MAANDAG 30 JANUARI 1933. 23 Interpellatie-van Stralen in zake bijzondere steunmaat- (Wilmer e.a.) regelen; praeadvies in zake het stempelen. dekens noodig hebben, kunnen zich wenden tot het Crisis- Comité of tot Maatschappelijk Hulpbetoon; de heer van Stralen wil, dat men, als men dekens noodig heeft, zich zal wenden tot het College van Rurgemeester en Wethouders. Spreker ziet niet goed het verschil tusschen deze twee manieren, tenzij men meer vertrouwen heeft in het College dan in het Crisis-Comité of in Maatschappelijk Hulpbetoon; zoo niet, dan acht spreker het ongeveer gelijk. Het antwoord van den Wethouder heeft spreker niet geheel bevredigd, speciaal ten aanzien van de extra brandstof-uit- keering. In het algemeen had spreker liever een anderen toon in dat antwoord gehoord; zoo acht spreker het een veel te optimistische uitdrukking, waar de Wethouder zegt, dat de noodlijdenden alleszins voldoende ondersteund worden. Men kan van meening zijn, dat gezien de omstandigheden en de financieele draagkracht van Rijk en gemeente het mogelijke gedaan wordt ter voorziening in den nood der behoeftigen, maar door te zeggen, dat het alleszins voldoende is, geeft men voedsel hetgeen men niet mag doen aan de afschuwelijke voorstelling spreker zegt niet, dat het de gedachte van den Wethouder is dat in dezen tijd de werkloozen en hulpbehoevenden het nog zoo slecht niet hebben. Spreker heeft niet bedoeld, dat er centrale plaatsen zouden moeten zijn, waar men een warmen maaltijd kan krijgen, maar hij acht toch wel gewenscht, dat er gelegenheden zijn, waar men warme maaltijden kan krijgen; het is sprekers vaste overtuiging, dat nog voor velen in deze gemeente een flinke warme maaltijd een groote uitkomst zou beteekenen in dezen tijd. Zegt men, dat aan warme maaltijden geen behoefte zou bestaan, dan zou men tenslotte moeten zeggen, dat ook het werk van de schoolkindervoeding overbodig is, want uit het feit, dat er behoefte is aan maaltijden voor schoolkinderen, mag men afleiden, dat er ook nog behoefte bestaat aan warme maaltijden voor volwassenen. De heer Wilbrink zegt, dat door mevrouw Braggaar enkele frappante voorbeelden genoemd zijn, waaruit de Raad zou kunnen concludeeren, dat men het stempelen wel kon afschaffen immers, het is niet noodig iemand, die ƒ2.50 per week steun krijgt, tweemaal te laten stempelen; dan is het beter hem er wat te laten bijverdienen, want van ƒ2.50 per week kan hij niet leven. Op dit voorbeeld afgaande zou men kunnen meenen, dat het stempelen wel afgeschaft kan worden, maar er zijn bij Maatschappelijk Hulpbetoon ook personen, waar voor stempelen zeer zeker gewenscht is, omdat dit is een categorie van personen, reeds door mevrouw Braggaar aan geduid, die hun verantwoordelijkheid niet kennen ten opzichte van hen zelf en hun gezin, maar ook niet ten opzichte van de maatschappelijke verhoudingen, waarin men op het oogen- blik is geplaatst. Voor hen is het wel noodig al is het mogelijk, dat zij de bepaling ontduiken en toch werk ver richten dat contróle wordt uitgeoefend, hetgeen niet anders kan dan door tweemaal per dag te laten stempelen. Het antwoord van den Wethouder heeft spreker niet volkomen bevredigd. De Wethouder heeft wel betoogd, dat thans veel sneller dan in 1929 door het College is ingegrepen, toen bijzondere maatregelen werden getroffen, nadat het reeds veertien dagen gevroren had, maar ook in 1929 had de Raad nog niet gesproken over de voorstellen, die reeds waren inge diend. Bovendien kan men de omstandigheden van 1929 niet geheel en al vergelijken met die van 1933. Er zijn arbeiders, die in 1929 gedurende een beperkten tijd werkloos waren en wier gezinnen sindsdien ten gevolge van de langdurige werkloosheid zijn verarmd, waarom het noodzakelijk is nu sneller en dieper in te grijpen. Het heeft spreker teleurgesteld, dat de Wethouder niet de definitieve toezegging heeft willen doen, dat deze week een extra bon voor brandstoffen zal worden uitgereikt. Aangezien over de voorziening van brandstoffen uitvoerig in den Raad is gesproken, waarbij is gezegd: »het is niet noodzakelijk, de eerste weken den gulden extra te geven, dien men van de Regeering geven mag, men kan daarmede wachten tot het veel kouder is geworden", zal de Wethouder er toe moeten komen te zeggen»ik weifel niet langer, maar geef de verzekering, dat de extra bon deze week (dus Woensdag) zal worden verstrekt". Spreker hoopt, dat de Wethouder na de aanmaningen uit den Raad die toezegging zal doen. Wat de behoefte aan dekens betreft, kan spreker zeer moeilijk aannemen, gelet op de groote armoede, die ongetwij feld wordt geleden, dat in totaal slechts veertien gezinnen in Leiden zeer groote behoefte aan meer dekking zouden hebben. Bij de betrokkenen zal echter de overtuiging hebben bestaan, dat het vragen niet meer helpt. Zij zullen daardoor niet den moed of den lust hebben gehad naar