124 DONDERDAG 16 FEBRUARI 1933. Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen. (Voorzitter.) dit wel waar; zij doen zeer veel gelijksoortig werk, maar het is niet alleen de vraag, welk werk zij doen, maar ook hoe zij het doen; hetzelfde werk kan wel eens op het eene punt van de stad veel moeilijker zijn dan op het andere; daarmede wordt wel degelijk rekening gehouden. Met een automatische bevordering van agenten tweede tot eerste klasse kan spreker zich in het geheel niet vereenigen. Van de weigering van verlof op 8 November 1932 heeft het College in de Memorie van Antwoord een verklaring gegeven, waarvan de heer Kuipers zeide: men beroept zich op het feit, dat aan de O. S. P. het hoiiden van een ver gadering en van een optocht was toegestaan, maar die O. S. P. is zoo klein, dat het de moeite niet waard is. Dat zegt niets. Het is met de O. S. P. precies als met Piet Hein zijn naam is klein, maar zijn daden zijn groot. Die partij kan klein zijn, maar zij kan zeer veel moeite en last ver oorzaken; dat moet men wel onderscheiden. De heer Kuipers maakt zich ook ongerust over de politieke kleur van de jonge agenten; spreker heeft vele van die jonge agenten en sollicitanten bij zich op bezoek gehad; spreker kijkt alle over hen verstrekte inlichtingen nauwkeurig na; over hun politieke kleur is weinig te zeggen spreker vindt die er nooit bij aangegeven; daarnaar wordt niet gevraagd; men zou alleen iets kunnen afleiden uit het kerkgenootschap, waarbij zij zijn ingeschreven, maar dat zegt toch niet veel; want de jonge agenten zijn zeer weinig kleurvast; dat komt blijkbaar eerst met de jaren. Voor keur voor een bepaalde politieke kleur is er echter in geen geval. Bij de vorige bevordering waren er geen katholieken bij deze groep toevallig zeer veel. Spreker heeft niet toegezegd een plaatselijken cursus te zullen doen instellen voor de bevordering van de agenten tweede klasse, doch gezegd, dat hij dit zou overwegen. Nu is toezeggen iets anders dan overwegen. Volgens den heer Kuipers heeft spreker dit toegezegd, maar dat is niet waar. Een vermindering van het bedrag voor schoeisel en been kappen is alleszins gerechtvaardigd, omdat het hier een toelage voor schoeisel geldt en het nooit de bedoeling is geweest, dat de gemeente aan de agenten van politie alle kosten voor het schoeisel zou vergoeden. Een toelage van 20,vindt spreker zeer behoorlijk en voldoende. Men denkt er toch ook niet aan den agenten van politie behalve de uniform ook ondergoed te verstrekken! Spreker gevoelt iets voor de bezwaren, die de heer Wilmer geuit heeft met betrekking tot de verleening van vergunning voor het houden van bloempjesdagen. Ook het College heeft verscheidene keeren over het groote aantal daarvan klachten ontvangen, vooral in verband met den last, die daardoor aan vele ingezetenen bezorgd wordt. Het heeft herhaaldelijk van den Armenraad het advies gekregen met het verleen en van vergunningen niet al te ver te gaan en het heeft zelf gevoeld, dat het niet al te veel bloempjesdagen moest toestaan, nu het Crisis-Comité wekelijks een inzameling houdt. Het College heeft overwogen, dat men een regeling moet maken, waaraan men elke aanvrage kan toetsen. Men kan slechts ontkomen aan de beschuldiging van willekeur, als men een regel heeft en dien toepast. De Wethouder, die belast is met de toepassing van de verordening op de publieke vermakelijkheden, zal kunnen ge tuigen, hoe noodig het is heel stipt de lijn te volgen, die in een verordening is vastgelegd, omdat men anders hopeloos in de war raakt. Het College is van meening, dat de regel, welke het nu gesteld heeft, n.l. dat het doel, waarvoor de bloempjesdag wordt gehouden, altijd moet zijn een algemeen belangvoor alle richtingen en gezindten, in dezen tijd misschien aanlei ding geeft tot gerechtvaardigde klachten. Er zijn ook moeilijkheden van anderen aard aan ver bonden, waaromtrent door den Raad van State een uitspraak wordt gedaan. Bij het ontwerpen van de nieuwe regeling zal spreker zeer zeker bepleiten zooveel mogelijk tegemoet te komen aan de wenschen van den heer Wilmer in dit opzicht. Over het voorstel van den heer Knuttel betreffende het dagblad De Tribune, behoeft spreker niet veel te zeggen. Hij wil zich daarbij niet speciaal beroepen op de onmoge lijkheid voor den Raad om aan den wensch van den heer Knuttel te voldoen. Men kan wel, zooals de heer Groeneveld zei, aan het toekennen van een subsidie bepaalde voor waarden verbinden, maar aan die voorwaarden wordt daarom nog niet altijd voldaan. In dat geval zou men het subsidie kunnen weigeren, maar daarom gaat het in dit geval niet. De gemeente is niet de eenige, die subsidie verleent: ook het Rijk en de provincie kunnen voorwaarden stellen. Wanneer de gemeente verlangt, dat De Tribune ter lezing Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen. (Voorzitter