DONDERDAG 16 FEBRUARI 1933.
113
Gemeentcbegrooting Algcmeene Beschouwingen.
(Schüller e.a.)
In 1930 is de gemeente voor het eerst overgegaan tot
uitbesteding van straatwerk. De ellende met den aannemer
van Vuuren was toen al meermalen groot, maar de narigheid,
die men met de aannemers van 1932 heeft gehad, is heele-
maal hopeloos. Zij hebben dat werk maar laten zitten. Het
werk op de Kaasmarkt hebben zij b.v. geregeld moeten
overdoen; het was evenwel zoo'n knoeiwerk, dat zij den
rommel maar dicht hebben laten zitten, men was zoo blij,
dat die man zijn aantal M. bereikt had, dat de gemeente
niet eens gebruik heeft gemaakt van haar recht op 25
extra, maar hem maar gauw de wei ingestuurd heeft en
gezegd: hoe eerder je Leiden uit gaat, hoe liever, want je
verknoeit meer dan dat je goed maakt. Spreker wijst nog
op een quaestie, die ook weer door den Directeur ontkend
is, maar die ook weer blijkt aan de hand van de officieele
cijfers. Dat knoeiwerk van die particuliere straatmakers
moet natuurlijk veidonkeremaand worden en nu wordt wel
gezegddat kan niet, want er is toezicht, maar een opzichter,
hoe goed hij het ook bedoelt, kan niet overal tegelijk zijn.
Volgens het bestek mag wel niet afgedekt worden, vóórdat
er toezicht is; maar dat weet men welDe aannemer had
om dat knoeiwerk weg te werken een hoop zand noodig;
dat is aangevoerd, maar het was zoo bar, dat de omwonen
den geklaagd hebben, dat het zand zoo hoog lag; de gemeente
heeft er toe moeten overgaan om het zoo spoedig mogelijk
weg te halen; daar zijn 2 arbeiders 2 dagen bezig geweest;
een dag zelfs zonder een enkele minuut te rusten. Dit is
ontkend door den Directeur; spreker heeft toen gezegddan
zullen wij de weekrapporten van die arbeiders uit laten
maken, wie van ons gelijk heeft.
Spreker heeft de grootste moeite gehad om die te krijgen,
want toen voelden de Directeur en de Wethouder den grond
onder hun voeten wegzinken. Er is wel een maand of zes
over verloopen, maar nu heeft spreker ze en onomstootelijk
is komen vast te staan, dat op 18 Juni die twee arbeiders
13 uren achter elkaar hebben gewerkt. Het blijkt uit het
officieele dagrapport, dat die menschen hebben ingevuld en
dat door de administratie voor accoord is geteekend. Des
ondanks durfde de Directeur daarna in de Commissie nog
verklaren, dat het niet waar was. Spreker vraagt, wat men
wel voor argumenten zal moeten aanvoeren om gelijk te
krijgen, indien iets dergelijks eenvoudig ontkend wordt,
terwijl het dagrapport voor accoord is geteekend en boven
dien de betrokken arbeiders de overuren, welke zij hebben
gemaakt, hebben ingehaald. Deze arbeiders hebben niet
minder dan twaalf vrachten zand van de Kaasmarkt afge
haald. Dat zand lag niet op een hoop, het was verstrooid
door de particuliere straatmakers om hun knoeiwerk te
bedekken. Het was een zandwoestijn, welke volgens den
hoofdopzichter Kiljan men kan het lezen in het rose
blad van 12 Augustus 1932 moest verstuiven.
De Voorzitter vraagt of spreker den Raad niet eenige
van die details kan besparen.
De heer Schüller zou dat wel gaarne doen, maar, waar
hij zoowel in de Commissie als in den Raad wordt tegenge
werkt en waar men zelfs iets, dat hij aan de hand van
officieele gegevens aantoonde, onwaar durfde noemen, zal
men begrijpen, dat hij de detailzaken niet achterwege kan
laten. Hij zal zich tot het uiterste verzetten en als men
hem blijft bemoeilijken, zal hij het recht nemen, zich te
verdedigen op de wijze, als dat naar zijn meening moet
gebeuren.
Spreker staat in den Raad en ook in de gemeente bekend
als de oppositie-persoon, die steeds den dienst van Openbare
Werken aantast, maar er wordt vaak vergeten, dat dit een
gevolg is van de wijze, waarop hij wordt behandeld. Hij
zou dit niet hebben gezegd, maar nu moet het er uit: hij
wordt er van beticht, dat hij Gemeentewerken steeds afbreekt
en voortdurend de tekortkomingen van den Directeur naar
voren brengt.
Het College en de raadsleden weten precies, dat het een
janboel is bij Gemeentewerken, maar leggen daarvan geen
getuigenis af in het openbaar, maar binnenskamers; die
blijven buiten schot; spreker is echter zoo eerlijk om dit
in het openbaar te zeggen. Waarom is er een hoofdambtenaar
bij den directeur gezet? Waarom is er een ingenieur 1ste
klasse gezet? Waarom, als het dan zoo perfect in orde was
bij Gemeentewerken, is getracht een opzichter 1ste klasse
bij den bestratingsdienst te zetten? Hij heeft het niet aan
genomen, omdat zijn positie onzeker was. Spreker is hier
aan de gemeente de kwade kat; men heeft hem een stillen
wenk gegeven om zijn levenspositie niet in gevaar te brengen
Hij weet toch wel, dat hij op de zwarte lijst staat, maar al
zou hij slachtoffer worden, dat zal hem niet weerhouden
Gemeentebegrooting Algemeene Beschouwingen.
