DONDERDAG 16 FEBRUARI 1933. Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen. (Schiiller.) College een andere regeling invoeren, door den prijs n.l. niet meer per complex te berekenen, doch als gemiddelde som voor alle complexen; dit zal echter niet leiden tot een ver laging van den grondprijs, maar dat een bepaald stukgrond, juist duurder kan worden. Volgens het uitbreidingsplan, dat nog niet goedgekeurd is, maar zeker wel algemeen bekend mag worden veronder steld, zullen de arbeiderswoningen niet aan behoorlijke hoofdverkeerswegen worden gebouwd. Zij zijn geprojecteerd aan de uithoeken van de stad en achter de hoofdstraten. Wanneer de prijzen van de verschillende stukken bouwgrond over het geheel worden omgeslagen, zullen de particuliere bouwers voor de gronden, gelegen aan de hoofdstraten een veel lageren prijs en de woningbouwvereenigingen voor de gronden, bestemd voor den bouw van arbeiderswoningen een veel hoogeren prijs dan anders betalen. Voor een dergelijke grondpolitiek gevoelt spreker absoluut niets. Op die wijze kan geen bouw van behoorlijke arbeiders woningen plaats hebben. Het Rijk stelt niet meer dan 600.voor den grond be schikbaar. De grond kost in Leiden voor de arbeiderswoningen minstens 8.den vierkanten meter, stellen wij de opper vlakte van den grond op niet grooter dan 100 M2. Voor de straatbreedte is echter 25 M2. noodig. Van de overblijvende 75 M2. moet volgens de bouwverordening 1/3 gedeelte bestemd worden voor tuin of plaats. De eigenlijke woning wordt dus gebouwd op een stuk grond van 50 M2. En dan betalen de woningbouwvereenigingen nog 200.per woning aan grond meer, dan dat de Minister gesteld heeft. Dure grond en moderne krotwoningen bovendien. In een dergelijke woning zal een man, die vermoeid van zijn werk thuiskomt, niet behoorlijk kunnen rusten. Indien er kinderen zijn, die iets moeten leeren, zal er geen apart kamertje voor hen zijn, waar zij dat rustig kunnen doen. Indien de man bestuurslid van de een of andere organisatie is, zal hij zijn werk daar voor niet in een rustige kamer kunnen doen. Het koken, smoken en spelen zal in een kamer moeten geschieden. Dat dit zeer juist is, blijkt uit de door den Ned. R. K. Bond voor Groote Gezinnen uitgegeven brochure „Gezinspolitiek door de gemeente", waarin architect van Velsen over de eischen, te stellen aan woningen voor groote gezinnen schrijft: „De gemiddelde arbeiderswoning met z'n twee, ten hoogste drie slaapkamertjes, is absoluut onvoldoende." In Leiden worden de nieuwe woningen niet anders ge bouwd. Spreker heeft al meermalen gezegd, en houdt dat staande, dat de gemeente door steeds vast te houden aan de rijksbijdrage, en niet zelf te bouwen, een halve stad nieuwe krotwoningen bouwt. Verder schrijft de heer van Velsen: „En dat is nu de taak van de overheid om te zorgen, dat voldoende van deze woningen beschikbaar zijn tegen redelijke prijzen; en ook dat hiermede al rekening wordt gehouden bij het vaststellen van het uitbreidingsplan." En ten slotte: „Wat kan nu de gemeente nog doen in dit opzicht? Op de eerste plaats haar volle medewerking verleenen aan de voorschotten; desnoods buiten het Rijk om. Vervolgens bij coöperatief bouwen het volle bedrag ter beschikking stellen ook een minimumrentevoet is een belangrijk ding, evenals een lage erfpachtscanon en een langere aflossingstermijn. Ten slotte de instelling van een Gemeentelijke Credietbank (Tilburg) en het toekennen van liuurbijslag, voor iedere woning individueel te beoordeelen." In Leiden is er geen sprake van, dat de gemeente hieraan één cent ten koste heeft gelegd buiten hét Rijk om; dat na 2 jaar het ongelukkige bouwplannetje aan de Lusthoflaan er nog niet is, komt doordat de gemeente niet anders wil bouwen dan met Rijksbijdrage en het Rijk weigert bij te dragen zoolang de gemeente de huizen nog niet kleiner maakt dan ze al geteekend zijn. De heer Talsma, anti-revolutionnair burgemeester van Kamerik, zegt in een praeadvies voor het Ned. Instituut voor Volkshuisvesting en Stedenbouw het volgende: „Met Prof. van der Pot zou ik het niet betreuren, wanneer de strekking van de overheidsmaatregelen op het gebied van den stedebouw mocht zijn de speculatie in bouwterreinen tegen te gaan. In hoeverre door het van de ééne hand in de andere gaan, telkens voor hooger prijzen, van bouw terreinen de huurprijzen der te bouwen woningen worden opgedreven, is misschien moeilijk in het algemeen te beant woorden. De prijsvorming der bouwterreinen zal ik moeten laten rusten. Maar het lijkt mij in geen ge-val op den weg der Overheid te liggen, noch positief door het vaststellen van bouwplannen, die aan grondspeculatie hun initiatief danken, noch negatief door zich te onthouden van maat regelen, waardoor de gewenschte bestemming van grond Gemecntebegrooting Algemeene