DONDERDAG 16
FEBRUARI 1933.
125
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen.
(Tepe.)
Het algemeen ambtenarenreglement verkeert in een ver
gevorderd stadium van voorbereiding. De vaststelling er
van dient vooraf te gaan aan de vaststelling van een regeling
voor het onderwijzend personeel, aangezien nog niet vast
staat of, en zoo ja welke categorieën van het onderwijzend
personeel in het algemeen ambtenarenreglement zullen
worden opgenomen.
Op de eventueele objectie van den heer Vos, dat spreker
met het tot stand brengen van het ambtenarenreglement
zoo lang getalmd heeft, zal spreker aanstonds antwoorden.
De heer Vos sprak evenals verleden jaar ook dezen keer
over het vormen van een schoolparlement. Hij is in den
loop van het jaar zoo welwillend geweest met spreker over
deze zaak te confereeren. Spreker stelt het op hoogen prijs,
dat de heer Vos deze methode heeft gevolgd. Het is de
methode, die tot een resultaat kan leiden, al is dit thans
nog niet bereikt.
De heer Vos was bovendien zoo welwillend spreker een
reglement van het Amsterdamsche schoolparlement te sturen.
Het antwoord van Burgemeester en Wethouders, dat zij
vreezen, dat door het bestaan van een schoolparlement de
zaken nog meer vertraagd zullen worden, heeft hem niet
bevredigd, omdat het toch eigenlijk niet juist kan zijn. Tot
zekere hoogte heeft de heer Vos daarin gelijk. Voor zoover
een schoolparlement het is blijkens het reglement in
Amsterdam de z.g. Commissie van Vier, die permanent
verklaard is zich uitsluitend bezig houdt met het vast
stellen van het leerplan, zal het den gang van zaken niet
vertragen. Het maakt daarbij niet veel uit, welken naam
men aan het lichaam geeft, of de commissie permanent is
dan wel voor een speciaal geval ingesteld is. Wanneer men
echter aan het schoolparlement een verder gaande taak
opdraagt, zal het wel vertragend op den gang van zaken
kunnen werken.
Toen onlangs een vertegenwoordiger van de K. L. M. bij
spreker kwam om propaganda te maken voor het gebruik van
luchtfoto's bij het onderwijs, heeft spreker met zeer veel
belangstelling kennis genomen van die foto's, maar met
nog meer belangstelling nam spreker kennis van zijn mede-
deeling, dat hij eigenlijk op doorreis was naar Amsterdam,
waar hij voor een demonstratie door het schoolparlement
was ontboden. Spreker verzocht hem na zijn bezoek in
Amsterdam eens aan spreker te komen vertellen, welke
ervaringen hij had met de werkwijze van het schoolparlement
daar. Spreker mocht aannemen, dat de vertegenwoordiger
van dergelijke zaken begrip had, omdat hij spreker had
medegedeeld, zelf onderwijzer te zijn geweest. Gisteravond
heeft hij spreker bezocht en getracht in enkele woorden de
werking van het schoolparlement uiteen te zetten. Op sprekers
vraag, wanneer hij meende de definitieve beslissing van het
schoolparlement of liever nog van Burgemeester en Wet
houders te zullen krijgen, antwoordde hij zonder aarzeling:
„Ik heb absoluut den indruk gekregen, dat het ten minste
een jaar zal duren".
Daaruit volgt voor spreker, dat het vertrouwen van dien
vertegenwoordiger in de vlugge werking van het school
parlement niet groot was.
Dat behoeft op zichzelf geen reden te zijn om afwijzend
te staan tegenover het denkbeeld van een schoolparlement.
Spreker zal dit denkbeeld gaarne bestudeeren en in over
weging houden en zoodra hij meer gegevens, die hij intusschen
heeft aangevraagd, gekregen heeft, stelt hij zich voor den
heer Vos nog eens uit te noodigen bij hem te komen om
die gegevens gezamenlijk onder oogen te zien.
De heer Wilbrink heeft een opmerking gemaakt over het
algemeen financieel beleid der gemeente, die evenwel zijde-
lingsch verband hield met onderwijszaken; hij verweet n.l.
het College in het algemeen een niet voldoende zuinig beheer
te voeren en als voorbeeld haalde hij aan, dat hier in de
laatste jaren tal van scholen gebouwd zouden zijn, waarop
tienduizenden guldens bespaard hadden kunnen worden,
wanneer het College met voldoende zuinigheid te werk was
gegaan. Uit deze, zeer bedenkelijke, uitlating zou men kunnen
concludeerendat het College met groote lichtzinnigheid
heenging over de financiën wanneer het betreft den bouw
van bijzondere scholen. Het kan uiteraard alleen den bouw
van bijzondere scholen betreffen, want andere zijn er in
den laatsten tijd in de gemeente niet gebouwd. Spreker
geeft alleen den heer Wilbrink in overweging om den betref-
fenden schoolbesturen dan maar eens te gaan vragen, of zij
ook van meening zijn, dat het College zoo lichtvaardig om
springt met de gelden der gemeente bij den bouw van
bijzondere scholen.
De opmerking van den heer Groeneveld inzake het ontslag
aan de huwende onderwijzeres wenscht spreker te beant
woorden uitsluitend met te verwijzen naar de Memorie van
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen.
(Tepe.)
