MAANDAG 19 DECEMBER 1932.
471
Interpellatie-Koole in zake schoolbaden.
(Komijn e.a.)
is. Zoo zijn er meer gevallen. Zoolang het is in het belang
van de arbeiders en van hen, voor wie de S. D. A. P. beweert
op te komen, hoort men niets en is het best, maar als men
eenigszins hun belangen raakt, dan is het verkeerd en wordt
men hier aangemerkt als wetsverkrachter en wetsovertreder.
Dat verwijt aanvaardt spreker alleen als de sociaal-democraten
dan ook consequent zijn.
Het ligt niet op sprekers weg in te gaan op de woorden
van den heer Koole aan het adres van den heer van Es.
Alleen deze rectificatie: de heer Koole doet het, waarschijnlijk
bij abuis, voorkomen alsof die circulaires van spreker persoon
lijk als Wethouder zijn uitgegaan. Het College heeft zich
daarachter gesteld; deze aanschrijvingen en maatregelen zijn
van het College uitgegaan en niet van den Wethouder van
Sociale Zaken. Spreker adviseert dan ook namens het College
het voorstel-Koole niet aan te nemen.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel
van den heer Koole, luidende:
«Ondergeteekende stelt voor, de wekelijksche schoolbaden,
die aan de scholen, welke worden verstrekt in het Badhuis a. d.
v. d. Werffstraat te bestendigen."
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt der
halve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Wilmer zal zijn stem niet geven aan het voorstel-
Koole, doch, om alle misverstand te voorkomen, wijst spreker
erop, dat hij het niet eens is met den Wethouder, dat in
deze geen Raadsbesluit noodig was. De door den Wethouder
aangehaalde voorbeelden kunnen niet geheel op dit geval van
toepassing worden gebracht. Spreker acht het zeer goed denk
baar, dat het College een besluit neemt, waarvoor later be
krachtiging door den Raad noodig is, maar een dergelijk be
sluit is dan toch niet in strijd met een vroeger Raadsbesluit,
hetgeen hier wel het geval is.
De heer Komijn wenscht dit even toe te lichten. Er is
indertijd een crediet aangevraagd voor de exploitatie van
het badhuis, waarin was opgenomen een som voor school
baden. Uit de toelichting, als men het zoover gaat terug
rekenen en op den keper beschouwen, kan men grond halen
voor de redeneering van den heer Koole, dat Burgemeester
en Wethouders aan den Raad hebben voorgespiegeld, dat de
schoolbaden wekelijks zouden plaats hebben, maar een besluit
ipsis verbis is door den Raad nooit genomen.
De heer van Es wil, waar hij meermalen door den heer
Koole heftig is aangevallen over de indiening van zijn voor
stel, er even op wijzen hij zal niet op alle finesses ingaan
dat dit voorstel heel onschuldig is geboren.
Bij het bekijken van de begrooting heeft bij vooral aandacht
geschonken aan het gedeelte, dat betrekking heeft op den
geneeskundigen dienst, omdat hij zitting heeft in de commissie
voor dien dienst. Hij is het met den Wethouder eens, dat het
moeilijk is om bij dezen dienst, die zeer groote uitgaven van
de gemeente eischt, eenige bezuiniging te bereiken. In verband
met de bezoeken, welke spreker met Dr. Horst aan de Sint
Elisabeth-Stichting heeft gebracht, is het meermalen gelukt
daar bezuinigingen aan te brengen en nu heeft spreker de
begrooting voor den geneeskundigen dienst nauwkeurig be
keken om te zien of er iets te vinden was, waarop bezuinigd
kon worden. Men vindt uitgetrokken iO cent per schoolbad
of in totaal ongeveer een bedrag van 6.200.— en toen heeft
spreker gedacht: als die schoolbaden om de veertien dagen
plaats hebben, geeft dat een bezuiniging van 3.100.een
niet onaanzienlijk bedrag. Hij heeft dat denkbeeld verdedigd
in de Commissie voor den Geneeskundigen Dienst. Hij had
gedacht, dat deze zaak bij de behandeling van de gemeente-
begrooting zou ter sprake komen, en dan zou hij zijn voorstel
gaarne nader hebben toegelicht. Spreker heeft het in de
commissie verdedigd en de heer Koole heeft zich er tegen
verzet. De heer Koole heeft toen geheel andere argumenten
gebezigd dan hij thans heeft aangevoerd en het is spreker
toen gelukt die zoo goed te weerleggen, dat hij van de 5
commissie-leden er 4 voor zijn voorstel gewonnen heeft.
De heer Wilmer heeft verklaard het niet eens te zijn met
den Wethouder ten aanzien van het voor vast nemen van
dezen maatregel. Spreker blijft daarvan af. Het voorstel, door
hem gedaan in de commissie, neemt hij voor zijn rekening
en hij heeft het voornemen bij de behandeling van de begrooting
er een en ander over te zeggen. Om niet geheel te zwijgen
heeft hij ook thans iets willen zeggen.
De heer Koole wijst er op, waar de Wethouder sprak van
zijn royale medewerking in den Raad, dat ieder Raadslid
Interpellatie-Koole in zake schoolbaden.
