20
MAANDAG 30
JANUARI 1933.
Interpellatie-van Stralen in zake bijzondere steunmaat-
(van Stralen.) regelen; praeadvies in zake het stempelen.
ontvangen, waaruit geen andere conclusie valt te trekken
dan dat de Minister deze kleine verbeteringen der werkloozen-
zorg in dezen tijd niet wil toelaten.
De heer Eikerbout heelt spreker gesteund ten opzichte van
de kolenverstrekking en gezegd, dat Burgemeester en Wet
houders de extra kolenverstrekking wel konden uitbreiden
ook tot de werkloozen, die uit de werkloozenkassen trekken.
Nu is de Wethouder wel ingegaan op die opmerkingen van
den heer Eikerbout, waarin hij voor zich zelf steun kon
vinden, maar hij heeft onbeantwoord gelaten de opmerking
van dienzelfden spreker, dat het gewenscht is de maatregelen
betreffende de kolenverstrekking toe te passen op de wijze
als dit in den Haag, Rotterdam en elders geschiedt. De leden
van sprekers fractie worden weieens meer in een hoek gezet
en krijgen wel eens meer geen behoorlijk antwoord op hun
opmerkingen, maar dat ditzelfde met een lid vari de rechter
zijde gebeurt, vindt spreker toch niet te pas komen.
Spreker herhaalt dus zijn vraag: waarom wil het College
niet, zooals ook in den Haag en elders reeds zeer lang gebeurt,
ook aan de overige kastrekkers, voorzoover ze later in den
steun terugkomen, een kolenbon geven?
De deputatie van de werkloozen, die Donderdag j.l. bij het
College wel gehoor heeft gevraagd, maar niet gekregen, heeft
van den heer Rosier namens het College de toezegging gehad,
dat dien dag een spoedorder zou uitgaan voor verstrekking
van 1 H.L. extra eierkolen. Dit is zoo begrepen en overge
bracht en op dat oogenblik bevredigde het de werkloozen ook,
maar later bleek, dat dit geen extra verstrekking was, maar
dat dit betrof den kolenbon, die anders des Zaterdags zou
worden uitgereikt, zoodat alleen de afgifte een dag is ver
vroegd, hetgeen natuurlijk niet in de bedoeling lag. De Wet
houder wil afwachten of deze week nog een extra kolenbon
verstrekt moet worden. Het College laat hier een gunstige
gelegenheid, om door althans iets te doen en toe te zeggen
eenige bevrediging bij de werkloozen te wekken, ongebruikt.
Als het nu geen absolute onwil van het College is om ook
maar iets toe te zeggen, wat is het dan? Het spreekt toch
vanzelf dat een j.l. Vrijdag uitgereikte kolenbon niet kan
reiken tot a.s. Maandag, zooals bij de gewone verstrekking
het geval zal zijn; de Wethouder, die zelf wel over een vol
doenden voorraad brandstoffen beschikt, zal wel begrijpen,
dat die H.L. eierkolen op is. Spreker heeft gezegd: uiterlijk
Woensdag; volgens de werkloozen is die brandstof zoowat
op; die hebben liever vandaag dan morgen een bon.
Wanneer spreker dan, om het het College gemakkelijk te
maken, vraagt om uiterlijk Woensdag een bon beschikbaar
te stellen, maar het wil dit niet, heeft men dan niet absoluut
met onwil te maken? Al zou de vorst niet terugkeeren, dan
is toch in de gepasseerde koude dagen de hoeveelheid bijna
verbruikt en heeft men toch niet voldoenden voorraad tot
Zaterdag.
Volgens den Wethouder zijn de maatregelen, in 1929 ge
nomen, in het geheel niet beter geweest dan die nu genomen
zijn en is men toen daartoe pas overgegaan na 14 dagen felle
koude. Het is spreker bekend, dat het in Januari 1929 ook
wel koud is geweest, maar die koude was toch weer achter
den rug; de vorst in het begin van Februari was veel feller;
daarin vond het College aanleiding tot maatregelen. Vergeleken
met 1929 is de toestand nu toch echter veel slechtertoen waren
er niet half zooveel werkloozen als nu en bovendien was de
werkloosheid van veel korteren duur; pas daarna is de lang
durige werkloosheid opgetreden. De gezinnen verkeerden toen
dus in betere omstandigheden dan nu. Men kan dit dus niet
zonder meer vergelijken. De nood op het oogenblik is niet
minder, doch meer dan in de eerste maanden van 1929 en
de aanleiding om bijzondere maatregelen te nemen, is op dit
oogenblik minstens evenzeer aanwezig als destijds, alleen met
dit verschil, dat het gemeentebestuur destijds meer dan thans
de vrije hand had om de noodige maatregelen te treffen, om
dat het daarbij niet afhankelijk was van de Regeering. Had
de Wethouder in dien geest gesproken, dan had spreker dat
kunnen begrijpen, maar, hoe het ook zij, het College kan er
niet mede uit met te zeggen, dat het bijzondere maatregelen
niet noodig acht en dat het die wel zal nemen, als het ze
wel noodig acht. Het staat vast, dat de gevraagde maatregelen
op dit oogenblik noodzakelijk zijn, en nu heeft de Wethouder
wel medegedeeld, dat het Crisis-Comité in het jaar, gedurende
hetwelk het heeft gewerkt, 800 dekens heeft verstrekt en dat
er slechts 6 of 8 spoedaanvragen voor dekens waren, maar
het is een feit, dat de behoefte aan behoorlijke dekking veel
grooter is dan de Wethouder het heeft doen voorkomen.