Beschouwingen. (Schiiller.) (b.v. natuurschoon) wordt vastgelegd, aan speculanten en andere grondeigenaren de grootst mogelijke winst, welke bij eenige aanwending te maken is, te verzekeren. Dit wordt evenmin geëischt' door de beteekenis en de historische ontwikkeling van het recht van eigendom als door de gedragslijn in andere gevallen aangenomen. Wanneer in andere gevallen winstmogelijkheden beperkt, zelfs het drijven van beroepen (en dus het verdienen daaraan) verboden is om redenen van algemeen belang, dan kunnen gelijke redenen zeker er toe leiden om grondspeculatie aan banden te leggen en een bepaalde, door het algemeen belang geboden be stemming van terreinen te verzekeren. Ik moge dit betoog eindigen met een woord van Pierson „Wij eerbiedigen den eigendom, omdat hij dienstbaar is aan de beschaving, de welvaart; omdat hij de geslachten aan elkander bindt, continuïteit brengt in het maatschappelijk leven. Maar wij verlangen ook, dat hij die schoone taak vervult. Niet ter wille van het individu, terwille der mensch- heid wordt hij bestendigd. En bij die bestendiging de vraag te stellen, of zij volledig mag zijn, dan wel of het eigen domsrecht aan meer beperkingen moet worden onderworpen, achten wij in onze dagen geoorloofd, ja plichtmatig." Iu zijn boek „De mensch en zijn woning" zegt pater dr. Hegge over de te kleine woning het volgende: „We denken hier vooreerst aan 't onmenschelijke leven van de moeder van 't gezin, dikwijls met een talrijk kroost (de grootste gezinnen moeten zich gewoonlijk met de slechtste woningen tevreden stellen) die dag aan dag van vroeg tot laat werkend en ploeterend in één benauwd, donker, vuil vertrek haar moedertaak moet vervullen; voor zulke vrouwen, die geen tijd of gelegenheid tot uitgaan hebben, leidt dit tot één langgerekt vreugdeloos bestaan, zonder afwisseling, zonder verheffing. In 't begin doet ze misschien nog haar best orde en reinheid in haar woning te brengen, maar her haalde mislukking brengt in haar teweeg 't alle energie doodend besef van niet meer op te kunnen tegen de om standigheden, dan een gevoel van moedeloosheid, apathie en ten slotte van onverschilligheid. Zoo komt in haar eindelijk een afstomping van gevoel voor al 't hoogere, 't verlies van eerbied voor haar menschelijke waarde. Voor den vader van 't gezin moet de woning 'taan- trekkingspunt zijn, waar hij gaarne zijn vrijen tijd na 't werk tusschen vrouw en kinderen gaat doorbrengen; een aan- trekkingspunt door de netheid, de orde, de gezelligheid, de huiselijkheid, de rust, de opgewektheid, die hij er vindt; maar hij vindt er het tegendeelde ongezellige, wanordelijke, slecht verlichte, vuile woning drijft hem de straat op of nog erger in de herberg. Deze is aantrekkelijker dan zijn woning; deze is goed-verlicht, gezellig-verwarmd, daar wordt geen wasch gedroogd, daar hoeft hij niet te zijn onder rumoerige kinderen, maar daar vindt hij gezelligheid onder zijn kameraden. Aldus wordt voor hem de woning niet meer dan een verblijf, waar hij slechts noode vertoeft: een plaats om er te slapen en te eten." Het is dan ook geen wonder, dat de sociaal-democraten her haaldelijk aandringen op het beschikbaar stellen van goed- koopen grond voor arbeiderswoningen, die ruim en frisch moeten zijn. Spreker komt thans tot het voorstel van Burgemeester en Wethouders in zake de pensioenkorting van 8| Het is nu wel komen vaststaan, dat de bewering van het College, dat het met leedwezen tot verlaging van de loonen van het gemeentepersoneel moet overgaan, schijn is, want uit de argumenten, welke het ter verdediging van zijn voorstel aanvoert, spreekt de zuivere werkgeverswellust om de loonen steeds te verlagen. Kan men in de gegeven omstandigheden eigenlijk wel van de zijde van het Gemeentebestuur beweren, dat het overleg gepleegd heeft met het personeel Het Gemeente bestuur kan of wil de begrooting niet anders sluitend maken dan door de toepassing van een korting op de loonen en salarissen van het personeel, waarmede dezen de sluitpost van de begrooting worden. Het Gemeentebestuur komt in de Commissie voor Georganiseerd Overleg met de mededeeling: ik heb zooveel duizend gulden noodig, het gemeentepersoneel heeft zooveel bij te dragen en zeg nu maar, of ge het goed vindt. Men kan nu in het Georganiseerd Overleg praten, zooveel men wil, maar het gemeentepersoneel heeft het van te voren door Burgemeester en Wethouders vastgestelde bedrag bij te dragen En zoo iets noemt het College dan „Georganiseerd Overleg!" De vertegenwoordigers van alle organisaties (dus ook van de Roomsch-Katholieke en de Protestantsch-Christelijke) hebben met de feiten bewezen, dat de loonsverlaging niet noodig is, gezien den stand van de gemeente-financiën. Zij hebben allen, zonder uitzondering, verklaard, dat de loonen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 15