(Koole e.a.)
daartoe verplicht is. De Raadsleden zitten hier wel als groepen
met verschillende principes, maar tenslotte zijn zij allen ver
tegenwoordigers van de ingezetenen van Leiden, wier belangen
zij gezamenlijk hebben te behartigen.
YVat de voorgestelde verslechtering betreft, spreker heeft
in 1929 een voorstel ingediend om een vol-ambtenaar-school-
arts aan te stellen. Niet minder dan 33 instanties zijn toen
gehoord over een voorstel, waarvan de uitvoering misschien
f 4.000.of 5.000.zou hebben gekost.
Heeft het College nu het recht om, waar dit in het oog
van een groot deel van den Raad een verslechtering voor
het kind is, dit door te voeren zonder den Raad daarin te
kennen? Het is een Raadsbesluit van 1922, hoe men dit
draait of wringt, verdedigd door Wethouder van der Pot, om
60.000 baden per jaar te verstrekken, en al die 10 jaren is
er geen woord van gezegd. Spreker had het reëel gevonden,
wanneer de heer van Es dit door een ander lid had laten
doen, te meer waar zijn fractie zich principieel in 1922 heeft
uitgesproken tegen schoolbaden, omdat zij meende, dat het de
taak der ouders was; verschillende personen, die in 1922
tegenstanders daarvan waren, hebben zich geheel gewonnen
gegeven later; alle bezwaren, ook van de schoolhoofden, zijn
overwonnen.
De heer Goslinga ontkent dit. De gereformeerde scholen
doen hieraan niet mede.
De heer Koole: Omdat ze van het stokpaardje, van het
dogma uitgaan, dat dit de taak van de ouders is; of is de
godsdienstige opvoeding der kinderen ook de taak der ouders
zelf niet; de ouders sturen de kinderen naar de bijzondere,
school om hen bidden te laten leeren; spreker kan ze bij
bosjes aanwijzen, die daaraan zelf niets doen, om de kinderen
te laten bidden. Willen zij dan zeggen, dat in dat opzicht
het gezin geen taak heeft?
De vermindering der schoolbaden komt ten nadeele van
de hygiëne; spreker had dit voorstel van een arts niet ver
wacht. Spreker wil hier in het openbaar herinneren aan wat
in de commissie is gezegd over de tuberculosebestrijding;
toen spreker zeide, dat er te weinig subsidie was gegeven,
zeide de heer van Es: indien het subsidie aan deze ver-
eeniging niet meer verstrekt kan worden, zal ik mij er mee
vereenigen. Dat uit den mond van een dokter! De heer
Wilmer heeft toen gezegd: dat zal nooit gebeuren.
De heer van Es heeft in den Raad nog niets gedaan in
het belang der volksgezondheid en nu gaat hij een stuk
volkshygiëne afbreken. Spreker heeft aan dit belang 10 jaar
gewerkt, dag en nacht, om de ouders te overtuigen, dat het
zoo goed is voor hun kinderen; spreker heeft de school
hoofden overtuigd; Dr. Horst zit geen minuut stil en is
voortdurend bezig met het uit te breiden en met één slag,
door dit voorstel van den heer van Es, wordt dit afgebroken,
met negeering van het Raadsbesluit van 1922. De hoofden van
scholen hebben een adres ingediend, met het verzoek dit
ongedaan te maken, een bewijs, dat alle schoolhoofden dit
betreuren. Spreker wijst nog eens op het schoolhoofd, dat
in 1922 tegenstander van de schoolbaden was, maar dat
nu een voorstander is geworden, omdat hij de noodzakelijk
heid en het nut er van inziet.
Spreker handhaaft dus zijn voorstel en hoopt, dat de Raad
achter hem zal staan.
De heer Manders zal vóór het voorstel-Koole stemmen; hij
acht een bad per week per kind zeker niet overdreven en
een bad in de twee weken zeer zeker te weinig.
De heer Groeneveld is met dezen gang van zaken niet
tevreden. De Raad heeft eenmaal dit besluit genomen en
zoolang het niet ingetrokken is, moet het uitgevoerd worden.
Waar gaat het heen, als het College alleen door de indiening
van een begrooting, genomen Raadsbesluiten niet uitvoert?
Vanwaar dan het woord Wethouder? Dit beteekent toch
zeker, dat zoo iemand zich moet houden aan de wet; een
andere uitlegging kan men er niet aan geven. Het College
kan voorloopige voorzieningen treffenhet heeft den Raad niet
altijd bij de hand.
Het zal herhaaldelijk voorkomen, dat voorloopige voor
zieningen worden getroffen om de gemeente te beveiligen,
maar hier bestaat eenmaal een Raadsbesluit. Spreker heeft
er ernstig bezwaar tegen, dat dat wordt te niet gedaan, op
hoop van zegen, dat de Raad het wel zal intrekken bij de
behandeling van de begrooting.
De heer Verweij wil alleen zeggen, dat hij den Wethouder
in zijn verdediging meer overrompelend dan juist heeft ge
vonden.