104
DONDERDAG 16
FEBRUARI 1933.
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen.
(Kuipers.)
dat Raadsbesluit. Spreker is er bij den Wethouder over gaan
spreken en toen is er wijziging in gebracht. Een bedrag van
700.van het loon wordt vrijgelaten, terwijl over het
overige gedeelte een korting van 4.4 plaats heeft. Die
menschen zijn daar niet een geheel jaar werkzaam, maar
ten hoogste 22 weken. Sommigen zelfs slechts 20 weken.
Spreker zal het voor enkele personen uitrekenen. Hadden
die menschen 52 weken gewerkt Burgemeester en Wet
houders gaan daarvan uit dan zouden zij hebben ver
diend: 52 X 14.— 728.—, 52 X 18.— ƒ936.— en
52 x 20.1040.—. In werkelijkheid hebben zij dat
echter niet verdiend; hun verdiensten hebben respectievelijk
slechts 308.ƒ396.en ƒ440.bedragen. Van het loon
van die menschen werd eerst afgehouden, respectievelijk
ƒ0.42, ƒ0.54 en ƒ0.60. Administratief zal het wel juist zijn
geweest, maar die menschen hebben die eerstgenoemde be
dragen van ƒ728.ƒ936.en ƒ1040.nooit ontvangen.
Spreker heeft het uitgerekend en kwam tot de conclusie,
dat die menschen, waar zij niet 52, doch 22 weken hadden
gewerkt, er recht op hadden, dat niets van hun loon werd
afgehouden. Er zijn twee personen bij, die 35.per week
hebben verdiend, en die komen voor een korting in aan
merking, omdat zij in die 22 weken in totaal 770.hebben
ontvangen.
Spreker dient ter zake aan den Raad een voorstel in.
De korting heeft eerst 4.2%, daarna 4.4% bedragen, be
rekend over 22 weken, gedurende welke dat personeel aan de
zweminrichting dienst heeft gedaan. Volgens zijn berekening
waren er slechts 2 personen, n.l. de 2 zwemknechts, die voor
korting in aanmerking kwamen, en dan zou alleen voor hen
en dus niet van de andere personen (een 5-tal) gekort mogen
worden.
Wat betreft sprekers voorstel tot invoering van een arbeids
reserve, naar aan hem verstrekte inlichtingen voldoet de
arbeidsreserve in Amsterdam uitstekend. De motiveering
van het College in de Memorie van Antwoord kan eigenlijk
niet korter; het verwijst naar de Memorie van Antwoord bij
de begrooting voor 1932 en naar de verwerping van een
dergelijk voorstel van spreker met 2213 stemmen. Is dat nu
een motiveering? Heeft het College nu nog nooit eens over
wogen, dat voor het los personeel aan den Plantsoendienst
en aan de Lichtfabrieken noodzakelijk een arbeidsreserve
moet worden ingevoerd? Hoeveel gemakkelijker zou dat zijn
voor de directeuren van deze bedrijven; men zou dan het
personeel direct bij de hand hebbenSpreker hoopt hiermede
den Wethouder en de raadsleden overtuigd te hebben, dat
een arbeidsreserve voor Leiden wel op haar plaats zal zijn.
Verder stelt spreker voor om tijdelijken ambtenaren en
werklieden volgens de verordening een vaste aanstelling te
geven. Gezien het groote tijdelijke personeel bij de bedrijven,
meent spreker thans met dit voorstel te moeten komen;
hen nog langer te laten wachten op een aanstelling is niet
in het belang van den dienst zij kunnen eiken dag ont
slagen worden; dit is voor hen een zeer onaangename ge
dachte. Dit is een onhoudbare toestand die in Leiden al
jaren gewoonte is geworden. Spreker hoopt, dat zijn mede
leden dit voorstel zullen steunen en voor zijn voorstel zullen
stemmen.
Niet alleen spreker, maar zijn geheele fractie is gegriefd
door de interruptie van den heer Wilbrink, in het begin
van de rede van den heer van Eek, toen deze over de Zeven
Provinciën sprak en de heer Wilbrink zeide: „ben je het
kwijt". Ook de geheele arbeidersbeweging is hierdoor diep ge-
trof fen Spreker protesteert ten sterkste tegen deze interruptie
het leed, spreker en den zijnen aangedaan, zal misschien den
Christelijk-Historischen heer Wilbrink meer treffen dan
spreker en de zijnen.
Spreker had toch van den heer Beekenkamp vooral ver
wacht, dat deze niet de uitdrukking zou gebruiken, dat de
S. D. A. P. zich schuldig had gemaakt aan kiezersbedrog;
spreker zon dieper kunnen ingaan op wat gebeurd is bij de
verkiezingsactie voor de raadsverkiezingen in 1931. De heer
Beekenkamp vooral had dit woord hier toch niet mogen
gebruiken, vooral niet in openbare raadszitting.
De heer van Es heeft verklaard, mede te zullen gaan met
het voorstel van het College tot verhooging der pensioen
storting, hetgeen z. i. gunstig zal werken, waardoor men z.i.
tot sparen zou komen. Dit is een geheel andere uitlating
dan die van zijn partijgenoot in het Georganiseerd Overleg,
want deze vroeg Wethouder Goslinga: waar zijn die
80.000.gebleven; zijn die nu al weer op? Van een ver
laging der dokterstarieven heeft spreker b.v. nog niets ge
merkt. Wordt daarmede ook een begin gemaakt, mijnheer
van Es
De heer Wilmer is in het algemeen niet tegen alle bezuiniging,
maar wil hier en daar een uitzondering' maken. Inzake het
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen.