e.a.) wordt gelegd en het Rijk verleent geen subsidie, wanneer zulks inderdaad gebeurt, is de Openbare Leeszaal „Reuvens" het slachtoffer. Het College is van meening, dat er geenerlei aanleiding bestaat om bij de Openbare Leeszaal aan te drin gen op het ter lezing leggen van De Tribune. De heer Tepe had aanvankelijk de hoop gekoesterd vandaag in deze spannende 6-daagsche, die naar spreker vreest wel eens een 12-daagsche zou kunnen worden, een record, een snelheidsrecord te kunnen verbeteren, wat in dit geval zou beteekenen een record van kortheid; spreker had dit ver wacht, omdat over de onderwijszaken in de secties zeer weinig gehandeld is, evenals bij het mondeliug debat. Spreker zou dus zeker erin geslaagd zijn, het record te verbeteren, waren niet over de personeelszaken zooveel voorstellen inge diend en aan bespreking onderworpen hier, dat spreker daarbij betrekkelijk lang zal moeten stilstaan. Spreker zal echter zijn best doen met den Voorzitter als gangmaker in 6-daagschen noemt men dit koppelgenoot geen ronde achter te blijven. De heer Vos verweet in het algemeen het College een te langzamen gang van zaken bij het besturen van de ge meente; speciaal richtte hij dat verwijt tot de afdeeling Onderwijs. Het voorbeeld, dat de heer Vos koos om dien langzamen gang van zaken in het algemeen te demonstreeren, n.l. dat van het Lorentz-monument was weinig gelukkig gekozen; de voorbeelden om aan te toonen, dat de afdeeling Onderwijs traag werkt, waren niet veel gelukkiger, of mis schien nog ongelukkiger. De heer Vos wees er op, dat het zoo lang geduurd heeft, vóórdat het nieuwe leerplan van de school voor eindonderwijs zijn beslag gekregen heeft, maar voegde daaraan toe, dat dit niet geheel lag aan spreker. Het ligt in het geheel niet aan spreker. Deze zaak is op zich zelf nu wel niet van zoo schrikbarend veel belang, maar spreker acht het toch wel wenschelijk dat, wanneer hier wordt uitgesproken de meening, dat een afdeeling traag werkt, de betrokken Wethouder aantoont de onjuistheid van die meening; dat is hij niet alleen verplicht tegenover zijn eigen beleid, maar ook ten aanzien van de aan die afdeeling werk zame ambtenaren. Met enkele data is aan te toonen, dat van vertraging bij de afdeeling of den Wethouder van Onder wijs geen sprake is. De eerste brief van het College aan het schoolhoofd, be last met het tot stand brengen van de commissie, met het zetten dus van den eersten stap op dien langen weg, is uit gegaan 13 November 1931; de z.g. eindregeling is door de hoofden ingediend 7 Juni 1932, dus 7 maanden later; daarop is die eindregeling in handen gesteld van den Inspecteur, door wien verschillende punten, waaromtrent hij een mee ning gevestigd had. op 16 November 1932 aan het College overgelegd zijn; kort daarop is zijn geheele advies omtrent het leerplan bij het College ingekomen, dus na 5 maanden. Eerst hadden dus de onderwijzers 7 maanden noodig om het te bestudeeren, waarop spreker geen critiek uitoefent, want hij weet, dat het een ingewikkelde procedure isdaarna had de Inspecteur er 5 maanden voor noodig. Toen is het door het College, overeenkomstig de verordening, op 26 No vember 1932 aan de plaatselijke schoolcommissie gezonden, die met bekwamen spoed, dat moet spreker erkennen n.l. op 16 December 1932 haar advies aan het College heeft doen toekomen. Nu is juist vandaag dit leerplan vastgesteld; n.l. in de vergadering van het College van hedenmorgen. Dit is dus tot stand gekomen in de periode van 16 December 1932 tot heden, die betrekkelijk kort is, wanneer men daarbij bedenkt, dat het leerplan door het College wordt vastgesteld in overeenstemming met den Inspecteur; in die periode moesten dus nog verschillende conferenties gehouden en correspondenties gevoerd worden met den Inspecteur en is de zaak van het leerplan zelf eenige keeren in het College ter sprake geweest en daar zeer nauwgezet bestudeerd. Hieruit blijkt, dat geenerlei vertraging is veroorzaakt door de afdeeling Onderwijs. De heer Vos heeft vervolgens de afdeeling Onderwijs be ticht van een langzamen gang van zaken, omdat er nog geen regeling getroffen is, overeenkomstig artikel 125 van de Ambtenarenwet, voor het onderwijzend personeel. Volgens genoemde wet is hier een vrij gecompliceerde regeling noodig, die verschillend zal moeten zijn voor ver schillende categorieën van onderwijzers. Voor de onderwij zers bij het gewoon lager ouderwijs zal niet veel te regelen zijn, omdat de regelingen grootendeels in de wet zijn opge nomen. Vervolgens moet een regeling getroffen worden voor de leeraren bij het middelbaar onderwijs, de leeraren aan de kweekscholen, die grootendeels gebonden zijn aan de Rijks regeling, de bewaarschoolonderwijzeressen, alsmede voor de vakonderwijzers.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 24