DONDEBDAG 16 FEBEÜAEI 1933. 117 Gemecntebegrootiny Algemeene Beschouwingen. (Schiiller e.a.) betaalt, getracht heeft de gemeente op deze schunnige wijze te benadeelen door haar af te zetten. Maar dan komt de heer Bosman nog vertellen, dat er bezuinigd moet worden en de particuliere werkgevers de werken goedkooper en beter uitvoeren dan de gemeente! De arbeiders hebben deze opvoedkundige beschouwingen van den heer Bosman niet noodig; als hij wil gaan opvoeden, laat hij dan beginnen met zijn eigen partijgenooten, want als er ergens wat in het belang van de gemeenschap valt op te knappen, dan is het wel onder de leden van de Liberale Staatspartijdeze partij en de grootwerkgevers-organisatie staan een wederopbouw van de maatschappij in den weg. Men moet toch wel door de wol gewasschen zijn om hier in het openbaar de S. D. A. P. te beschuldigen van kiezers bedrog, zooals de heer Beekenkamp gedaan heeft, terwijl deze zijn zetel juist aan kiezersbedrog te danken heeft. De ingezonden stukken in de plaatselijke bladen zijn daarvoor het bewijs; alle argumenten, die de anti-revolutionnairen daartegen hebben trachten aan te voeren, zijn onhoudbaar gebleken. En dan durft de desbetreffende persoon de S. D. A. P. kiezersbedrog te verwijten! De leider der anti-revolutionnaire fractie, de heer van Es, heeft in zijn 20-minuten speech kans gezien om: het reaction - naire beleid van hot College te huldigen, de Engelsche lands- politiek tegen de sociaal-democraten uit te spelen, zich te vergissen in een zaak, die niet aan de orde was, de voorge stelde loonsverlaging goed te praten, de organisaties te trachten te verzoenen met deze loonsverlaging, den Burgemeester als hoofd der politie aan te zetten tot gewelddadig optreden tegen gerechtvaardigd verzet, en een leugen te zeggen over de door het Amsterdamsch Gemeentebestuur inzake de loonen en arbeidsvoorwaarden van het gemeentepersoneel gevoerde politiek. Ziehier de christelijke opvoedende rede in groote trekken van dezen leider. Spreker zal den heer van Es een geestopwekkend poeder voorzetten, die zijn duffen en reactionnairen geest mogelijk wel zal verhelderen. Zonder één enkel bewijs daarvoor aan te voeren, praat de heer van Es hier den heer Colijn in zijn artikel in de Standaard van 20 Januari 1933, waarin hij het Amsterdamsch Gemeentebestuur aanvalt, na. Men mag toch verwachten, dat als de heer van Es hier het Amsterdamsch Gemeentebestuur van een bepaalde handeling meent te moeten beschuldigen, hij die beschuldiging dan bewijst; van een man van eer mag men dat althans verwachten. Spreker zal hier bewijzen, dat de heer van Es doelbewust een onjuistheid heeft mede gedeeld en een zoo plat en ordinair mogelijke rede voor de openbare tribune heeft gehouden. De heer Colijn heeft het volgende geschreven „Als de publieke kas haar gewone inkomsten ziet dalen, moeten de uitgaven naar beneden, wil het noodzakelijk evenwicht worden bewaard. Dat is een zeer eenvoudige zaak. En als de salarislast groot en zwaar is, moet deze worden verminderd. Daar is niets aan te doen. Men heeft dan echter de keus tusschen tweeërlei systeem. Men kan ambtenaren en werklieden in den publieken dienst ontslaan of men kan op de salarissen korten. Soms moet beide gebeuren, maar naarmate men het laatste niet wil, moet het eerste geschieden. En dat is voor de betrokkenen verreweg het hardst. In Amsterdam weigert men aan de loonen te raken. Daar zoekt men het dus in het ontslag." En dat praat de heer van Es. zonder één argument aan te voeren, maar na. De heer van Es heeft dit niet eens gelezen; dit is een leugen van den heer Schiiller. De heer Schiiller acht het nog veel erger, wanneer de heer van Es dit niet gelezen heeft. In ieder geval komt het op hetzelfde neer. In „Ons Weekblad" zet de redacteur vanMeurs, voorzitter van den Ned. Bond van Personeel in Overheidsdienst, uiteen, wat er met het personeel wordt gedaan. In „Onze Strijder", weekblad van den Ned. E. K. Bond van Overheidspersoneel „St. Paulus", schrijft de heer Kropman, Wethouder van Amsterdam, in gelijken geest n.l. dat er absoluut geen sprake is van ontslag, maar wel van plaatsing in de Gemeentelijke Arbeiders-Beserve (G.A.E.). De heer van der Eeijden heeft precies hetzelfde gezegd als de heer van Es. Spreker heeft het geheele betoog van eerst genoemde aangehoord en heeft toen onmiddellijk telefonisch aan het hoofdbestuur van den Ned. Bond van Personeel in Overheidsdienst medegedeeld, wat beide Eaadsleden hadden gezegd. Spreker voegde daaraan toe, dat hij zelf voldoende had aan het hoofdartikel van het orgaan van den bond, maar, de