140 VRIJDAG 17 FEBRUARI 1933. Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen (Goslinga.) is verwisseld, brengt in rechtspositie en concessie van de Leidsche Duinwater Mij geen verandering. Men moet dit van Commissarissen aannemen. Het is mogelijk, dat de Raad weinig van den gang van zaken bij de Leidsche Duinwater Mij hoort, zooals de heer Wilmer zegt, maar men kan toch kennis nemen van het verslag der Mij. Men hoort hier toch ook zeer weinig van den gang van zaken bij den Gemeen telijken keuringsdienst, bij Endegeest, maar dat is toch geen bewijs, dat het verkeerd gaat. Volgens spreker gaat het de Leidsche Duinwater Mij zeer goed, doch er hangen nog enkele zaken, die nog in den Raad moeten komen. Daarin moet ver andering komen. Spreker wil zich niet verschuilen. Toen de gemeente de aandeelen overnam, zaten er nog 2 commissarissen uit de aandeelhouders. In 1932 is daarvan de heer Kretschmar overleden; de heer van Wijk had tot 1934 zitting. Aan het beleid van den Voorzitter is het te danken, dat de heer van Wijk eerder zijn mandaat ter beschikking heeft gesteld; men kon hem moeilijk anders dan vrijwillig van zijn plaats krijgen. Toen deze beide plaatsen vacant waren, heeft de Raad den heer Donders en heeft het College spreker voorgedragen. De Raad heeft dus wel eenigen invloed en als de heer Donders en spreker niet het vertrouwen van de meerderheid van den Raad hadden, zouden zij niet op deze plaatsen zitten. Op 30 Maart 1932 ontving spreker de agenda voor de eerste vergadering van de commissarissen en daarop stond als punt 5: Bespreking statutenwijziging, zoodat deze wijziging onmiddellijk aan de orde is gesteld na het optreden van den heer Donders en spreker als commissarissen. Op de agenda van de vergadering van 2 Augustus 1932 stond het punt ook. In dien tusschentijd zijn vele vergaderingen gehouden in verband met het vele werk, dat aanhangig was. Een der commissarissen was overleden en een had bedankt, zoodat er een en ander viel te behandelen. De heer Donders en spreker hebben met den gemeente commissaris veel werk verricht. Er is een ontwerp gemaakt, dat naar den notaris is gezonden en opnieuw is bekeken, toen het van hem terugkwam. Den2en Augustusl932 hebben de commissarissen een wijziging van de statuten aan Burgemeester en Wethouders gezonden, zoodat men moet toegeven, dat er behoorlijk gewerkt is. In de vacantiemaanden Augustus en September is het College van Burgemeester en Wethouders altijd onvoltallig, zoodat het de zaak moest laten rusten. Inmiddels hebben eenige juridische ambtenaren het ontwerp bekeken, maar waren het er niet over eens. Het is een moeilijke zaak, die eenige juri dische puzzles bevat in verband met de plaats van de gemeente als aandeelhoudster en concessie-geefster. De bestudeering van de zaak is beëindigd en deze zou heden in de vergadering van het College aan de orde zijn geweest, indien er geen raads vergadering werd gehouden. Ze komt nu spoedig aan de orde en daarbij zullen Burgemeester en Wethouders voorstellen het aantal commissarissen te brengen op vijf. Burgemeester en Wethouders vinden het niet absoluut noodzakelijk, maar achten het in het geheel niet strijdig met het belang van de gemeente om in deze aan de uitgesproken wenschen van den Raad tegemoet te komen. Spreker hoopt, dat de Raad zal gelooven, dat de commis sarissen deze zaak niet slepende hebben gehouden, maar heel graag hadden gezien, dat zij vóór de behandeling van de begrooting was opgelost, aangezien zij wel begrepen, dat er bij die gelegenheid over gesproken zou worden. Wanneer het college van commissarissen is uitgebreid, komt de benoeming van den directeur aan de orde, die juist is uitgesteld met het oog op de statutenwijziging en de nieuwe commissarissen, die de Raad zou willen benoemen. Spreker hoopt, dat deze deferentie voor den Raad door den heer Huurman op prijs zal worden gesteld. De waarnemend- directeur is 1 April 1930 in zijn tegenwoordige functie be noemd, toen hij 3 jaar adjunct-directeur was geweest. Deze toestand bestond reeds, toen de heeren Donders en spreker tot commissaris werden benoemd. Spreker hoopt, dat de Raad zal erkennen, dat spreker in deze niet verkeerd is opgetreden. Ten aanzien van het voorstel van den heer van Eek tot inrichting van een levensmiddelenbedrijf verwijst spreker naar hetgeen hij daarover het vorige jaar heeft gezegd. Spreker mag dit gereedelijk doen, omdat de heer van Eek ter verdediging van dit voorstel dezelfde speech van het vorige jaar heeft gehouden, zooals spreker bleek bij controle in de Handelingen, waarin nagenoeg dezelfde argumenten en cijfers van den heer van Eek zijn te vinden. Burgemeester en Wethouders gevoelen er niets voor. Toen in 1929 de werkloosheid lang niet zoo hevig was als nu, heeft de heer van Eek met een zeker enthousiasme