VRIJDAG 17 FEBRUARI 1933. 143 Gemeentebegrooting Algemcene Beschouwingen. (Goslinga e.a.) de Reede, dat de herclassificatie in de begrooting verwerkt is. De cijfers in de begrooting worden gecompenseerd door 73 opcenten, waarvan de opbrengst per opcent is geraamd op ƒ5.600. Spreker zal het dus nog eens met den chef van de afdeeling Financiën bespreken. De heer de Reede zal er evenwel geen genoegen mee nemen vermoedelijk, om het zoo te laten staan. Spreker ziet daarin formeel geen bezwaar, omdat het formeele besluit dan toch in April valt. Het kan evenwel, dat de heer de Reede daartegen formeele bezwaren heelt en dat daartegen bezwaar is uit hoofde van de begrootingsvoor schriften. De heer de Reede is niet bang voor den Wethouder, maar voor Gedeputeerde Staten, dat die de gemeente er aan houden. De heer Goslinga zegt, dat dat dan in de begrooting ver anderd moet worden. Spreker verzoekt hier zijn rede te mogen onderbreken. De Voorzitter heelt daartegen geen bezwaar en schorst vervolgens de vergadering tot des avonds te 8 uur. Voortzetting van de geschorste openbare vergadering van 13 Februari 1933 op Vrijdag 17 Februari 1933, des avonds te 8 uur. Afwezig zijn thans de heeren van Rosmalen en Simonis. Voortgezet worden de Algemeene Beschouwingen over de begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor den dienst 1933. De heer Goslinga zet zijn rede voort en zegt thans eenige beschouwingen te willen wijden aan het voorstel van Burge meester en Wethouders, strekkende tot het sluitend maken, zoowel van de begrooting voor 1932 als van de begrooting voor 1933 door de voorgestelde manipulaties ten aanzien van de afschrijvingspolitiek der stedelijke fabrieken voor gas en electriciteit. Dit voorstel heeft nog al bestrijding uitgelokt van de zijde van de heeren de Reede en Bosman, waarbij het den aandachtigen luisteraar niet zal zijn ontgaan, dat die beide heeren het met elkander totaal oneens zijn. Volgens den heer Bosman is deze begrooting op een lichtzinnige wijze in elkander gezet, terwijl de heer de Reede hulde heeft gebracht voor den ernst, waarmede Burgemeester en Wethouders dit werk hebben verricht. Die tegenstelling tusschen die beide heeren komt niet alleen uit in hetgeen zij over deze afschrijvings politiek hebben gezegd, maar ook in de kwalificatie ten aan zien van het beleid van het College. Spreker is het met beide heeren eens, dat de bedoeling is de gemeente aan meer winst te helpen ten einde de begroo tingen voor 1932 en 1933 sluitend te maken. De vraag is alleen of de manipulaties, welke Burgemeester en Wethouders voorstellen te doen, verantwoord zijn of niet. Spreker is in den zomer van 1932 naar de Lichtfabrieken gegaan ten einde de vraag te bespreken wat de heeren zouden kunnen doen voor het sluitend maken der begrootingen 1932 en 1933. Spreker had toen het denkbeeld dit te kunnen vinden door voor 1932 de storting in het vernieuwingsfonds van 2 te halveeren en die voor 1933 geheel na te laten. De directeur der Lichtfabrieken, daarin gesteund door den hoofdboekhouder, heeft zich daartegen zeer krachtig verzet en gezegd: »De afschrijvingen der Lichtfabrieken zijn in vergelijking met die van andere bedrijven in den lande aan den lagen kant. Een overzicht, eenige jaren geleden opgemaakt, doet zieri dat het gemiddelde van de afschrijving o. a. voor machinale inrichtingen ruim 8% bedraagt. De Lichtfabrieken schrijven slechts 6 af, doch vinden door de 2 storting in het ver nieuwingsfonds een waardevolle aanvulling, welke dus feitelijk niet kan worden gemist. Ik wensch er dan ook nog eens met allen nadruk op te wijzen, dat de vernieuwingsfondsen geen reservefondsen zijn, welke afhankelijk van bedrijfsresultaten al dan niet versterkt moeten worden, doch inderdaad als afschrijvingsfondsen geregeld aanvulling behoeven, ten einde de rol te vervullen, welke hun bij de financiering der fabrieken is toegedacht. Deze rol is in den loop der jaren van groote beteekenis geweest." Torn daaraan dus niet, zegt de directeur; stort die 2% in het vernieuwingsfonds, dat is voor een gezond bedrijfsbeheer noodig. De directeur kon spreker echter helpen op een andere wijze, die veel beter is en veel meer bedrijfseconomisch verantwoord. Bij de Lichtfabrieken wordt n.l. alles wat men aanschaft af geschreven; het percentage van afschrijving wisselt naar gelang van den levensduur van het object. Behalve dit wordt over Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen. (Goslinga.) het oorspronkelijk bij de gemeente daarvoor opgenomen kapitaal, zoolang het object niet buiten gebruik gesteld of geheel afgeschreven is, nog 2% in het vernieuwingsfonds gestort. Een machine van één millioen gulden, die 20 jaar