18
MAANDAG 30 JANUARI 1933.
Interpellatie-van Stralen in zake bijzondere steunmaat-
(van Eek e.a.) regelen; praeadvies in zake het stempelen.
men tot zijn aanhangers mag rekenen, weet te brengen den
geest van den opbouw van het socialisme. Sprekers fractie
is gewoon om, als de heer Knuttel iets voorstelt en zij gevoelt
er iets voor, zulk een voorstel te steunen, maar hier zijn in
den wilde weg eenige voorstellen in de vergadering geworpen,
welke nooit tot eenig succes kunnen leiden en tegelijk afbreken
de eenige methode, welke wel succes kan hebben, de methode
om een uitspraak te krijgen van den Raad, de methode, dat
men probeert, door de arbeiders te brengen in een socialistische
gedachtensfeer, gezamenlijk en met vereende krachten te be
vorderen de komst van het socialisme en de arbeiders zooveel
mogelijk te beschermen tegen de gevaren van het kapitalisme.
De heer Eikerbout meent, dat de Raad indertyd heeft be
sloten, dat 26 H.L. brandstoffen zou worden gegeven, dat de
gemeente door de Regeering is beperkt tot 22 weken, maar
dat de Regeering tevens heeft bepaald, dat 1.per week
kolentoeslag mag worden gegeven. Uit het betoog van den
Wethouder heeft spreker gemeend te moeten beluisteren, dat
2 of 3 maal een extra bon is verstrekt, zoodat, wanneer men
het aanvankelijk bedrag stelt op 22 x 0.75, er aanleiding
zou zijn onder de gegeven omstandigheden niet te schriel te
zijn, zonder gevaar te loopen tot een hooger bedrag te komen
dan als maximum is toegelaten.
Waar de heer van Stralen zegt, dat de extra steun aan
alle werkloozen moet worden gegeven, ook aan degenen, die
steun trekken uit de werkloozenkassen, kan spreker zich
daarbij aansluiten, omdat verschillende personen uit de werk
loozenkassen een niet hoogere uitkeering krijgen dan 15.
a 16.Zij zijn dan verstoken van kolenbons, terwijl het
zeer goed mogelijk is, dat zij nog een week tevoren bij de
gemeentelijke steunregeling waren en toen die bons wel kregen.
Spreker vraagt of niet een soortgelijke regeling kan worden
getroffen als in den Haag en Rotterdam geldt, waar de moge
lijkheid bestaat, dat ook aan kastrekkers kolenbons worden
verstrekt. In een gemeente in de nabijheid van Leiden, was
besloten aan hen, die steun trokken uit de werkloozenkassen,
een kolenbon uit te reiken, mits ze in de week onmiddellijk
voorafgaande aan het tijdstip, waarop zij gingen trekken,
volgens de gemeentelijke steunregeling steun ontvingen. Het
zou natuurlijk een zekere onaangenaamheid geven, wanneer
wel aan de gesteunden een kolenbon verstrekt werd en niet
aan anderen, die b.v. 2 wachtdagen moeten maken en 4 dagen
uitkeering uit de kas krijgen. Spreker geeft het College in
overweging nog eens ernstig na te gaan om ook aan hen
een kolenbon te verstrekken, zooals ook in de groote steden
en andere plaatsen gebeurt.
Spreker is er ook voor, dat dekens verstrekt worden, maar
men kan toch niet luk-raak geven. In een brief, dien spreker
heelt ingezien, stond dat men reeds tot de uitgifte van dekens
was overgegaanblijkbaar heeft men deze week reeds dekens
verstrekt, in elk geval bons gegeven. Nu wordt er aandrang
uitgeoefend om dat te doen, maar wanneer men er toch reeds
een aanvang mee heeft gemaakt, dan trapt men een open deur
in en is dat absoluut niet noodzakelijk, is men er echter
niet mee bezig, dan moet men onder deze weersomstandig
heden trachten de regeling voor deze menschen zoo goed
mogelijk te krijgen.
Spreker ziet er niet veel verschil in, of er nu één- of twee
maal moet gestempeld worden. De heer Koole zegt: zij loopen
toch, maar daarover gaat het niet. Als één keer stempelen
noodzakelijk is, is één keer in dezen tijd, waarin zoo groote
werkloosheid heerscht, ook voldoende, tenzij men, zooals spreker
het verleden week uit een andere gemeente vernam, den
stempeltijd stelde van 12—13 uur en de mogelijkheid opende,
dat men des ochtends en na stempeltijd ging werken. Derge
lijke dingen doen zich voor. Het is natuurlijk vervelend,
opnieuw een halfuur te moeten loopen, terwijl er op het
oogenblik toch nergens werk te krijgen is; wat men kan
krijgen, is de moeite niet waard en het is vervelend, daarvoor
tweemaal per dag het bewijs te moeten leveren, dat men niet
werkt. Het is eigenlijk mosterd na den maaltijd om die
menschen tweemaal te laten komen, als met één keer volstaan
kan worden. Laat men hun in dien geest terwille zijn. Spreker
hoopt, dat het College in dien geest zal willen handelen, hoewel
spreker zich nog niet vóór of tegen het voorstel-van Stralen
zal verklaren.
De heer van Eek geeft in overweging om, waar de behan
deling van deze interpellatie toch niet afloopt in den middag,
de vergadering des avonds voort te zetten.
De Voorzitter doet opmerken, dat het nog geen kwart vóór
zes is en dat er veel kans is, dat de interpellatie te kwart
over zes zal zijn afgeloopen.