zijn voorstel verdedigd om het weiland om Leiden te scheuren Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen. (Goslinga e.a.) en om te zetten in tuingrond. Heeft de heer van Eek het voorstel nu niet gedaan, omdat er crisis is? De heer van Eek houdt er wel rekening mee, dat het nu crisistijd is. De heer Goslinga is het dan met den heer van Eek eens. Overeenkomstig het verzoek van den heer Groeneveld heeft het College een onderzoek ingesteld naar de mogelijkheid van het inrichten van een centrale garage. Burgemeester en Wethouders hebben de conclusie van hun rapport, dat zij het voor Leiden niet aanbevelenswaard achten, gebaseerd niet alleen op de ervaringen in andere plaatsen, welke ervaringen gunstig zijn, maar ook op de adviezen van de directeuren der diensten te Leiden. Burgemeester en Wethouders zijn van oordeel, dat de ver zorging van de auto's in Leiden nog niet zoo slecht is bij de diensten. Spreker meent oprecht, dat het nergens zoo goed gaat als in Leiden, waar het zoo zuinig en consciëntieus mogelijk geschiedt. Iedere dienst verzorgt zijn eigen auto's. Een particuliere reparateur zorgt voor de reparatiën. Bij den inkoop van banden, benzine enz. betalen de pientere ambtenaren van de Lichtfabrieken geen cent te veel, want zij zijn daarbij den duivel te slim af. De Directeur van het Slachthuis draait eiken cent twee keer om, voor hij hem uitgeeft. Spreker ziet het lijstje van het personeel van een centrale garage al voor zich: directeur, onder-directeur, boekhouder, chef-monteur enz. Burgemeester en Wethouders gevoelen niets voor het inrichten van een centrale garage en zien niet in, dat het tot verlaging van de uitgaven zou leiden. Zij beschouwen het als een nieuw bedrjjf en een nieuwen uitgavepost. De ge meente is daarvoor niet groot genoeg en niet rijk genoeg. Het is te begrijpen, dat men in Eindhoven, waar de Philips- fabrieken 324 auto's hebben, een apart bedrijf sticht. Spreker ziet er echter het nut niet van in om in Leiden tot centralisatie over te gaan nu de gemeente 24 auto's heeft. Spreker is het met den heer Yerweij eens, dat Leiden ten aanzien van den kapitaaldienst er nog niet zoo slecht voor staat. Spreker zal op dit punt nog wel enkele mooie cijfers laten hooren; hij is nu 5 jaar Wethouder van Financiën en dan wil ieder wel eens de resultaten van zijn werk zien. In 1928 bedroeg de totale gefundeerde schuld 12 millioen, op 1 Januari 1933 17f, bijna 18 millioen, dus een aanzienlijke stijging tijdens sprekers wethouderschap. De productieve schuld echter, daaronder rekent spreker de schuld, waarvoor aan de gemeente rente betaald wordt, (Centrale, Gasfabriek, Volks huisvesting, Openbaar Slachthuis, Endegeest) bedroeg op 1 Januari 1927 8 en op 1 Januari 1933 13 millioen. Er is veel geld gestoken in de Leidsche Duinwater Maatschappij, wat zeer goed belegd is, in de Centrale 2.3 millioen. Voor de productieve schuld is in de stad wel een en ander gebeurd. De improductieve schuld, d. w. z. schulden, aangegaan voor objecten als scholenbouw, bruggenbouw, is in dien tijd ge stegen van 4 millioen tot 4.674.000.dus 7 ton meer. Dit is dus zeer gunstig; dit geeft spreker den heer Verweij toe. Blijkens het prospectus van Dordrecht voor zijn pas gesloten 4%-leening, bedroeg de vaste schuld van die gemeente 31.5 millioen; voor diverse bedrijven werd geleend 17 millioen, voor gemeentelijken woningbouw 4.2 millioen; renfegevende voorschotten aan diverse vereenigingen 2.2 millioen, zoodat verder rest ten laste der gemeente 7.1 millioen. De impro ductieve schuld der gemeente was dus 7.1 millioen, hier in Leiden nog geen 5 millioen. Dit is echter geen reden om dien kapitaaldienst ook verder niet zeer voorzichtig te bezien en te behandelen; als men in een goede conditie verkeert, moet men zien erin te blijven. Nu kan Leiden in een goede positie blijven, wanneer het behoudt een sluitend budget; dan is het credietwaardig. Het eerste wat de bankiers vragen is, of men een goede begrooting heeft; anders kan men geen geld leenen, noch bij de particuliere banken, noch ook bij de rijksfondsen. Nu dringt men ernstig aan op uitvoering van productief- werk. Hier is blijkbaar eenig misverstand. Het woord productief heeft in deze debatten de beteekenis gekregen van nuttig werk. Zoo heeft spreker demping van het Levendaal een productief werk hooren noemen. Die is echter in financieel opzicht niet productief; het daarin gestoken geld krijgt men niet terug, zooals bij straataanleg of bij de Lichtfabrieken. Spreker ontkent niet, dat het een nuttig werk is, maar het is niet productief. Men moet dat goed onderscheiden. De heer van Eek zegt, dat dit niet rendeerend, maar wel productief is. Volgens Pierson is alles, wat in een behoefte voorziet, productief.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 10