heeren Eaadsleden kennende, gaarne de beschikking- zou hebben over nog positievere gegevens, waarmede hij Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen. (Schiiller e.a.) zou kunnen bewijzen, dat zij beiden ongelijk hadden. Spreker ontving denzelfden dag per expresse-bestelling een brief van genoemd hoofdbestuur, welke woordelijk luidt als volgt: „Er is wegens bezuiniging te Amsterdam tot nu toe nog geen man ontslagen. Er zijn wel werklieden naar de arbeiders reserve (G. A. E.) afgevloeid, maar als men het wil doen voorkomen, dat daarvoor een groep personeel in zoo slechten toestand is geraakt, dat aan loonsverlaging over de geheele linie de voorkeur moet worden gegeven, dan heeten wij dat een groote leuyen. Zij, die naar de G. A. B. gaan, hebben een garantieloon van 24,96 per week. Bovendien hebben zij: 1. vol loon bij ziekte; 2. vacantie en vacantie-toeslag 3. instandhouding van de pensioenrechten en voor zoover zij nog niet in vasten dienst zijn geweest, vallen zij onder de Pensioenwet, kortom de geheele rechtspositie-regeling is op hen van toepassing. Nu eenige cijfers, overgenomen van den officieelen staat, bevattende een overzicht van 29 Dec. '32 tot 4 Januari '33 (de laatste, die in ons bezit is). Het werkliedencorps der gemeente telt 11.000 personen. Van die 11.000 personen waren er in totaal in de G.A.E. 982 personen, van wie 56 vrouwen. Van die 982 personen waren er oorspronkelijk slechts 311 in vasten dienst, zoodat het aantal afgevloeiden bij zoo'n corps betrekkelijk gering is. De overige G.A.E.-personen waren dus werklieden, die nog nooit een vaste aanstelling in gemeentedienst hadden ontvangen. Van het geheele G.A.E.-personeel waren er voorts 740, die niet gewerkt hadden, hetgeen dus wil zeggen, dat er feitelijk slechts 740 waren, die het garantieloon van ƒ24,96 ontvingen. De overige waren dus als G.A.E.-personeel bij de ver schillende bedrijven te werk gesteld en ontvingen de loonen, welke voor de functie, welke zij bekleedden, in de loontabellen zijn genoemd. Dit ziju in 't kort de gegevens, welke wij je kunnen verschaffen. Wanneer de gemeente Leiden naar dezelfde verhoudingen van de corps-sterkte, wegens noodzakelijke reorganisatie, zonder ontslagzonder loonsverlagingden overcompleet ge raakten werklieden een garantieloon van 24,96 zou garan deeren met handhaving van de rechtspositie en met uitzicht op herplaatsing bij ontstane vacatures, dan zou zij minder rampen veroorzaken dan een ongemotiveerde loonsverlaging toepassen over de geheele linie bij wijze van offer aan den waan van den dag. Wij willen er nog op wijzen, dat afvloeiing naar de G.A.E. een dwangmaatregel was van boven af n.l. tengevolge van een opgelegde besnoeiing der begrooting. Vooral de Christelijke bond colporteert het praatje, dat handhaving der loonen afvloeiing naar de G.A.E. tengevolge heeft en het zijn de A.E. en C.H. politici, die dat argument gretig hanteeren." Spreker heeft hieraan niet veel toe te voegen, en heeft bewezen, dat de gemeen te-arbeiders in Amsterdam niet worden ontslagen, maar overgeplaatst worden naar de G.A.E. Spreker tart de heeren Van der Eeijden en de heer Van Es hun beschuldigingen thans waar te maken. Spreker heeft naar zijn eerlijke overtuiging de verschillende zaken hier behandeld; zonder aanzien des persoons heeft hij zijn critiek laten hooren, zijn voorstellen met bewijzen ver dedigd, middelen tot bezuiniging aangegeven, zonder de gemeenschap of cultuurwerk of de positie van het personeel te schaden. Al zal de door spreker voorgestelde bezuiniging de gemeente geen millioen opbrengen, toch is zij wel van dien aard, dat doorvoering in het belang der gemeente is. Het College stelt wel voor bezuinigingen van 25.en verdedigt die met hand en tand, waarvan niet gezegd kan worden, dat zij de gemeenschap niet zouden schaden. Spreker vertrouwt, dat de raadsleden zijn voorstellen niet zullen beoordeelen naar de zijde, vanwaar zij komen, maar uitsluitend naar het belang der gemeente; dan kunnen zij niet anders dan vóór sprekers voorstellen stemmen. De heer Donders zegt, dat hij, na hetgeen door zijn verschillende fractieleden en speciaal door zijn fractieleider, den heer Wilmer, is opgemerkt, kort kan zijn. Spreker zal zich voornamelijk beperken tot het maken van enkele financieele kantteekeningen. Onder aansluiting aan de hulde aan het College van Burgemeester en Wethouders gebracht voor het feit, dat ook dit jaar weer een sluitende begrooting is aangeboden, wil spreker den Eaad er toch met nadruk op wijzen, dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 17