(Schüller e.a.)
om hier als raadslid de dingen te zeggen, zooals hij weet
dat ze gebeuren. De heer Huurman weet even goed als
spreker, dat het bij Gemeentewerken niet in orde is en dat
het niet goed gaat, de Wethouder eveneens. Waarom is
indertijd door het College getracht den toenmaligen adjunct
directeur, een deskundig en buitengewoon knap man, voor
zoover spreker als leek daarover kon oordeelen, over wien
spreker van anderen goede inlichtingen gekregen heeft, te
behouden hier?
De heer Splinter zegt, dat men toch wel trachten mag
een bekwaam ambtenaar te behouden.
De heer Schüller vraagt, waarom men dien goeden amb
tenaar noodig had. De heer Splinter weet ook wel, dat
daar een andere quaestie achter zat. Spreker heeft zich
voorgenomen in het openbaar hierover klaren wijn te schenken
laten de heeren nu maar eens uit de binnenkamer komen
en in het openbaar alles zeggen over de Directie van Ge
meentewerken, wat zij binnenskamers daar over zeggen. De
Directeur meent, dat alles in orde is, omdat hij nooit door
de andere groepen in den raad wordt becritiseerdlaten die
dan ook eens eerlijk en openlijk zeggen hoe zij over den
gang van zaken daar denken. Het wordt hier bedektelijk
gezegd; zoo zeide de heer Wilbrink, dat de Directeur der
Gemeentewerken duur bouwt; dat wordt zoo heel netjes
gezegd; de een zegt het zus, de ander zoo. Spreker is een
arbeider en zegt het mogelijk een beetje onbeholpener en
ruw; hij zegt het zooals hij het voelt; hij draait er niet om
heen. Spreker wordt het kwalijk genomen, maar de andere
heeren stappen straks naar buiten en zeggen: ik zeg niets
in het openbaar en dat zijn dan de nette heeren, maar
spreker wordt straks aangewezen, als de ondermijner van
Gemeentewerken; dat hindert evenwel niet
De groote massa der ingezetenen, ook de weidenkenden
in de hoogere regionen, weten wel, dat spreker, al geven
zij hem in het openbaar geen gelijk, gelijk heeft. Waar hij
weet, dat de zaak niet in orde is, zal hij in het belang van
de gemeente er op blijven aandringen, dat er verandering komt.
De heer Huurman vraagt, of hij dat niet in de Commissie
van Fabricage kan bewerken. Spreker antwoordt, dat hij
in de Commissie reeds herhaaldelijk hetzelfde heeft aan
getoond, maar dat hij daar gewoonweg alleen staat. Zelfs
in de Commissie werden hem de gegevens, welke hij vroeg,
geweigerd, ook al kostte het verzamelen dier gegevens niet
veel tijd. Een week later vroeg de heer Beekenkamp gegevens
omtrent de plantsoenen
De heer Beekenkamp had ze den volgenden dag al.
De heer Schüller vervolgt, dat de heer Beekenkamp, die wilde
weten, of de gemeente niet te duur inkocht, de gegevens
daaromtrent wel kreeg. Het heette, dat het verzamelen dier
gegevens slechts een kwartiertje duurde.
De Voorzitter verzoekt den heer Schüller niet te veel op
die détails in te gaan.
De heer Schüller zegt, dat dit feiten zijn.
De Voorzitter doet opmerken, dat de heer Schüller zich
wellicht een weinig zal kunnen beperken.
De heer Schüller is niet bereid zich te beperken. Hij laat
zich vandaag niet afmaken.
Spreker komt thans tot de behandeling van een onderwerp,
waarbij hij zal bewijzen, dat hij, als hij meent in het belang
van de gemeente te moeten optreden, omdat de gemeente
schade wordt berokkend, eerlijk en zonder aanzien des per-
soons zijn oordeel durft zeggen, ook al moet hij zich daarbij
richten tegen arbeiders. Een lid der S.D.A.P. moet in zulk
een geval den moed hebben er zijn afkeuring over uit te
spreken en er tegen in te gaan, zoowel in het openbaar als
binnenskamers.
Het College zegt, dat het groote straatwerk verricht moet
worden door meer geschikt technisch personeel onder de
straatmakers. In het reorganisatierapport is de stad in drie
secties verdeeld. Volgens den Directeur moeten de in een
sectie ingedeelde straatmakers al het in die sectie voor
komende werk doen; kunnen zij het niet af, dan kunnen zij
hulp krijgen uit een andere sectie, maar al het werk moet
gedaan worden. In iedere sectie moeten dus pikeurs aan
wezig zijn; men heeft dus 3 secties met pikeurs. Op het
oogenblik geven Burgemeester en Wethouders voor maar één
groep pikeurs te hebben. Maar de andere straatmakers wor
den dan door het Gemeentebestuur met deze uitlating be-