MAANDAG 30 JANUARI 1933.
11
Wijziging verordening op de openbare vermakelijkheden
(Coster e.a.) en bijeenkomsten; e.a.
bet bepaalde bij artikel 13 van de verordening op vergun-
nings- en verlofslocaliteiten en logementen".
Nu vallen de tapperijen or.der de Drankwet. De verordening
op openbare vermakelijkheden is een aparte verordening, die
met de tapperij-verordening niets te maken heeft en waar
onder alleen vallen gelegenheden zooals Volksbond, Volks
gebouw, en dergelijken. Nu wordt de tapperij-verordening
hierbij toch weer betrokken. Waar er nu eenmaal een derge
lijke tapperij-verordening is, waarom moet dit dan nog eens
in de Verordening op openbare vermakelijkheden opgenomen
worden
De Voorzitter zegt, dat artikel 1 van de verordening op
openbare vermakelijkheden luidt:
»Onverminderd het bepaalde bij de wet van 1 Maart 1815
No. 18 (Stbl. No. 21) is het verboden zonder schriftelijke ver
gunning van den Burgemeester:
a.
b. tooneelvoorstellingen of andere vertooningen, muziek-
o! zanguitvoeringen, danspartijen of eenige andere vermake
lijkheid tot welke de toegang voor het publiek om niet of
tegen betaling open staat, aan te kondigen, te geven of te
doen plaats hebben."
Nu is de bedoeling van deze wijziging, dat dit geldt onver
minderd ook de bepaling van art. 13 der tapperij-verordening.
De heer Coster doet opmerken, dat, als iemand, die buiten
de Drankwet valt, een aanvrage doet, hij onder de vermake
lijkheidsverordening valt, maar dat iemand, die een tapperij
vergunning vraagt, onder de tapperij verordening valt.
De Voorzitter vraagt, welk bezwaar daartegen bestaat naar
het oordeel van den heer Coster.
De heer Coster antwoordt, dat het bezwaar is, dat er andere
inrichtingen zijn, waar zich hetzelfde afspeelt en welke, omdat
zij niet onder de tapperij verordening vallen, daarmede niets
te maken hebben.
De Voorzitter zegt, dat die inrichtingen wel vallen onder
de vermakelijkheidsverordening.
Het Eenig Artikel en daarmede de verordening in haar
geheel wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
XXXI. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van 3 December 1896 (Gemeenteblad No. 15), houdende voor
waarden van opneming en verpleging van lijders in het Krank
zinnigengesticht „Endegeest" en de afdeeling voor jeugdige
idioten „Voorgeest", te Oegstgeest, nabij Leiden.
(Zie lng. St. No. 28.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XI en
XII worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofde
lijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar
geheel, eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming,
wordt vastgesteld.
XXXII. Voorstel tot het verlcenen van een subsidie aan
de Sub-Commissie Ontwikkeling en Ontspanning uit het Crisis-
Comité-Leiden, ten behoeve van het geven van een cursus
in explosie-motoren aan werklooze schippers van de binnen
vaart.
(Zie lng. St. No. 29.)
De heer van Stralen zegt, dat bij de aan vrage, welke enkele
vergaderingen geleden is ingewilligd, werd verzocht een be
drag ter beschikking van Burgemeester en Wethouders te
stellen om daaruit een cursus te bekostigen, terwijl thans
wordt voorgesteld een subsidie te verleenen aan een sub
commissie van het Crisis-Comité ten behoeve van den cursus
in explosie-motoren voor werklooze schippers. Daarin zit wel
eenig verschil. Waar bij dit voorstel sprake is van een subsidie,
dus een subsidie op een subsidie van Rijkswege, is bij spreker
de vraag gerezen, of het niet beter ware geweest bij den
eerstgekozen vorm, waarbij een bepaald bedrag ter beschikking
van Burgemeester en Wethouders werd gesteld, te blijven.
Het is bekend, dat het Rijk bereid is subsidie te verleenen
aan gemeentebesturen, die dergelijk werk ter hand nemen,
maar het is de vraag, of het Rijk bereid bevonden zal worden
subsidie te verleenen aan een comité, in casu het Crisis-
Comité.
Spreker vraagt, of er geen gevaar bestaat, dat nu het
Rijkssubsidie niet zal worden verkregen.
Cursus in explosie-motoren aan werklooze schippers,
(van Stralen e.a.)
