142
VRIJDAG 17 FEBRUARI 1933.
Gemeentebegrooting Algemecne Beschouwingen.
(Goslinga e.a.)
Burgemeester en Wethouders té gronde gaat, hoewel spreker
het niet inziet.
De heer Verweij heeft voorgesteld het Leidsche muziekcorps
te handhaven en de heer Groeneveld heeft eenige weemoedige
woorden gewijd aan dit overblijfsel van de oude schutterij.
Spreker wist niet, dat de S. D. A. P. zoo op de schutterij en
het overblijfsel daar van gesteld was. Men heeft toch ook hoempa's
genoeg in de stad. Kan men nu dit, in het algemeen gesproken,
kleine offer niet brengen? Als de Raad de gevraagde princi-
pieele beslissing neemt, zit men er voor een onafzienbaren
tijd aan vast, wanneer de tegenwoordige directeur door een
nieuwen, jongen directeur wordt vervangen.
In Zaandam, waar het College van Burgemeester en Wet
houders in meerderheid socialistisch is, heeft men op de be
grooting van Onderwijs heel wat bezuinigd.
„De belangrijkste besparingen," aldus het courantenbericht,
„bestaan in een vermindering met 20 procent van de kosten
voor leermiddelen en een vermindering van de subsidies voor
bijzonder voorbereidend onderwijs van ƒ9410.tot ƒ5160.
Een groot aantal subsidies kwam geheel te vervallen, andere
werden tot een lager bedrag teruggebracht, enkele bleven
onveranderd gehandhaafd."
In Leiden is het niet eens zoo erg. In Zaandam is men ook,
zij het onder den drang van de Regeering, tot verlaging der
loonen overgegaan.
Ook ten aanzien van het voorstel tot verlaging der subsidies
moet spreker zeggen: het kan niet anders; het is een onder
deel van het dekkingsplan. Iemand, die het dekkingsplan afwijst,
moet er andere middelen tegenover stellen. Anders moet spreker
met kracht zich daartegen verzetten.
De heer Huurman nam het het College kwalijk, dat de
verlaagde subsidies al zijn uitgekeerd: dit getuigde van weinig
deferentie jegens den Raad. Daarin is hij toch mis; eigenlijk
had men geen cent mogen uitkeeren, omdat de begrooting
nog niet is aangenomen, maar nu heeft het College, omdat
de vereenigingen er verlegen om zitten, toch al een deel uit
gekeerd; of men nu echter 10 of 25% uitkeert, dit is in het
geheel geen vooruitloopen op 's raads beslissing. Als dat niet
mag, zou de geheele gemeentehuishouding vanaf 1 Januari
stilgestaan hebben en dat kan toch niet!
Laat men toch niet al te veel die subsidie-verlaging voor som
mige onderdeelen betreuren. De secretaresse van een Vereeni-
ging voor Vacantiekolonies kreeg in September 1932 bericht, dat
op dat subsidie van ƒ600.een korting zou worden toegepast
van 90.door een bloempjesdag extra goed te organiseeren
kreeg die vereeniging echter ƒ250.meer. Het particulier
initiatief moet hier helpen.
De heer Manders zegt, dat dit niet altijd kan doorgaan
daarmede.
De heer Goslinga zegt, dat dat altijd leunen op de overheids
kas al zooveel verlamd heeft. Hoe kan de heer Manders dit
zeggen, waar toch tallooze katholieke charitatieve vereenigingen
de sprekende voorbeelden zijn van wat particuliere kracht
beteekent?
De heer Manders zegt, dat die ook ondervinden, dat het
op het oogenblik bijzonder moeilijk is.
De heer Goslinga zegt, dat dat argument nu in het geheel
niet opgaat. Omdat de particulieren zooveel moeilijker de
bijdragen opbrengen, moet het maar uit de gemeentekas
komen, alsof de Burgemeester niet zeer terecht in zijn Nieuw
jaarsrede opmerkte, dat de kracht, waarover de overheid
beschikt, wordt bepaald door de som van de verschillende
krachten in de maatschappij; verminderen die, dan ver
mindert de kracht der overheid ook; die hangen nauw samen.
De overheid is geen macht buiten de burgerij; zij is daaruit
voortgekomen en steunt daarop. Het is dus onjuist om te
zeggen: wij kunnen van particulieren zoo moeilijk geld
krijgen en dus gaan wij nu maar naar de gemeente; spreker
zegt niet, dat de heer Manders dit gezegd heeft, al is het
van verschillende zijden beweerd.
Spreker moet het voorstel van het College inzake de
subsidies handhaven en zich ook verklaren tegen elke uit
breiding van subsidies, zooals door den heer Wilbrink en
mevrouw Braggaar is voorgesteld.
Volgens mevrouw Braggaar heeft het consultatie-bureau
voor moeilijke kinderen geen antwoord gehad op zijn verzoek om
subsidie aan de bijzondere schoolbesturen. Spreker weet niet wat
de andere bijzondere schoolbesturen gedaan hebben, inaar het
zijne heeft dit verzoek op 4 Januari 1933 ontvangen en heeft
op 6 Februari d.a.v. de ontvangst daarvan bevestigd en steun
toegezegd. Hoe mevrouw Braggaar dus kan zeggen, dat dit
bureau op 14 Februari nog niets vernomen had, is spreker
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen.
