dat advies van den heer Wilbrink vond geen
doovemansoorspreker heeft daarmede inderdaad rekening
gehouden en die zaak eens met collega's van hem, zooals
b.v. den Wethouder van Arnhem, in de vergaderingen van
de crisis-comité's besproken; toen bleek hem, dat eenzelfde
actie al gaande was bij de Vereeniging van Nederlandsche
Gemeenten. Daarop was door verschillende plaatsen diezelfde
aandrang uitgeoefend; spreker heelt toen gemeend te moeten
afwachten wat die vereeniging in deze zou bereiken. Sinds
betrekkelijk korten tijd nu bestaat er een contact-commissie
voor steunverleening en werkverschaffing, waarin zitting
hebben vertegenwoordigers van de gemeenten Bussum, Hooge-
zand en Tilburg en door den Minister aangewezen, enkele
ambtenaren van zijn departement, speciaal belast met deze
aangelegenhedende vertegenwoordigers van die midden-
groote gemeenten in die commissie hebben ook zitting in de
adviescommissie van de Vereeniging van Nederlandsche Ge
meenten, die permanent de gemeentebesturen op de hoogte
houdt van wat voor hen belangrijk is. Die wensch is op het
oogenblik dus in vervulling gegaan; men heeft contact. Ik
zit er niet in, zegt de heer van Stralenwas hij hier gaan
zitten, misschien had hij er in gezeten. Sprekers sociaal
gevoel en sociaal inzicht zijn geheel verkeerd; hij zit in alle
verkeerde commissies en juist niet in de goede; spreker kan
het niet helpen; het is het verstandigste van hem om het
niet te doen en het over te laten aan bevoegder krachten.
Die commissie is er dus en het contact vindt plaats. Spreker
weet, dat in die commissie wel degelijk zal worden gesproken
over die kwestie van de tweede norm en dat ook de ver
schillende andere aangelegenheden daar onder het oog zullen
worden gezien. Daarom verdient het aanbeveling het voorstel
van den heer van Stralen niet aan te nemen.
Spreker heeft daarvoor trouwens nog een tweede reden.
Het is vreemd, maar de sociaal-democraten vinden hetgeen
er is altijd verkeerd, maar als zij iets willen hebben, willen
zij het steeds in dienzeltden vorm, welke verkeerd is. Spreker
kan een parallel trekken tusschen den Minister, en de ge
meentebesturen eenerzijds, den Dienst van Sociale Zaken en
de verschillende vakorganisaties anderzijds; hij kan die gelijk
stellen. De gemeente heeft rekening te houden met wenschen
van den Minister in verband met bestaande voorschriften en