24 MAANDAG 30 JANUARI 1933. Interpellatie-van Stralen in zake bijzondere steunmaat- (Romijn.) regelen; praeadvies in zake het stempelen. gekomen in het College van Burgemeester en Wethouders, dat nog niet het schriftelijk advies van de subcommissie had ontvangen. De adviezen der subcommissie komen druppelsgewijze binnen. De secretaris, die in den Haag woont en vele bezigheden heeft, schijnt eiken avond, die hem daartoe gelegenheid biedt, een advies van de subcommissie verder te motiveeren en op te stellen. Aangezien den laatsten tijd vele adressen zijn binnenge komen, is het begrijpelijk, dat spreker niet precies uit zijn hoofd weet, wanneer het eene en wanneer het andere is ontvangen. Spreker heeftin het College van Burgemeester en Wethouders gezegd: Wacht met de mededeeling, dat het College weigert op het adres in te gaan, tot het schriftelijk advies van de subcommissie is binnengekomen". Tot nog toe heeft het dit advies niet. Hierbij komt de ongelukkige omstandigheid, dat de secretaris ontslag heeft gevraagd en inmiddels een nieuwe secretaris is benoemd. De subcommissie komt a. s. Woensdag weer in vergadering bijeen en eerst dan is spreker in staat, met behulp van de notulen der vorige vergadering precies na te gaan, of het adres inderdaad besproken en het advies gegeven is, terwijl hij dan ook kan onderzoeken, waarom het advies nog niet schriftelijk aan Burgemeester en Wethouders is mede gedeeld. Deze toevallige samenloop van omstandigheden heeft er toe geleid, dat het College nog niet op het schrijven van 14 December j.l. van den Ueidschen Bestuurdersbond heeft ge antwoord. Het behelst hetzelfde punt, dat door den heer Eikerbout is besproken, n.l. het geven van een kolen bon aan de werklooze hoofden van gezinnen, die kastrekkers zijn. Het gaat hierbij om de vraag: in hoeverre dient de ge meente de zorg voor de werkloozen op zich te nemen, indien daarin door de werkloozenkassen is voorzien? Het College van Burgemeester en Wethouders heeft, voordat het zijn tegenwoordige samenstelling had, zich altijd er tegen verzet, dat de gemeente toeslagen zou geven aan en speciale voorzieningen zou treffen voor de werklooze hoofden van gezinnen en kostwinners, die in de kassen waren. Het stond daarbij op het standpunt, dat de kassen de verzekeringsinsti tuten zijn, welke uit de maatschappij zelf zijn gegroeid en zich bij de praktijk van het leven hebben aangesloten, zoodat het niet aangaat er dwars doorheen toeslagen van de zijde der gemeente te geven. Dit standpunt is sedert kort verlaten, ook in verband met de veranderde tijdsomstandigheden. Het College meent, dat er alles voor te zeggen is om, wanneer de kasuitkeering minder bedraagt dan de steunuitkeering, op de kasuitkeering een zoodanigen toeslag te geven, dat ze gelijk wordt aan den steun. Aldus is ontstaan de bemoeiing van den Dienst van Sociale Zaken met de kastrekkenden. In aansluiting daarop is ook besloten om allen kastrekkenden, die een gemeentelij ken toeslag ontvangen, op hun uitkeering, ook een kolenbon te verstrekken. Die toeslag, ongeacht het bedrag, al is hij maar 0.10, sluit in zich, dat ook zij, evenals de andere ondersteunden, dien kolenbon krijgen. Bij het besluit, hoever de gemeente zou gaan bij het geven van kolenbons, is vast gelegd, dat men zou vasthouden aan den gemeentelijken toeslag op de kasuitkeering; met die personen hield de ge meente ook administratief contact; die kwamen wekelijks onder oogen van de gemeente, omdat hun toeslag op de kasuitkeering berekend moest worden; het was logisch hun ook een kolenbon te geven. Uiteraard komen daarbij onbil lijkheden voor, o. a. deze dat zij, wier toeslag minder dan 0.75 bedraagt, dien toeslag ontvangen en bovendien den kolenbon ter waarde van 0.75; die krijgen dus als het ware een dubbelen toeslag. Anderen, die uit de kas precies evenveel ontvangen als hun steunuitkeering bedraagt, komen niet voor dez.en kolenbon in aanmerking. Er moest eenvoudig een grens getrokken worden en zoowel om administratieve als om billijkheidsredenen is deze genomen. Waar de gemeente geen verdere bemoeiing heeft met kastrekkenden en geen toeslag geeft, is het geven van een kolenbon ook niet noodig. Die grensgevallen, waarin precies dezelfde kasuitkeering ontvan gen werd als de steunuitkeering, die overigens ook in moei lijke omstandigheden leven, werden geaccentueerd en ver scherpt in deze bijzondere koude periode; om daaraan tegemoet te komen, heeft het College als bijzonderen maatregel in verband met de strenge vorst de grens verlegd en bepaald dat ook zij, wier kasuitkeering niet meer dan 3.