116 DONDERDAG 16 FEBRUARI 1933. Gemeentebegrooting Algcmeenc Beschouwingen. (Schiiller.) van het gemeentepersoneel te Leiden laag zijn en eigenlijk geen verlaging toelieten. Bij deze verklaring heeft de Voor zitter van de Commissie voor Georganiseerd Overleg zich aangesloten. Een vertegenwoordiger der Christelijke organisaties ver klaarde in de Commissie, dat men thans genaderd was tot de grens van de bereidheid om tot verlaging der loonen mede te werken. In den gaug van zaken in de Commissie voor Georgani seerd Overleg ligt de verklaring van het feit, dat Burge meester en Wethouders zich thans zoo tegen het Georgani seerd Overleg keeren. Daarvan deugt niets, zoodra de ver tegenwoordigers der organisaties niet onder het juk van Burgemeester en Wethouders wenschen door te gaan. In dat geval uiten Burgemeester en Wethouders hun gramschap in een officieel stuk. Spreker zal thans met enkele voorbeelden bewijzen, dat de vertegenwoordigers der organisaties gelijk hebben, wan neer zij zich niet met deze ongemotiveerde loonsverlaging willen vereenigen. Een arbeider uit de eerste loongroep, die thans 27 ontvangt, gaat straks met 24.11 naar huis. Durft het Col lege dan nog beweren, dat de gemeente Leiden aan haar arbeiders, die voor dit bedrag een volle week moeten wer ken, geen laag loon betaalt Spreker wacht met belangstelling af, of de arbeiders, leden van dezen raad, zich tegenover hun eigen organisaties zullen stellen en zullen stemmen voor deze loonsverlaging. Het zoet gefluit, dat de heer Wilmer deed hooren, om de sociaal-democraten er toe te bewegen, nadat in principe be sloten zou zijn tot de loonsverlaging over te gaan, mede te werken aan de vaststelling van de wijze, waarop de korting zal worden toegepast, heeft op spreker geen invloed gehad. Hij zal die medewerking niet verleenen, maar wel zich ver zetten tegen elke loonsverlaging, in welken vorm ze ook wordt voorgesteld. Sprekers' voorstel tot het instellen van een onderzoek naar de doelmatigheid van de samenvoeging van Stadsontwikkeling en Bouw-en Woningtoezicht gaat in de richting van de con centratie van diensten, waarover de heer Wilmer sprak. Indien deze stemt voor sprekers voorstel, kan hij, zonder zich ten aanzien van deze samenvoeging te binden, zijn gedachte toe gepast zien. Het verheugt spreker, dat ook de heer Wilmer van meening is, dat geen los personeel of personeel in tijdelijken dienst behoort te worden aangesteld, indien de te verrichten werk zaamheden van blij venden aard zijn. Indien het wel gebeurde, achtte hij het niet juist. Inderdaad gebeurt het. Spreker zal daarvoor aan de hand van den officieelen staat van 1 Januari 1932 bewijzen geven. Volgens dezen staat is: 9 April 1923 een hulpstraatmaker in tijdelijken dienst aan gesteld 30 Juli 1923 een straatmaker tijdelijk aangesteld; 6 Augustus 1923 een straatmaker tijdelijk aangesteld; 2 April 1924 een straatmaker tijdelijk aangesteld. Al dezen hebben dus omstreeks 9 jaar tijdelijk dienst ge daan. Er zijn onder hen, die door de directie van Gemeente werken uit andere plaatsen hierheen gehaald zijn met de belofte van een vaste aanstelling; is het dan geen schandaal, dat aan deze toezegging niet al lang voldaan is? Herhaaldelijk heeft spreker voor een vaste aanstelling voor hen gepleit; steeds zijn door het College allerlei niet steekhoudende argu menten aangevoerd. Nu klampt het College zich weer vast aan het reorganisatie-rapport, dat het allang in den Raad had kunnen brengen. Maar met dat al worden deze menschen ouder; mogelijk komt het College dan weer met het argu ment, dat zij krachtens de verordening niet meer aangesteld kunnen worden, daar zij ouder zijn dan de verordening toe laat. Laat men evenwel niet vergeten, dat zij reeds 8 en 10 jaar in gemeentedienst zijn; dit argument kan het College dan ook niet aanvoeren. Volgens spreker moet niet gewacht op de behandeling van het reorganisatie-rapport, maar die nen deze menschen nu een vaste aanstelling te krijgen. Ten aanzien van het losse personeel is de toestand nog veel erger; tijdelijke aanstellingen worden niet meer gegeven; daarmede tracht men vaste aanstellingen te voorkomen. Men laat de menschen in los dienstverband werken en geeft dan voor, dat voor hen geen doorloopend werk aanwezig is. Vooral bij de Lichtfabrieken worden aldus tal van arbeiders in los dienstverband gehouden. Indien de heer Wilmer met spreker dit ontoelaatbaar acht, laat hij dan sprekers voorstel steunen. Ook de heer Wilmer heeft erkend, dat de loonen van het gemeentepersoneel hier niet hoog genoemd kunnen worden, maar heeft zich toch uitgesproken vóór loonsverlaging, met als