Antwoord, aangezien daarin duidelijk de toestand is uiteen
gezet er bestaat voor het College geen aanleiding om terug
te komen op het indertijd genomen raadsbesluit tot het
verleenen van ontslag bij huwelijk aan dat onderwijzend
personeel, dat niet valt onder de Lager-onderwijswet.
Het voorstel-Kuipers tot instelling van een arbeidsreserve
beantwoordt spreker op diens illuster en verstandig voorbeeld
uitsluitend met verwijzing naar wat bij een vorige begrooting
daarover gezegd is.
Het voorstel-Kuipers tot vaste aanstelling van het in
tij del ij ken dienst zijnd personeel, is om meer dan een reden,
ook na zijn toelichting, niet zeer goed begrijpelijk. In de
verordening, regelende de rechtspositie der ambtenaren, is
bepaald, dat de ambtenaren voor 2 jaar als tijdelijk kunnen
worden aangesteld en dat het College in bijzondere gevallen
het recht heeft om dien termijn te verlengen. In het werk
liedenreglement is bepaald, dat een werkman niet vast kan
worden aangesteld, vóórdat hij 52 weken tijdelijk is geweest.
De werkman kan dus niet eerder een vaste aanstelling
ontvangen.
Op het oogenblik is in Leiden geen enkele ambtenaar in
gemeentedienst, die langer dan twee jaar tijdelijk is.
Bij Gemeentewerken zijn 4 straatmakers langer dan 52
weken in dienst, wat volstrekt niet zeggen wil, dat de ver
ordening overtreden is, hetgeen n.l. in dit opzicht niet
mogelijk is, omdat ze alleen voorschrijft, dat de werklieden
52 weken in dienst moeten zijn, vóór zij als vast kunnen
worden aangesteld, maar niet, dat zij dan vast moeten
worden aangesteld. Maar dit wil weer niet zeggen, dat het
de gewoonte is om de werklieden, die 52 weken in tijdelijken
dienst zijn geweest, geen vaste aanstelling te geven. Men
heeft echter met het oog op de in wording zijnde reorgani
satie van den straatmakersdienst gemeend, de 4 bedoelde
straatmakers nog niet voor vast te moeten aanstellen.
In het gesticht „Endegeest" is een keukenknecht (vermoe
delijk de kok, van wien de heer Schüller gesproken heeft),
die reeds langer dan 52 weken in tijdelijken dienst is.
Omtrent hem wordt echter gerapporteerd, dat het zeer de
vraag is, of hij ooit in vasten dienst kan worden aangesteld.
Het is n.l. de vraag, of hij niet meer thuishoort in een der
lokalen voor de verpleegden dan in de keuken.
Bij de Lichtfabrieken zijn 10 werklieden meer dan 52 weken
in tijdelijken dienst. Men pleegt daar op 1 Januari de werk
lieden, die meer dan 52 weken in tijdelijken dienst zijn, in
vasten dienst te nemen. Iemand, die in de maand Februari
in tijdelijken dienst gekomen is, kan dus niet op 1 Januari
d. a. v. in vasten dienst aangesteld worden, maar moet dan
nog een jaar wachten, aangezien de overgang van tijdelijken
in vasten dienst bij de Lichtfabrieken één keer per jaar
geschiedt. Men kan over dezen maatregel denken zooals
men wil ook spreker vernam vandaag pas voor het eerst,
dat deze maatregel bestond maar het is niet in strijd
met de verordening.
Het zou wel in strijd zijn met de verordening, indien
iemand binnen de 52 weken in vasten dienst werd aan
gesteld.
De heer Kuipers trapt, blijkens deze gegevens, met zijn
desbetreffend voorstel een open deur in. Er is geen sprake
van, dat de tijdelijk aangestelden in strijd met de verordening
niet vast worden aangesteld. Trouwens, de vorm van dit
voorstel is ondeugdelijk; wanneer de heer Kuipers voortaan
imperatief wenscht voor te schrijven, dat de tijdelijk aan
gestelde werklieden na een zekeren tijd vast aangesteld
worden, dan zou hij dat moeten doen in den vorm van
wijziging der verordening, maar niet zoo maar eens ins
Blaue hinein, of, om geen vreemde woorden te gebruiken,
in het wilde weg een besluit doen nemen in den geest als
de heer Kuipers voorstelt.
Anderzijds kau spreker den heer Kuipers echter gerust
stellen, daar deze zaak weer ter sprake komt straks bij de
behandeling van het ambtenarenreglement; hem is natuurlijk
ook volle gelegenheid geboden om zijn wenschen in het Ge
organiseerd Overleg kenbaar te maken; op dit onderwerp
betrekking hebbende amendementen zjjn ook reeds inge
komen. Spreker geeft daarom den heer Kuipers in over
weging om dit voorstel nu maar in te trekken en af te
wachten tot hij bij de behandeling van het ambtenaren
reglement in het Georganiseerd Overleg gelegenheid krijgt
om zijn meening daarover te zeggen. Ook geeft spreker den
heer Schüller in overweging om zijn voorstel, tot het in
winnen van advies van het Georganiseerd Overleg omtrent
het instellen door de gemeente van een voorzieningsfonds
voor los of op arbeidsovereenkomst aangesteld personeel
der gemeente, in te trekken; zoodra het ambtenarenreglement
tot stand is gekomen, zal ook een regeling tot stand moeten
komen voor het op arbeidscontract aangesteld personeel;