meegaat, wordt in 20 jaar afgeschreven, maar bovendien wordtnogelk jaar2% in het vernieuwingsfonds gestort; eigenlijk wordt dus in het atschrijvingsfonds gestort 140 Natuurlijk kost die hyper-soliede afschrijvingspolitiek aan dit bedrijf geld, dat moet komen uit de winst. Nu stelt de directie niet voor de afschrijvingspercentages te verminderen, zooals men abusievelijk meende, maar om die deelen van de machinale inrichting, die niet meer dan reserve-waarde hebben en dus actief aan het productieproces niet meer meedoen, en ook niet meer aan het vormen van de winst, totaal ten koste van de vernieuwingsfondsen af te schrijven; daarmede vervallen dan tegelijkertijd de 2%, die nog steeds over de oorspronke lijke aanschaffingswaarde in het vernieuwingsfonds gestort moeten worden. De oorspronkelijke kapitaalschuld bedroeg 9.071.000.—; door deze afschrijving ten laste van het vernieuwingsfonds komt dus vrij die storting van 2 daarvan, dus 18.140.—. Aldus kon een lager bedrag ten laste van de exploitatie rekening worden gebracht en kon de winst dus hooger ge raamd worden, zoowel voor de gasfabriek als voor de centrale. Nu zegt de heer de Reede, dat een bedrag van 387.000.van een bestemmingsfonds wordt overgeheveld naar den gewonen dienst. Dit zou kapitaalvernieling zijn. Beter zou zijn de 2% storting in het vernieuwingsfonds over 1933 na te laten. Spreker antwoordt daarop het volgende de ƒ387.000.uit het vernieuwingsfonds worden niet vernield. Integendeel, de gelden worden gebruikt voor hun bestemming, n.l. voor afschrijving op de activa. Jaarlijks vloeit in dit fonds echter weer 200.000.— voor beide fabrieken, zoodat het fonds in 2 jaar weder op peil is. De heer de Reede wil evenwel deze bron laten opdrogen en de 200.000.zonder meer als winst uitkeeren, zonder dat zij hun functie verricht hebben voor afschrijving op vernietigde of verouderde activa. De heer de Reede wil dus de fabrieken met hooge kapitaalslasten laten zitten in een tijd, dat de bouwkosten buitengewoon laag zijn, zoodat concurrentie tegen andere krachtmachines (Die selmotoren enz.) bij de grootverbruikers steeds moeilijker worden zou. Hieruit blijkt, dat het werkelijk niet zoo fataal is als de heeren de Reede en Bosman het willen doen voorkomen. Spreker is niet alleen afgegaan op de adviezen van de directie der Lichtfabrieken, hij heeft de zaak ook laten toetsen door het accountantskantoor Moret en de Jong, dat sedert vele jaren geregeld de administratie van de Lichtfabrieken con troleert en waarin Burgemeester en Wethouders groot ver trouwen stellen. Natuurlijk zal dat accountantskantoor na aanneming van deze voorstellen daarover in zijn rapport aan de Commissie rapporteeren, maar er was geen bezwaar tegen om over een zoo belangrijke zaak als deze een voorloopig rapport in te winnen. Dat rapport luidt als volgt: ®Naar aanleiding van Uw verzoek, reeds vóór het uit brengen van onze jaarlijksche rapporten betreffende het boek jaar 1932, onze meening kenbaar te willen maken omtrent de extra-afschrijvingen ten laste der vernieuwingsfondsen en de hiermede verband houdende extra-aflossingen, waarvan de boekingen in het afgeloopen jaar zijn geschied ingevolge besluit Uwer Commissie d.d. 20 September 1932, hebben wij de eer U het volgende mede te deelen. Met de voorstellen, vervat in den brief d.d. 14 September 1932 van den Directeur aan Uwe Commissie, nader toegelicht door eenige Hoofdambtenaren der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit kunnen wij ons geheel vereenigen. Wij zijn van meening, dat vervroegdealgeheeleafschrijving ten laste der vernieuwingsfondsen van die objecten, welke door aanschaffing van nieuwe productiemiddelen of verandering der productiewijze geheel of vrijwel geheel hun beteekenis voor het fabricageproces hebben verloren, bedrijfseconomisch volkomen is gerechtvaardigd. Bovendien achten wij de bedoelde afschrijvingen en af lossingen in het belang van de bedrijven, gezien de huidige omstandigheden, welke mogen doen verwachten, dat aan het bedrijfsbeheer in de komende jaren bijzondere eischen zullen worden gesteld en waarbij verlaging der kapitaalslasten een zeer te waardeeren factor zal zijn." Voorts kan spreker mededeelen, dat deze zaak niet hals- over-kop en holder-de-bolder met de Commissie is behandeld. Eerst heeft spreker haar in de Commissie ingeleid en laten bespreken; vervolgens is door de directie een uitvoerige nota met toelichting aan de Commissie gezonden; in een speciale vergadering van Commissarissen is de zaak besproken en spreker wil eerlijk bekennen, dat hoewel hij oorspronkelijk stond op het standpunt van den heer de Reede, door die

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 13