(Kuipers e.a.)
gemeentepersoneel kreeg men te hooren, dat hij hier en daar
zou willen bezuinigen. Voor openbare werken zou hij wel
willen leenen enz. Volgens zijn meening, kan het bij den
heer Wilmer vriezen, maar ook dooien. Ja, precies als bij Prof.
Aalberse bij de debatten in de Tweede Kamer. Die heeft niet
veel gezegd, alleen dit, dat zwijgen over iets, ook kan zijn
het uitspreken van een meening. De heer Wilmer heeft
althans iets gezegd, maar spreker begrijpt zijn houding niet.
Toen in het Georganiseerd Overleg de salaris-kwestie aan
de orde was, waren vier Roomsch-Katholieken tegen het
voorstel van Burgemeester en Wethouders en ook de Roomsch-
Katholieke politie organisatie heeft zich daartegen verklaard.
Omtrent sprekers voorstel in zake het verstrekken van
een vaste aanstelling aan los personeel, vroeg de heer Wilmer
inlichtingen. Het ging over los personeel, bij de gemeente
lijke bedrijven en diensten werkzaam, en over enkele per
sonen bij de politie, die een tijdelijke aanstelling hebben.
Bij de bedrijven zijn er heel wat, die al jaren rondloopen
met de gedachte: vandaag of morgen ga ik er uit. Krijgen
die menschen een vaste aanstelling, dan geeft hun dat een
zekere gerustheid, terwijl de bedrijven er door gebaat zijn,
omdat het in onzekerheid verkeeren op die menschen ver
lammend werkt. Spreker hoopt, dat de heer Wilmer zal
willen medewerken om dien menschen een vaste aanstelling
te geven en voor zijn voorstel zal stemmen.
In tegenstelling met de mededeeling van den heer Wilmer,
dat hij het voorstel van den heer Bergers zal steunen, moet
spreker verklaren, dat hij niet in deze fuik zal loopen. De
heer Bergers heeft die fuik uitgezet, denkende: daar loopen
de elf sociaal-democraten wel inHij zal echter wel begrijpen,
dat sprekers fractie niet meegaat met een voorstel, dat toch
ook beoogt een verlaging van de salarissen en loonen, al
moet spreker toegeven, dat het voorstel-Bergers iets voor-
deeliger is, althans voor eeuigen der lagere ambtenaren, dan
dat voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer Guit, ook Roomsch-Katholiek, heeft in den Haag-
schen Raad hetzelfde gedaan als de heer Bergers hier, maar
sprekers partijgenooten doorzagen de bedoeling van den heer
Guit ook. De Residentiebode mag een grooten mond opzetten
en zeggen, dat de sociaal-democraten de schuld zijn, dat in
den Haag die verlaging is toegepast, maar dat blad moet
voor zich zelf maar uitmaken waar de waarheid ligt. Wie
de zaak goed en serieus heeft nagegaan, loopt niet in de
open fuik van den heer Bergers. De 8.D.A.P. houdt niet
van guitenstreken.
De heer Bergers doet opmerken, dat in den Haag de
S.D.A.P. de schuld heeft, dat de salariskorting daar zoo
hoog is geweest.
De heer Kuipers zegt, het daarmede niet eens te zijn.
Hij heeft de behandeling van die zaak in den Haagschen
Raad goed gevolgd. Toen zijn partijgenooten de bedoeling
van den heer Guit doorzagen, zijn zij niet met diens voorstel
meegegaan, doch hebben ook tegen verlaging gestemd.
De heer Bergers tracht met zijn tusschenvoorstel den
sociaal-democraten een vlieg af te vangen, maar spreker
geeft hem in overweging om zijn voorstel, al is dit voor
het lagere personeel iets gunstiger dan het voorstel van
Burgemeester en W ethouders, in te trekken en met sprekers
fractie tegen elke loonsverlaging te stemmen. Op den per
soonlijken aanval, dien de heer Bergers tot spreker richtte,
gaat hij niet in, want dat was geen gemeentebelang.
De heer Bergers zegt, daartoe bereid te zijn, indien de
heer Kuipers aan den Raad vertelt, waar het geld vandaan
moet worden gehaald.
De heer Kuipers antwoordt, dat hij reeds heeft gezegd,
waar het geld is.
Hij herhaalt zijn wenk aan den heer Bergers, om het
voorstel in te trekken.
Spreker acht het jammer, dat de heer Bergers was voor
schrapping van het subsidie aan de Leidsche Politiesport-
vereeniging; spreker beschouwt die zaak eenigszins anders,
maar uit sportief oogpunt; er zijn bij die sportvereeniging
toch ook roomsch-katholieke politieagenten. Laat de heer
Bergers eens bij anderen zijn licht opsteken en rekening
houden met het spreekwoord: bezint eer gij begint.
De heer Wilmer heeft gesproken over het amendement
op het voorstel tot salarisverlaging van Burgemeester en
Wethouders van Den Haag, door den heer Guit ingediend
om te trachten een brug te slaan, om aldus vóór te kunnen
stemmen. Dit was een politiek valsch spel, schreef de
Vooruit, waardoor de katholieken het deden voorkomen,
alsof zij de zaak wilden redden.