14 MAANDAG 30 JANUARI 1933. Interpellatie-van Stralen in zake bijzondere steunmaat- (van Stralen.) regelen; praeadvies inzake bet stempelen. De heer van Stralen antwoordt, dat er ook al is gezegd: Burgemeester en Wethouders geven geen parelcokes meer, omdat ze op is; ware dat niet het geval, dan zouden zij die slechte brandstof wel zijn blijven verstrekken. Dat is geen compliment voor het College. Het stoken van parelcokes is moordend voor de kachels en Burgemeester en Wethouders zullen zich er dan ook niet over behoeven te verwonderen, als er verzoeken om nieuwe kachels bij hen inkomen. Die eierkolen zijn beter, maar ook in dit opzicht is niet voldaan aan redelijke wenschen, welke zijn uitgesproken. Vooreerst hebben Burgemeester en Wethouders dien bon voor eierkolen verstrekt Vrijdag j.l. en die bon heeft niet het karakter van te zijn een extra bon. Die toezegging is wel gevraagd aan Burgemeester en Wethouders, maar daarop is alleen geantwoord; wij zullen wel eens zien, hoe het loopt met de weersgesteldheid en dan kunnen wij eventueel een extra bon beschikbaar stellen. Nu zijn de eierkolen, welke de menschen op dien bon van Vrijdag hebben ontvangen, vandaag reeds grootendeels verbruikt, zoodat met het verstrekken van een nieuwen bon niet kan worden gewacht tot Zaterdag, wanneer de termijn verstreken zal zijn. Spreker vraagt dus de toezegging van Burgemeester en Wethouders, dat Dinsdag, uiterlijk Woensdag een nieuwe bon voor eierkolen zal worden beschikbaar gesteld. Wat betreft de vraag, aan wie de bon is uitgereikt, moet spreker er zijn leedwezen over uitspreken, dat het desbetref fende verzoek niet is ingewilligd. Die extra brandstollen zijn gevraagd voor alle werkloozen, niet alleen voor degenen, die in de gemeentelijke steunverleening zijn, maar ook voor degenen, die tijdelijk uit de kas van hun organisatie een uit- keering krijgen. Ook deze laatste categorie van werkloozen heeft behoefte aan een extra verstrekking van brandstoffen; er zijn er onder hen, die maanden ja jaren werkloos zijn en die nu, alleen omdat zij tijdelijk uit de kas van hun organi satie trekken, dezen bon moeten missen. Er is alles voor te zeggen, dat alle werkloozen een extra verstrekking van brand stoffen krijgen. Burgemeester en Wethouders zijn niet verder gekomen dan die grens van 3.— dit is wel een stapje, maar toch abso luut onvoldoende; tegen inwilliging van dit verzoek had toch geen bezwaar kunnen bestaan. Blijkens het adres van den Leidschen Bestuurdersbond is reeds op 14 December aan het College verzocht, den brand- stoffentoeslag niet alleen te geven aan de gesteunde werk loozen of aan een deel van de kastrekkers, maar aan alle werkloozen, die na uitgetrokken te zijn voor steun in aan merking komen, dus aan hen, die tot einde December steun getrokken hebben, daarna automatisch naar hun kassen teruggingen voor 4 weken en daarna in de steunverleening terugkomen; die hebben dus tot 31 December gewoon den wekelijkschen kolenbon gehad, die echter ingehouden is, omdat zij op 1 Januari naar hun kassen teruggingen; dien kolenbon krijgen zij pas weer, als zij uitgetrokken zijn. Dit is buiten gewoon onbillijk; alleen het feit, dat de uitkeering aan een aantal menschen gedurende die koudeperiode wat stijgt, mag toch geen aanleiding zijn om hun den kolenbon, dien zij had den, omdat zij niet in de steunverleening zijn, tijdelijk af te nemen. De Leidsche Bestuurdersbond heeft het College verzocht een dergelijk besluit te nemenhet College heeft daarop geen beslis sing genomen; terwijl die zaak van belang en urgent was en met 1 Januari haar beslag had moeten hebben, heeft de Leidsche Bestuurdersbond geen enkel antwoord gehad van het College. Spreker heeft er toch wel buitengewoon bezwaar tegen, dat, als een ernstige organisatie een ernstig verzoek doet aan het College, zij daarop geen antwoord krijgt en dat door het niet nemen van een maatregel dit verzoek zijn beteekenis gaat verliezen. Het College kon weten, dat dit verzoek beteekenis had tot 1 Januari, maar die na dien datum verloor, omdat het ging over de 4 weken, waarin uit de kas getrokken werd. Als het College niets doet, ook geen advies vraagt aan de daartoe aangewezen commissiën en verder adressant maar laat Ioopen, dan vindt spreker dat onbehoorlijk en dan pro testeert hij tegen deze wijze van reageeren op een verzoek aan het College. Volgens dit adres heeft de gevraagde verstrekking van een kolenbon aan alle werkloozen, steun- en kastrekkers, in andere gemeenten reeds lang plaats. Inderdaad is dit in den Haag reeds sinds enkele jaren zoo. Hoe komt het nu, dat een rijks steunregeling, die toch voor den Haag even goed zal gelden als voor Leiden, toelaat dat den Haag aan sommigen een kolenbon verstrekt, doch niet toestaat, dat diezelfden er in Leiden ook voor in aanmerking komen? Hebben Burgemeester en Wethouders in het feit, dat den Haag dit wel doet, geen aanleiding gevonden om een dergelijk billijk