MAANDAG 30 JANUARI 1933. 15 Interpellatie-van Stralen in zake bijzondere steunmaatregc- (Braggaarde Does.) len; praeadvies in zake het stempelen. eenmaal stempelen per dag door de door Maatschappelijk Hulpbetoon ondersteunden. Er is gezocht naar alle mogelijke argumenten daartegen; het is tenslotte het College niet ge lukt, spreekster te overtuigen van de noodzakelijkheid van tweemaal stempelen. Het begin van het praeadvies is zeer ongelukkig; daarin wordt n.l. gezegd, dat dit verzoek zeer waarschijnlijk een uitvloeisel is van het feit, dat met eenmaal per dag stempelen bij den Dienst voor Sociale Zaken een proef is genomenmet andere woordende noodzaak van eenmaal per dag stempelen bestaat niet, maar het is gevraagd omdat de anderen het ook hebben. Tegenover die waar schijnlijkheid wil spreekster een zekerheid stellen, nl. dat dezelfde redenen, om de door den Dienst voor Sociale Zaken, gesteunden eenmaal per dag te doen stempelen ook bestaan voor dedoor Maatschappelijk Hulpbetoongesteunden. Spreekster begrijpt zeer goed, dat de heer Knuttel een spoedig praeadvies op dit verzoek gewenscht heeft en hiermede niet wenschte te wachten tot het uitbrengen van het rapport van de com missie tot reorganisatie van Maatschappelijk Hulpbetoon; hoewel spreekster tegen die commissie heeft gestemd, kan zij er op het oogenblik niets tegen zeggen, daar zij van zeer bevoegde zijde weet, dat die commissie met den grootsten ernst werkt om er iets goeds van te maken. Echter, deze commissie wikt, maar Maatschappelijk Hulpbetoon beschikt; de reorganisatie-commissie kan wel heel mooie plannen maken en het heel goed bedoelen, maar dat wil niet zeggen, dat ze ook uitgevoerd worden. De leden van die commissie hebben ook nog veel ander werk; zij zijn niet onwillig, maar onmachtig om vlugger te werken dan nu. Bij oppervlakkige lezing van het praeadvies zou men nu meenen, dat de geheele Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon afwijzend tegenover dit verzoek staat en dat dit een punt van bespreking heeft uitgemaakt in Maatschappe lijk Hulpbetoon. Geen van tweeën is waar. Allereerst is aan het einde van een vergadering zoo ter loops door den Wethouder, voorzitter van Maatschappelijk Hulpbetoon gezegd: O ja, er moet nog praeadvies uitgebracht worden op het verzoek van het W. S. C. betreffende het eenmaal stempelen, daar zijn wij natuurlijk ttgen! De andere leden knikten toe stemmend, maar spreekster verklaarde vóór inwilliging van het verzoek te zijn en haar partijgenoot de Roo verzocht aanteekening, dat hij tegen het afwijzend praeadvies was. Men is in Maatschappelijk Hulpbetoon de sociaal-democrati sche leden liever kwrjt dan rijk, maar, zoolang zij er zitten, wenschen zij, dat met hen rekening wordt gehouden. Al verklaarde de meerderheid zich vóór een afwijzend praeadvies, haar partijgenoot heeft verlangd, dat aangeteekend zou wor den, dat spreekster en hij er tegen waren. Van een bepaalde behandeling van het verzoek is geen sprake geweest, want het was 's avonds 11 uur. Zooals spreekster zeide, is er van alles bijgehaald. Het feit, dat men wist, dat de grootste helft niet behoeft te stempelen, wijst er op, met welke securiteit de commissie heeft nage gaan wie moesten stempelen. Dit is voor spreekster het bewijs, dat de d»vang om twee maal te stempelen niet zoo noodig is. Het is niet, omdat men zoo secuur te werk gaat, maar het is een centen-kwestie, want de menschen, die niet behoeven te stempelen, zijn degenen, die met kleine bedragen worden afgescheept, al worden ook daarop weer uitzonderingen gemaakt. üp één punt is spreekster het met Burgemeester en Wet houders eens, dat zeer vele menschen, die door den Dienst van Maatschappelijk Hulpbetoon worden gesteund, tot plicht hebben zich te organiseeren. Spreekster heeft zich, zooals de Wethouder weet, meermalen in dien zin uitgelaten, maar het staat voor haar vast, dat deze menschen, die verzuimd hebben om, voor zoover het mogelijk was, zich te organiseeren, per soonlijk reeds voldoende daarvoor gestraft zijn, doordat zij den gang naar Maatschappelijk Hulpbetoon moeten maken en wekelijks de gevolgen in hun portemonnaie en daardoor den nood in hun gezinnen voelen. Er zijn echter heel wat menschen onder de gesteunden door het Maatschappelijk Hulpbetoon, die niet in staat zijn zich te organiseeren. Die moeten twee maal per dag stempelen en daarom lijkt spreek ster dien stempeldwang min of meer tirannie. Van die tirannie wil zij een drietal voorbeelden noemen. Zij zal aan hen, die zitting hebben in de commissie tot reorganisatie van Maatschappe lijk Hulpbetoon namen en adressen geven, opdat zij in staat zijn die gevallen te onderzoeken. Het eerste voorbeeld betreft een man van 63 a 64 jaar met een gezin; de man is afgewerkt en hij ziet er niet naar uit, dat hij ooit weer zal kunnen werken. Hij heeft ƒ2.50 steun en hij ihoet, ondanks zijn herhaald verzoek om te worden vrijgesteld en ondanks spreeksters pleiten in Maat schappelijk Hulpbetoon, twee