(Goslinga.)
een raadsel; dan is zij niet behoorlijk ingelicht. Spreker vindt
dit ook geen slechte zaak, maar dit is weer een nieuw terrein.
In zijn onderhoud met ds. Kuilman en dr. van Stipriaan
Luïscius heeft spreker gezegd: wij bewegen ons wel op het
gebied van de volksgezondheid, met onze subsidies, maar
niet op cultureel gebied; het is de vraag of het College dien
nieuwen weg op wil.
De zorg voor moeilijke kinderen, waarbij het niet gaat om
hun lichamelijke gezondheid, maar om hun geestesgesteld
heid, is iets heel anders dan de zorg voor de volksgezond
heid. De gemeente betreedt daarbij een nieuw gebied en het
is de vraag, of dit verstandig is. Men weet wel, waar men
begint, maar niet waar men eindigt.
Spreker is tegen het voorstel van den heer Huurman,
waarvan de aanneming het voortbestaan van de Leeszaai
»Reuvens" onmogelijk zou maken. Dat is geenszins de be
doeling van de subsidievoorstellen van Burgemeester en Wet
houders, die alleen de subsidies willen besnoeien.
Wat het subsidie aan de drankbestrijdersvereenigingen be
treft: deze staan of vallen niet met het subsidie. De geheel
onthouders zullen met of zonder subsidie even vurige drank
bestrijders blijven. Het subsidie beteekent voor elke drank-
bestrijdersvereeniging afzonderlijk zeer weinig. Men zal het
geld wel in eigen kring kunnen bijeenbrengen. Het kan niet
ontkend worden, dat deze vereenigingen zeer nuttig werk
doen, maar ook op dit punt zal men den weg moeten volgen,
dien Zaandam heeft ingeslagen en tot vermindering moeten
overgaan.
Intusschen zal spreker er geen portefeuillekwestie van
maken, als de Raad op enkele onderdeeltjes anders zou be
slissen.
Wat betreft het subsidie aan de Leidsche Politie-Sport-
vereeniging sluit spreker zich aan bij het betoog van den
Voorzitter.
Spreker stelt voor, het voorstel van den heer Coster betref
fende het verleenen van een gratificatie aan hen, die 25 jaar
en langer aan het Leidsch muziekcorps zijn verbonden, te
stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om
praeadvies. Spreker kan het op het oogenblik niet overzien.
De heer Bosman, penningmeester van den Leidschen Hout,
vereenigt zich met het voorstel van Burgemeester en Wethouders
omtrent het subsidie aan den Hout en daarom zou spreker
tot den heer van Eek naar aanleiding van diens desbetreffend
voorstel willen zeggen: »wees niet plus royaliste que le roi,
dat staat niet voor een republikein als gij zijt, neem er nu
ook eens genoegen mee". Vroeger was er geen Leidsche Hout
en toen was men toch ook gelukkig.
Spreker laat het epineuze onderwerp van de afschrijvings-
politiek voor het oogenblik rusten om enkele woorden te
wijden aan de plaatsing van de gemeente in de 2e klasse der
gemeentefondsbelasting, waarover de heer Donders een belang
wekkende redevoering heeft gehouden en ook de heer de Reede
heeft gesproken.
Spreker is het in vele opzichten met den heer Donders
eens. Ook dit voorstel doet men niet voor zijn pleizier. Op
het oogenblik zijn 68 gemeenten reeds naar de 2e klasse
overgegaan en dagelijks komen er andere bij, waaronder
groote gemeenten als Haarlem, Tilburg, Eindhoven en
Rotterdam.
Spreker stelt voor de beslissing over deze zaak aan te
houden tot de maand April. Spreker is het met de heeren
de Reede en Donders eens, dat het een allerbelangrijkste
beslissing is.
De Raad mag deze beslissing niet nemen zonder tot op den
datum toe ingelicht te zijn over den financieelen toestand
der gemeente en de raming van de opbrengst per opcent
over het volgende jaar. De laatste raming van ƒ5600.acht
spreker te hoog, omdat zij slechts 20 lager is dan die voor
het belastingjaar 1931/1932.
Spreker wil dit voorstel rustig voorbereiden en allerlei
becijferingen maken om na te gaan, of het noodig is of niet.
Spreker is het eens met de opmerking in het verkiezings
program zijner partij, dat men slechts in de uiterste nood
zaak tot verhooging van de belasting mag overgaan. Spreker
gaat ook niet gaarne tot dezen maatregel over, maar hij
vreest, dat het zal moeten. Spreker wil echter vooral het ge
weten van de heeren de Reede en Donders op dit punt
geruststellen; dat zijn vrienden van het College, die spreker
willen helpen om het werkverruimingsprogramma van den heer
Splinter uit te voeren; die moet spreker te vriend houden.
Of spreker met cijfers komt of niet, hij weet tevoren, dat de
sociaal-democraten er tegen zijn, maar hij moet de heeren
Donders en de Reede en hun fracties voor dit werk winnen;
die gevoelen hier hun verantwoordelijkheid wel. Spreker wil
dus dit voorstel aanhouden tot April 1933.
Nu een kleine formeele moeilijkheid. Terecht zeide de heer