verzoek ook voor Leiden in te willigen? Interpellatie-van Stralen in zake bijzondere steunmaat- (van Stralen e.a.) regelen; praeadvies in zake het stempelen. Door den Plaatselijken Raad is aan het College verder ver zocht een extra uitkeering van f 2.50 per week voor alle gesteunden (gezinshoofden en kostgangers) en ook voor de kas trekkers, voorzoover dezen na uitgetrokken te zijn voor steun in aanmerking komen. Dit verzoek is niet zoo maar gedaan. In den strengen winter van 1929 hebben sommige organisaties eenzelfde verzoek tot Burgemeester en Wethouders gericht en toen hebben dezen er was toen een andere Wethouder van Sociale Zaken daarin op prijzenswaardige wijze aanleiding gevonden maat regelen te nemen. Sprekers fractie heeft hen daarvoor toen dank gebracht. Daarbij steekt zeer ongunstig af de houding, welke het tegenwoordig College aanneemt. Terwijl op dit oogen- blik de omstandigheden ongeveer dezelfde zijn als destijds, heeft het College thans bij monde van den Burgemeester aan den Plaatselijken Raad medegedeeld, dat het afwijzend staat tegen over het verstrekken van een extra uitkeering. Spreker vraagt zich af, hoe Burgemeester en Wethouders dat zouden kunnen verdedigen. Zijn zij, vraagt spreker, niet met diens fractie van meening, dat in een wintertijd als deze, eigenlijk in het algemeen in den wintertijd, de behoeften der gezinnen van werkloozen in die mate stijgen, dat met een steunbedrag als thans wordt uitgekeerd, hetwelk anders ook al te gering is, allerminst aan de bestaande behoeften kan worden tegemoet gekomen en het noodzakelijk is buitengewone maatregelen te treffen? Waar het bij nijpende koude gewenscht wordt ge acht, dat in de gezinnen der werkloozen eiken dag warm eten wordt verstrekt wat bij de schamele uitkeering, welke wordt verstrekt, naar sprekers meening niet mogelijk is had spreker gedacht, dat Burgemeester en Wethouders, gezien de benarde omstandigheden, waarin de gezinnen der werk loozen verkeeren, met hem buitengewone maatregelen gewet tigd zouden achten. Blijkbaar is dat het geval niet Misschien zijn zij het eens met Minister Ruys, die zegt, dat de steun bedragen voldoende zijn. Burgemeester en Wethouders zeggen het wel niet, maar spreker wenscht te weten, of zij die uit spraak van den Minister voor hun rekening nemen. Spreker vindt het meer dan bar, dat een bewindsman een dergelijke uitspraak doet, terwijl in duizenden gezinnen armoede wordt geleden. Het spijt spreker, die het nemen van dergelijke maatregelen noodzakelijk acht, dat aan het verzoek van den Plaatselijken Raad niet is voldaan. Hetzelfde geldt voor het verstrekken van dekens. De Plaat selijke Raad heeft verzocht aan een ieder, die behoefte heeft aan dekens, die te verstrekken. De Burgemeester heeft ge antwoord, dat dekens worden verstrekt, en hij doelde daarbij op het Crisis-Comité, waarbij men geregeld aanvragen voor extra ondersteuning in den vorm van schoeisel, kleeding en dekking kan indienen, maar spreker wil herhalen, dat de werking van het Crisis-Comité niet zoo is, dat kan worden aangenomen, dat, nu het een jaar werkt, in alle gezinnen, waarin behoefte is aan dekking, deze ook aanwezig is. In tegendeel, spreker kan met voorbeelden van de laatste dagen aantoonen, dat er in tal van gezinnen van werkloozen het grootste gebrek aan dekking is. Het is voorgekomen, dat een vader zijn kinderen des nachts van den zolder haalde om hen bij de kachel te verwarmen. Afgezien van het feit, dat de wijze van werken van het Crisis-Comité, wellicht tot haar recht zou kunnen komen in een tijd, waarin aan dekens geen behoefte bestaat, mag van het gemeentebestuur verwacht worden, dat voor deze buitengewone tijden buitengewone maatregelen worden ge troffen. Daarom betreurt spreker het zeer, dat het College ook niet een onderzoek naar de behoefte heeft toegezegd. Het is niet sprekers bedoeling om maar op groote schaal dekens te ver strekken; dan zouden ze ook kunnen komen op plaatsen, waar het niet noodig is; een onderzoek op zeer korten termijn is echter mogelijk, de aanvragen kunnen spoedeischend wor den ingediend en dan zou toch binnen enkele dagen een voorziening in dezen nood kunnen zijn getroffen. Dit is nu niet het geval. Het College acht dit blijkbaar niet noodig. Het is de sociaal-democratische fractie echter zeer tegenge vallen, dat het College aldus heeft getoond geen open oor en zeker geen warm hart te hebben voor den in de gemeente bestaanden nood. Spreker acht het gewenscht, dat de Raad een uitspraak doet; zou het College er zich op beroepen, dat dergelijke maatregelen niet de goedkeuring van den Minister verkrijgen, dan kan dat altijd nog blijken. Als de Minister de uitvoering er van verhindert, is dat voor zijn rekening, maar dan heeft de Raad een uitspraak gedaan. Mevrouw Braggaarde Does spreekt haar teleurstelling uit over het praeadvies van het College op het verzoek tot

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 14