maal per dag stempelen. Het Interpellatie-van Stralen in zake bijzondere steunmaatregelen (Braggaarde Does e.a.) praeadvies in zake het stempelen. is een betrouwbare man. Hij kan op zijn leeftijd zelfs jonge krachtige menschen kunnen dat niet geen werk vinden. Een tweede geval noemt spreekster van een man, die ƒ2. per week steun ontvangt en toch tweemaal per dag moet stempelen, hetgeen hem twee uur kost, daar hij op 30 minuten afstand van het stempellokaal woont; dit is ook door spreek ster in Maatschappelijk Hulpbetoon besproken. Een zeer ernstige klacht is, dat men voor een zeer klein steunbedrag dikwijls den vader en ook de zoons laat stempelen; zeer dikwijls wordt, wanneer een van de zoons ontbreekt of weigert te stempelen, ook de steun van den vader ingetrokken. De stempeldwang berust dus op dwingelandij. Men zal zeggencontróle is noodig en bij den Dienst voor Sociale Zaken moet men zich eenmaal per week bij dien dienst melden. Maatschappelijk Hulpbetoon heeft echter zijn arm bezoekers, die geregeld op controle uitgaan, die dit ook kunnen doen. Algeheele contróle, bv. op thuiswerkers, zooals kleermakers, schoenmakers enz. is toch onmo gelijk. Spreekster is dus tegen het praeadvies van het College. De heer Knuttel zegt, dat behalve van den Leidschen Bestuurdersborid o. a. ook nog een verzoek is ingekomen van het Werkloozen Strijd Comité, dat hier niet is voorgelezen; misschien is dit even te laat ingekomen. In elk geval zijn de daarin gestelde eischen door spreker overgenomen. Het ligt misschien aan den vorm, waarin de heer van Stralen zijn vragen stelt, maar spreker heeft nog niet het antwoord te hooren gekregen wat hij naar aanleiding van de verschillende verzoeken verwachtte: dergelijke zaken zijn al zoo dikwijls behandeld. Er zit inderdaad een zekere eentonigheid in die verzoeken, maar er zit een veel grootere eentonigheid in den nood van de werkloozen, die eiken dag en elke week terug keert; zoolang die nood blijft en door bijzondere omstandig heden zelfs extra scherp wordt, zullen ook die verzoeken aanhouden, zal de Raad telkens dezelfde dingen onder oogen hebben te zien en zal er inderdaad geen einde aan komen. Dit beteekent echter volstrekt niet, dat spreker het doen van die verzoeken van doorslaggevende beteekenis acht; dit is goedkoop; men heeft de zaak dan een eervolle begrafenis bereid; er kan een hartig woordje over gezegd worden, maar over den uitslag van de stemming maakt niemand zich een illusie; het wordt een manifestatie van de eischen der werk loozen. Al neemt de Raad het aan, dan zou zeker toch de landelijke Regeering tusschenbeide komen, waaraan Leiden zich door de aanvaarding van de rijksregeling met huid en haar heeft overgegeven, en een spaak in het wiel steken. Dergelijke verzoeken hebben alleen beteekenis, wanneer er meer kracht en meer actie achter gesteld worden. Men moet niet doen zooals de heer van Stralen, die zegt, dat hij teleur gesteld is door het antwoord van den Wethouder; is hij dan zoo volkomen vreemdeling in Jeruzalem, dat hij dat antwoord niet reeds wist? Dat was volkomen, wat spreker verwachtte; dat wist men reeds, toen men die verzoeken inzond. Dat was geen teleurstelling. De heer van Stralen zegt: als de lands- regeering het weigert, komt dat voor haar verantwoordelijk heid. Daarmede schieten de werkloozen niets op. Wat dan, vraagt de heer van Stralen. Dat zal spreker nu zeggen. Ten slotte begint de organisatie, de actie, het krachtig optreden der werkloozen; er zijn hier tenminste al een zeker aantal, die vandaag hebben getracht aan deze verzoeken kracbt bij te zetten door een betooging; de heer Wilmer zegt nu: een stuk of tiende heer Wilmer bedoelt blijkbaar de paar menschen, die voor de deur van het Nutsgebouw stonden, maar dan is hij als journalist slecht op de hoogte van hetgeen te Leiden voorvalt. Het is een betooging van tenminste enkele honderden menschen geweest. Men moet de actie echter landelijk organiseeren. Spreker verwijst naar, en wekt op tot deelneming aan, het a.s. Zondag te houden solidariteitscongres. Er moeten tegenover de Regee ring krachtige stappen worden gedaan. Dat congres zal onge twijfeld slagen; het zal klinken als een klok en er zal een revolutionuaire geest heerschen. Men zal niet trachten de menschen te paaien met adressen en niets dan adressen. Wat de eischen meer in het bijzonder betreft, wil spreker op een paar dingen in het antwoord van den Wethouder wijzen. De Wethouder heeft in de eerste plaats gezegd, dat Burge meester en Wethouders gaarne alle dingen, welke de Regeering toestond, direct in de practijk zouden willen brengen. Hij kan dat gerust zeggen, want hij weet, dat van de zijde van de Regeering niet veel faciliteiten te verwachten zijn. Toch heeft hij nog te veel gezegd, want de kolenverstrekking, welke hier plaats heeft, gaat niet tot de uiterste grens, welke de Regeering toelaat. Deze staat toe om te gaan tot 1.— per week, terwijl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 15