De heer van Eek stelt voor de vergadering te schorsen tot
des avonds.
Interpellatie-van Stralen in zake bijzondere steunmaat-
(Voorzitter; e.a.) regelen; praeadvies in zake het stempelen.
Het voorstel van den heer van Eek wordt verworpen met
16 tegen 15 stemmen.
Tegen stemmen de heeren Romjjn, Eikerbout, van Ros
malen, Beekenkamp, Bosman, de Reede, Meijnen, Coster, van
Eecke, Donders, Wilmer, van der Reijden, Tepe, Bergers,
Splinter en Goslinga.
Vóór stemmen de heeren Knuttel, Koole, Groeneveld, Man-
ders, Verweij, van Eek, Huurman, mevrouw Braggaarde
Does, de heeren Vallentgoed, Kuipers, van Stralen, mevrouw
de Clerde Bruijn, de heeren Wilbrink, van Tol en Kooistra.
(De heeren van Es en Simonis hadden de vergadering
inmiddels verlaten).
De Voorzitter verzoekt den sprekers om, met het oog op
den beschikbaren tijd, zoo kort mogelijk te zijn.
De heer Wilbrink herinnert zich, dat hij, toen in de maand
December de vraag ter sprake kwam, hoeveel cokes zou
worden verstrekt, het College heeft gesteund, omdat de ver
zekering werd gegeven, dat in den wintertijd zoo noodig een
ruime verstrekking zou plaats hebben. Nu heelt hij tot zijn
leedwezen tot dusverre den indruk, dat het College in de
verstrekking van cokes tijdens de barre koude, welke geheerscht
heeft, niet zoo ruimhartig is geweest en dat het, gezien de
gedane toezegging, zich wel op een eenigszins royaler stand
punt had mogen stellen. Spreker herinnert zich, dat tijdens
den strengen winter van 1929 het toenmalige College van
Burgemeester en Wethouders op zeer ruime schaal aan de
bezwaren, welke de winter meebracht, is tegemoet gekomen
en daarom dringt hij er op aan otn de brandstoffenverstrek-
king op niet te beperkte schaal te doen plaats hebben.
Wat overigens betreft de voorstellen van den heer van
Stralen, o. a. strekkende om een extra uitkeering van 2.50
te geven, de voorsteller weet even goed als de andere Raads
leden, dat de Regeering een dergelijk Raadsbesluit toch naast
zich neerlegt. Men maakt de menschen blij met een doode
musch, als men zoo'n besluit neemt; zij krijgen die f 2.50
toch niet. De Raad kan dit voorstel gerust aanvaarden, want
er steekt in het geheel geen verantwoordelijkheid in, en hij
zou daarmede een mooi gebaar kunnen maken naar de zijde I
van de werkloozen, maar spreker heeft geen behoefte om dat
te doen en zal dan ook zijn stem niet aan het voorstel geven.
De heer Knuttel verwijt den heer van Eek, dat de sociaal
democraten dienaren zijn van het kapitalisme; wanneer spreker
nu tegen het voorstel-van Stralen stemt, kan hij ook van den
heer van Eek het verwijt verwachten, dat de christelijk-
historischen niets voor de werklieden gevoelen en dienaren
van het kapitalisme zijn, hetgeen toch absoluut onjuist is.
Wanneer de heer van Eek dit spreker te eeniger tijd ver
wijten zal, moge hij zich herinneren, dat hij zeil ditzelfde
verwijt ook van andere zijde te hooren krijgt, wanneer hij
een meer reëel standpunt inneemt.
Ook de Regeering draagt eigen verantwoordelijkheid en
spreker kan niet inzien, dat zij niet zou gevoelen voor de
nooden van dezen tijd. Het gaat echter niet alleen om het
wenschelijke, maar ook om het mogelijke, dat de steun, die
inderdaad beperkt is, kan blijven worden verstrekt; het is
in het geheel niet moeilijk, de steunuitkeering op te voeren,
maar zij, die de verantwoordelijkheid dragen, weten dat het
dan met die uitkeering mis zal loopen en dat die uitkeering
dan zelfs veel lager zal moeten worden dan nu. Waar niets
is, verliest de keizer zijn recht, even goed in den Haag als
in Leiden. Nu heeft spreker geen behoefte om door aan
neming van een motie te demonstreerenhij weet, dat de
Regeering haar verantwoordelijkheid ook beseft; waar deze
motie op het oogenblik toch geen succes zal opleveren, zal
spreker zijn stem er niet aan geven.
In 1929 is de verstrekking van dekens door het gemeente
bestuur zelf ter hand genomen en spreker zou het betreuren,
indien die, waar de noodzakelijkheid daarvan in dezen tijd
wel is gebleken, vertraging zou ondervinden doordat het nu
geschiedt door het Crisis-Comité. Spreker hoopt dan ook van
den Wethouder te vernemen, dat dit niet het geval was,
maar dat door de inschakeling van het Crisis-Comité tenminste
zoo vlug gewerkt wordt en op even juiste wijze als wanneer
dit door het gemeentebestuur ter hand genomen was.
Voor terbeschikkingstelling van warm middageten, door
den heer Wilmer bepleit, gevoelt spreker ook niet veel. De
arbeiders moeten zooveel mogelijk in de gelegenheid gesteld
worden om hetgeen te hunner beschikking gesteld wordt,
thuis te nuttigen; het zou de gemeenschap evenveel kosten,
wanneer men het op bepaalde plaatsen, waar de menschen
samenkomen, liet gebruiken en dan is het beter, het in het
gezin, thuis, te doen nuttigen.