argument, dat hij voor de gemeente geen ander middel Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen. (Schiiller e.a.) aanwezig achtte om een sluitende begrooting te verkrijgen; hij beval het voorstel-Bergers aan. Zegt het hem dan niets, dat de roomsch-katholieke organisaties hebben gestemd zoowel tegen het voorstel van het College als tegen het denkbeeld van den heer Bergers? De heer Bergers zegt, dat daarover niet is gestemd. De heer Schüller zegt, dat zij zich toch tegen het denkbeeld- Bergers uitgesproken hebben. De heer Bergers ontkent dit ook. De heer Schüller zal dan de notulen wel voorlezen; men moet hier altijd met de officieele stukken komen. Zegt het den heer Wilmer niets, dat de christelijke organisaties onom wonden verklaard hebben, dat de loonen te Leiden zoo laag zijn, dat de grens, waar beneden niet gegaan mag worden, bereikt is. Stelt de heer Wilmer dan zoo weinig vertrouwen in de leiders der katholieke organisaties, dat zij, indien zij maar even de noodzakelijkheid van deze loonsverlaging inzagen, aan hun eigen partijgenoot Wethouder Tepe hun medewerking geweigerd zouden hebben? Het feit alleen, dat de roomsch-katholieke organisaties hun eigen partijgenoot niet de hand hebben kunnen toesteken, moet voor den heer Wilmer en zijn fractie al het bewijs zijn, dat het College te ver gaat met deze loonsverlaging. Dit geldt evenzeer voor de andere christelijke fracties. Ook de hun politiek bevriende organisatie-bestuurders hebben hun Wethouder geen steun kunnen toezeggen. Ook zij hebben geweigerd de door het College voorgestelde loonsverlaging te aanvaarden. Ook zij kunnen deze houding van de bestuurders der organisaties niet loochenen, maar desondanks zijn zij blind voor de feiten. Hun eenige argument is, dat het College het voorstelt. Zij zullen ten koste van alles het College bij zijn reactionnaire handelingen steunen en voor de loons verlaging stemmen. De heer Bosman heeft in zijn begrootingsrede sterk den nadruk gelegd op de noodzakelijkheid van bezuiniging op elk gebied. De zoogenaamde hooge loonen van de arbeiders, welke loonen volgens hem de oorzaak waren van de werk loosheid en het voortduren daarvan, moesten zeer zeker verlaagd worden. Over de groote winsten van de werk gevers en de opzetjes bij aanbestedingen heeft de heer Bosman wijselijk gezwegen. Volgens hem zijn uitsluitend de arbeiders en hun organisaties er de oorzaak van, dat de kapitalistische klasse niet in staat is den bestaanden ellendigen toestand te verbeteren, waartoe zij wel in staat zou zijn, indien de arbeiders afstand deden van de door hen ver overde rechten en bereid waren tegen hongerloonen aan het werk te gaan. De leden van den Vrijheidsbond sloven zich voortdurend uit met te betoogen, dat zij handelen in het belang van alle groepen der bevolking, dat diverse gemeentebesturen met de gemeentegelden, die door de belastingbetalers zijn opgebracht, roekeloos omspringen en niet letten op de wijze, waarop die gelden worden uitgegeven, dat de exploitatie van de overheidsbedrijven duur is en dat de particuliere werkgevers alles veel beter en goedkooper kunnen uitvoeren. Uit het volgende voorbeeld blijkt evenwel, hoe een groote liberale Leidsche werkgever gemeend heeft de gemeenschap volgens de liberale beginselen te moeten dienen. In de notulen van de vergadering der Commissie van Fabricage leest spreker n.l.: „De Directeur deelt mede, dat de firma Wernink, die aan vankelijk zich bereid had verklaard de noodige trottoir- tegels te leveren tegen denzelfden prijs, waarvoor zij het verleden jaar gedaan had, n.l. 99.per 1000 stuks, officieel uitgenoodigd is, met 7 andere firma's om prijsopgaaf in te dienen. Daarbij bleek de firma Wernink met 126.30 per 1000 de laagste inschrijf ster (hoogste 130.hetgeen kennelijk op een onderlinge afspraak wees. In denzelfden tijd had een firma uit Malden bij Nijmegen aangeboden de levering van tegels tegen 79.per 1000, welk aanbod bij nadere aanvraag verlaagd werd tot 72.Deze tegels zijn gekeurd en zeer goed bevonden. Naar raming zullen 254000 tegels noodig zijn, welk aantal laatstbedoelde firma aanbiedt te leveren, mits vóór 1 Februari 1933 beslist wordt." Deze levering heeft plaats gehad. Uit deze cijfers blijkt, dat de firma Wernink een opzet had gemaakt van 6.934.20. Uit een eenvoudige berekening blijkt, dat de gemeente door de levering niet aan de firma Wernink op te dragen het bedrag van 13.792.20 (n.l. 32.080.20 18.288.—) heeft bespaard. Uit dit eene voorbeeld blijkt, hoe een groote liberale werkgever te Leiden, die zijn arbeiders een zeer laag loon

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 16