— hooger was dan de steunuitkeering, voor een extra kolenbon in aanmerking zouden komen, die ook aan hen verstrekt is. Het College acht het, zoodra nu de bijzondere tijdsomstan digheden eindigen en de bijzondere koude weg is, in over eenstemming met de grootst mogelijke meerderheid der subcommissie voor de steunverleening verstandig om >veer Interpellatie-van Stralen in zake bijzondere steunmaat- Kom ij li.) regelen; praeadvies in zake het stempelen. terug te keeren tot de oorspronkelijk getrokken grens, die is gesanctionneerd door een Raadsbesluit, om geen kolenbon te geven aan hen, die van Sociale Zaken geen toeslag ontvangen op hun kasuitkeering. Men kan zich het geval indenken het is soms hard en onbillijk te achten dat iemand een wachtweek moet door maken en vervolgens uit de kas trekt, maar daaruit een uitkeering ontvangt, die niet grooter is dan het bedrag, dat hij zou gekregen hebben van den Dienst van Sociale Zaken, zoodat hij dus voor twee weken ontvangt de uitkeering over een week en bovendien geen kolenbon krijgt. Het is goed, op zulke gevallen de aandacht te vestigen, maar zij worden ook door het College van Burgemeester en Wethouders, althans door de gemeente in het oog gehouden. Een tijd lang heeft zeer sterk het axioma gegolden, dat de gemeente zich met de kastrekkers niet bemoeit. Ook bij den dienst van Maatschappelijk Hulpbetoon werd gezegd: »u bent kastrekker; wij staan er dus buiten". Dat standpunt wordt thans niet meer ingenomen. Op het oogenblik wordt veel meer dan vroeger zeer speciaal gelet op de individueele behoeften. De regelingen van het particuliere leven, b.v. die van de werkloozenkassen, worden doorkruist door allerlei beslissingen van de zijde der gemeente, welke beslissingen genomen zijn soms krachtens reglementen en Raadsbesluiten, maar ook vaak op grond van billijkheids overwegingen, waarbij door Maatschappelijk Hulpbetoon of het Crisis-Comité een kolenbon wordt verstrekt. De heer Eikerbout zal verstandig doen met het College in die richting te laten voortgaan. Men kan enkele sprekende gevallen aanhalen en generali- seerend het doen voorkomen, alsof dit nu d' onbillijkheid is, die eigenlijk begaan wordt. Die gevallen komen tegenwoordig echter veel minder voor dan vroeger. Degenen, die aan het hoofd staan van den Dienst van Sociale Zaken, Maatschappelijk Hulpbetoon en het Crisis- Comité, zijn menschen, die werkelijk wel gevoel hebben, weten, wat de praktijk van het leven biedt en hoe de bevol king behoort behandeld en gesteund te worden. Zij kennen de nooden en behoelten der bevolking en zijn alleszins in staat de beslissingen en maatregelen te nemen, welke noodig zijn om het onbillijke in bepaalde individueele gevallen weg te nemen en daarbij tot een goed resultaat te komen. Mocht spreker in de middagzitting hebben gezegd, dat de ondersteuning van de werkloozen alleszins voldoende is, dan heeft hij zich toen onjuist uitgedrukt en heeft de heer Wilmer daaruit een te ruime conclusie getrokken. Spreker heeft alleen bedoeld te zeggen, dat in de afgeloopen veertien dagen de voorziening van brandstoffen alleszins vol doende is geweest. Spreker heeft de stellige overtuiging, die niet gebaseerd is op praatjes of geruchten, maar wel op onderzoekingen, op zeer duidelijke gegevens en rapporten, dat in de afgeloopen veertien dagen niemand in Leiden koude heelt behoeven te lijden, tenzij men het zichzelf onmogelijk heeft gemaakt in de warmte te zitten, b.v. door den kolenbon te verhandelen of te verkoopen en dus te gebruiken voor iets, waarvoor hij niet gebruikt mag worden. Spreker handhaaft deze mededeeling volkomen en wil ook gaarne de verantwoordelijkheid er voor dragen, maar is het met den heer Wilmer eens, dat de totale ondersteuning van de werklooze arbeiders inderdaad niet zoo is, dat men kan zeggende werkloozen worden alleszins voldoende onder steund. Spreker weet zelf te goed, en geeft dit direct toe, dat in zeer vele van die gezinnen inderdaad armoede wordt geleden, maar de financieele toestand en de geheele situatie, niet alleen van Leiden, maar van het geheele land zijn van dien aard, dat men tenslotte niet verder kan gaan dan de bitterste armoede tegengaan en de menschen behoorlijk en redelijk voorzien van voeding, dekking, kleeding en verwarming. Ook de quaestie van de warme maaltijden heeft sprekers aandacht; dit is maar niet een loos praatje om er van af te komen, maar dat die zaak inderdaad door spreker wordt onderzocht, kan hij illustreeren met het door mevr. Braggaar aangehaalde geval. Spreker stelt op den voorgrond, dat het de eenige keer is, dat hij even op een geval van mevr. Braggaar ingaat, doch hij kan het hier juist goed gebruiken om den heer Wilmer duidelijk te maken, in welke richting deze zaak sprekers aandacht heeft. In dit geval werd ten deele in geld, ten deele in natura gesteund. Eenigen tijd geleden is in samenwerking met Sociale Zakeri en den Genees kundigen Dienst een wijziging gebracht in het geven van attesten voor versterkende middelen, hetgeen tot nu toe geschiedde door den huisarts; omdat die daarmede allerlei minder prettige ervaringen opdeden en ook de sociale dien sten met de bestaande regeling niet geheel tevreden waren,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 24