Spreker komt nu tot het voorstel zelf. Toen bij de behan
deling van het voorstel van Burgemeester en Wethouders
om de cursussen in het Leidsche Volkshuis in gang te zetten
door sprekers fractie werd aangedrongen op het beschikbaar
stellen van een hooger bedrag voor dat doel, werd door
Burgemeester en Wethouders geantwoord, dat het bedrag,
hetwelk toen werd aangevraagd, bestemd was voor de cur
sussen, die met name werden genoemd, en dat, als er meer cur
sussen noodig mochten zijn, het College telkens daarvoor een
nieuw voorstel bij den Raad zou indienen. Spreker had daar toen
reeds bezwaar tegen, omdat dit naar zijn meening tot vertraging
in het opzetten der cursussen kon leiden. Als eerst door een Crisis-
Comité de wenschelijkheid van een cursus moet worden bespro
ken, daarna advies moet worden gevraagd aan den Directeur van
den Dienst voor Sociale Zaken en vervolgens de zaak in het
College van Burgemeester en Wethouders moet worden behan
deld, die dan, als het gewenscht wordt geacht, de noodige
gelden bij den Raad aanvragen, dan gevoelt men wel, dat
het kan gebeuren, dat voor een cursus als deze, bestemd
voor de wintermaanden, de gelden worden toegestaan op een
tijdstip, waarop die cursus geen kans van slagen meer heeft.
Met een paar cursussen is dit reeds het geval. Het is spreker
bekend, dat zoo goed als klaar is een cursus in de practijk
voor metselaars, waarvoor alleen nog ontbreekt de machtiging
van den Raad om er een bedrag voor beschikbaar te.stellen.
Bovendien is besproken en wenschelijk geacht een motoren
cursus voor chauffeurs, waarvoor zich reeds een groot aantal
chauffeurs heeft opgegeven, terwijl die menschen eiken dag
vragen wanneer die cursus nu een aanvang zal nemen. Indien
nu, ofschoon de sub-commissie uit het Crisis-Comité dezen
heeft besproken en wenschelijk geoordeeld, tot een volgende
vergadering moet worden gewacht met de behandeling van
de aanvrage voor gelden ten behoeve van dezen cursus
ditzelfde geldt voor andere cursussen dan is de beste tijd
verstreken.
Spreker vraagt, of Burgemeester en Wethouders de zaak
niet zoo kunnen regelen, en daarop de toestemming van den
Raad vragen, dat zij het door den Raad toegestane bedrag
v^n 5300.- aanwenden voor alle cursusseD, waaromtrent
ZÜ> gehoord de verschillende instanties, van oordeel zijn, dat
die moeten worden georganiseerd.
De heer Romijn noemt de vrees van den heer van Stralen,
dat de Regeering, in verband met den bij dit voorstel gekozen
vorm, haar bijdrage niet zal geven, ongegrond. Er bestaat
inderdaad eenig verschil tusschen de wijze, waarop de vorige
maal ten behoeve van een cursus gelden zijn aangevraagd, en
die waarop dit thans gebeurt, maar het zit alleen in den vorm.
De sub-commissie Ontwikkeling en Ontspanning van het
Crisis-Comité zal dezen cursus enscèneeren, en nu verzoeken
Burgemeester en Wethouders aan den Raad hun gelden toe
te staan ten einde die sub-commissie daarvoor te kunnen
subsidieeren. Mocht er van de zijde van de Regeering bezwaar
rijzen, dan zullen Burgemeester en Wethouders wel een zoo
danige formuleering kiezen, dat die overeenstemt met den
wensch van het Departement.
Een ander bezwaar van den heer van Stralen, dat deze weg
wat omslachtig is, erkent spreker gedeeltelijk. Het zou de
meest directe weg zijn, dit door de gemeente zelf te laten
doendan treedt de gemeente op als onderneemster van deze
cursussen en heeft men alleen met haar te maken, terwijl
nu, doordat het loopt via de sub-commissie van het Crisis-
Comité, een schakel wordt ingevoegd. Tegenover dit bezwaar
staat echter het groote voordeel, dat alles nu voorbereid
en gedaan wordt door een commissie, waarin alle des
kundigen en belangstellenden zijn opgenomen; daardoor
had het College de overtuiging, dat wat uit de handen van
die commissie komt inderdaad al voor 90% goed en in orde
is en dat het er verder niet naar heeft om te zien. Vaak wordt
de klacht geuit, dat het College alles te langzaam doet, dat
de zaken loopen langs allerlei gemeentelijke diensten en niet
opschieten; ter voorkoming daarvan meende het College deze
particuliere, zeer veelzijdig samengestelde sub-commissie daar
voor te moeten riemen; het uit de commissie gevormde werk
comité heeft inderdaad goed en vlug gewerkt.
Nu wenscht de heer van Stralen nog enkele andere cursussen
te doen houden; het is mogelijk, dat het min of meer aan
spreker te wijten is, dat nog niet een crediet-aanvrage voor
die cursussen gedaan is, omdat spreker gemeend heelt daar
mede even te moeten wachten tot de beslissing over dezen
cursus genomen was. Hieraan zit een principieele kant. Aller
eerst gebeurt dit onder auspiciën van de subcommissie voor
ontwikkeling en ontspanning van het Crisis-Comité; verder
is het geen omvormingscursus, zooals totnutoe hier gewoonte
was, maar een zeer nuttige en behoorlijke tijdpasseering voor
de werkloozen.