In vele gezinnen is er behoefte aan dekens en daarin wordt
door de weigering van den Wethouder niet voorzien.
Omtrent den kolentoeslag heeft de Wethouder als zijn
meening te kennen gegeven, dat het juist goed is, dat er een
reserve is om uit te putten bij moeilijke omstandigheden,
Interpellatie-van Stralen in zake bijzondere steunmaat-
(van Stralen e.a.) regelenpraeadvies in zake het stempelen.
maar dat is niet overeenkomstig den wensch van den Raad,
want die heeft bedoeld, dat de waarde van een gulden aan
brandstoffen zou worden uitgekeerd, niet dat Burgemeester en
Wethouders met het geven van iets extra's zouden wachten,
totdat het flink koud was, om te zien op die manier den
winter door te komen. Het zou kunnen zijn, dat aan het einde
van deti winter per wprklooze een reserve van ƒ4.over was,
en spreker vreest, dat in dat geval dit bedrag niet aan de
werkloozen zou worden uitgekeerd.
Volgens den Wethouder vertegenwoordigt een mud parel
cokes een waarde van 75 cent, maar dat is niet juist, want
de handelsprijs is 65 cent en als de menschen ze thuis be
zorgd willen hebben, moeten zij daarvoor 10 cent betalen.
Bovendien verlieze men niet uit het oog, dat de parelcokes
aan de gemeente geen 65 cent kost; er zit voor haar wel
100% winst op, want zij levert ze aan den handel veel goed-
kooper. De werkloozen hebben dus lang geen 65 cent aan
waarde gekregen.
Er is gevraagd een brandstoffen verstrekking te doen plaats
hebben, welke behoorlijk genoemd kan worden, maar Burge
meester en Wethouders wijzen die af. Het gemeentebestuur
van Leiden wenscht vast te houden aan een eenmaal genomen
besluit en af te wachten, of de temperatuur nog iets wil
dalen. Daartegen heeft sprekers fractie bezwaar en zij wil dus
den Raad in de gelegenheid stellen zich in dezen uit te spreken.
Spreker dient daartoe een voorstel in.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel
van den heer van Stralen, luidende:
»De Raad besluit om de navolgende maatregelen te nemen:
1°. extra verstrekking van brandstoffen aan alle gesteunde
of van de werkloozenkas trekkende werklooze hoofden van
gezinnen en kostwinners;
2°. een extra uitkeering te verstrekken van 2.50 per week
voor gezinshoofden en van 1.50 aan kostgangers, aan alle
gesteunde of van de kas trekkende werkloozen;
3°. het verstrekken van dekens aan alle gezinnen van
werkloozen, die daaraan behoefte hebben."
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt der
halve een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des
avonds te 8| uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering
des avonds te uur.
Thans zijn afwezig de heeren Schüller, Vos en Simonis.
Voortgezet wordt de beraadslaging naar aanleiding van de
interpellatie-van Stralen, met de daarbij aan de orde gestelde
adressen en punt 33 der agenda.
Mevrouw Braggaarde Does is niet, zooals de heer Knuttel
het heeft voorgesteld, in het schuitje van den Wethouder
gestapt, toen zij sprak ten gunste van de organisaties, want
ook vroeger heeft zij betoogd de tegenwoordige Wethou
der van Financiën kan het bevestigen dat men zich, waar
mogelijk, moet organiseeren. Zij, die in dit opzicht hun plicht
niet hebben vervuld, worden nu al voldoende gestraft met
hun gedwongen gang naar Maatschappelijk Hulpbetoon, die
voor hen een vernedering is en minder inkomen beteekent.
Spreekster kan zich niet vereenigen met het denkbeeld van
de soeploods van den heer Knuttel. De arbeiders acht zij te
hoog om gestuurd te worden naar een inrichting, waar zij
een warmen maaltijd kunnen gebruiken.
Spreekster zal geen woord meer wijden aan het betoog
van den heer Knuttel. Het arbeidsveld van haar partij, die
tot taak heeft de bestrijding van het kapitalisme, ligt nog
voor een groot gedeelte braak, zoodat spreekster haar tijd
beter kan gebruiken.
De Wethouder van Sociale Zaken is begonnen met een
soort geniepigheidjes.
De Voorzitter veronderstelt, dat mevr. Braggaarde Does
niet bedoelt te zeggengeniepigheidjes.
De heer Komijn: Onschuldige geniepigheidjes!
Mevrouw Braggaar—de Does zegt, dat het niet zoo onschuldig
was, want de Wethouder heeft den schijn gewekt, alsof spreekster
volkomen genoegen zou hebben genomen met de tegenwoor
dige brandstoffenvoorziening, terwijl niets minder waar is
dan dit.