Maatschappelijk Hulp betoon of het Crisis-Comité te gaan. N Interpellatie-van Stralen in zake bijzondere steunmaat- Wilbrink e.a.) regelen; praeadvies in zake het stempelen. Indien een serieus onderzoek wordt ingesteld, zal wel blijken, dat de behoefte in sterke mate bestaat. Als de Wethouder opmerkt, dat in 1929 omstreeks dezen tijd van het jaar nog niets was gedaan, terwijl dit jaar reeds 800 dekens zijn uitgereikt, komt men daarmede toch niet verder dan dal op het oogenblik aan 800 gezinnen slechts één deken per gezin is gegeven. Spreker maakt zich sterk, dat aan verschillende gezinnen meer dan één deken verstrekt is, omdat daar kinderen zijn. Waar die dekens ook aan slijtage onderhevig zijn, is één deken per jaar in het algemeen wel te weinig. Vóórdat spreker zijn stem over het voorstel-van Stralen bepaalt, verzoekt hij den Wethouder zich uit te spreken, of hij aan den wensch van den Raad, om tenminste deze week een extra kolenbon te verstrekken en om in ruimere mate, wanneer de aanvragen binnenkomen, na onderzoek dekens te verstrekken, wil tegemoet komen. De heer Knuttel zegt, dat het in de wereld eigenaardig kan loopen. Eerst vond een voorstel van spreker tot afschaffing van tweemaal stempelen geen ondersteuning en nu is er een voorstel van mevrouw Braggaar, dat hetzelfde inhoudt. Het kan spreker niet schelen van wien het voorstel uitgaat, als de zaak maar tot stand komt, maar spreker begrijpt niet, waarom het eerst niet gesteund kon worden en nu wel. Spreker acht afschaffing van het tweemaal stempelen buiten gewoon noodig; het is voor alle werkloozen een ontzaglijke plagerij om eiken dag dien gang tweemaal te maken; juist in dezen tijd, nu het zeer koud of in ander opzicht slecht weer is, wordt dit dubbel zwaar gevoeld. In het praeadvies wordt het ten onrechte voorgesteld als iets onbeduidends; zoowel hier als elders wordt die eisch door de werkloozen zelf als een van de dingen, waarop zij in de eerste plaats staan, naar voren gebracht; dit tweemaal stempelen wordt door de werkloozen altijd nog als een volkomen noodelooze plagerij gevoeld. Wat die noodzakelijkheid van controle be treft, die gaat van de fictie uit, alsof er werkgelegenheid voor halve dagen opgeschept ligt, alsof iemand gauw ergens wat kan gaarr verdienen; daarvan is nergens meer sprake. Dat voor de mogelijkheid, dat 1 op de 100 aldus door de mazen kan glippen, de 99 anderen tweemaal moeten stem pelen, is een van de dingen, waaruit blijkt, dat men met de werkloozen nog kan sollen zooals men wil, dat zij dankbaar moeten zijn voor alles wat zij hebben en dat zij niet eenig recht hebben om ontzien te worden. Spreker dringt sterk op aanneming van het voorstel van mevrouw Braggaar aan. De heer Wilbrink begon zijn rede verbazend meewarig over de werkloozen, maar het resultaat, waartoe hij kwam een extra kolenverstrekking van een week en de zeer vage toe zegging van verstrekking van meer dekens was wel zeer mager. De heer Eikerbout heeft geen antwoord gehad op zijn vraag, hoe de Wethouder dacht over verstrekking van een kolenbon ook aan de kastrekkers. De heer van Stralen heeft daarop reeds geattendeerd; spreker meent, dat zelf ook wel te kunnen doen en hoopt, dat daarover vanavond van de zijde van het College helderheid komt; zoo niet dan overweegt spreker een motie in dien zin in te dienen. Spreker hoopt echter, dat dit niet noodig zal zijn en dat hij een afdoend antwoord van den Wethouder zal ontvangen. De heer Romijn erkent gaarne, dat hij in de middagzitting zeer kort is geweest, speciaal ten opzichte van onderwerpen, die slechts zijdelings met het aan de orde zijnde agendapunt hebben te maken. Hij had daarbij echter de hoop op die wijze een avondzitting te kunnen voorkomen. Thans wil spreker gaarne dieper op de verschillende zaken ingaan. Spreker kan ten gevolge van het feit, dat de secretaris van de subcommissie van advies voor de steunregelingen niet in Leiden woont, thans niet zoo positief zijn in zijn mededee- lingen, als hij gaarne had gewild, maar indien zijn herinnering hem niet bedriegt, is het adres van den Leidschen Bestuur- dersbond d.d. 14 December door Burgemeester en Wethouders onmiddellijk gesteld in handen van genoemde subcommissie, die op 21 December een vergadering heeft gehouden. In die vergadering is ten aanzien van verschillende adressen het gevoelen van de subcommissie ingewonnen, opdat het College van Burgemeester en Wethouders in staat zou zijn daarna zijn houding te bepalen. Vergist spreker zich niet, dan is daarbij ook het adres van den Leidschen Bestuurdersbond d.d. 14 December ter sprake gekomen en heeft de subcommissie, met uitsluitend de stem van den heer van Stralen tegen, besloten het College van Burgemeester en Wethouders te adviseeren daarop niet in te gaan. De daarop volgende week is het adres weer in behandeling

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 23