470
MAANDAG 19 DECEMBER 1932.
Interpellatie-Koolc in zake sehoolbaden.
(Koole e.a.)
Spreker vraagt aan den heer van Es, die zelf aan huis
een prachtige badinstallatie heett, of hem niet het verheugend
verschijnsel bekend is het is algemeen opgemerkt dat
de kinderen, wanneer het water op temperatuur komt, neiging
hebben om te gaan zingen, dat in die kinderen een nieuwe
geest wordt gebracht. Zou de heer van Es aan zijn kinderen
het wekelijksch bad willen onthouden? Spreker stelt die
vraag, omdat voor hem vaststaat, dat, als deze maatregel
wordt doorgevoerd er wordt een bezuiniging van nog geen
1000.door verkregen aan het idee, dat bij de
ouders is ingeworteld, dat een wekelijksch bad voor de kinderen
noodig is, schade zal worden gedaan. De ouders hechten groote
waarde aan het geschreven woord, dat hun is voorgehouden:
laat uw kinderen wekelijks baden; het is niet alleen om te
voorkomen, dat zij vuil zijn, u hardt hen daardoor ook tegen
elke weersgesteldheid.
Dit zijn de redenen, waarom spreker meent, dat de weke-
lijksche sehoolbaden behooren te worden gehandhaafd.
Spreker wil nu nog een woord zeggen tot den Wethouder.
Deze is benoemd om uitvoering te geven aan de wetten,
welke zijn gesanctionneerd, aan de gemeentelijke verordeningen
en aan de besluiten, welke de Raad heeft genomen, maar
niet om op die wetten, verordeningen en Raadsbesluiten in
breuk te maken. Hij had niet het recht om, waar er slechts
een looze bespreking over deze kwestie in de commissie had
plaats gehad, aan dit voorstel van den heer van Es gevolg
te geven, zoolang het niet door een nieuw Raadsbesluit was
bekrachtigd. Zoo iets is nog nooit gebeurd, zoolang spreker
lid van den Raad is.
De Wethouder had, wanneer hij het voorstel van den heer
van Es wilde doorvoeren, waar er een Raadsbesluit van 1922
is, dit eerst in den Raad moeten brengen en hij had niet
het recht om, zonder den Raad daarin te kennen, op het
oogenblik al te bepalen, dat dit ingaat met 1 Januari 1933.
Toen spreker in de vorige raadszitting bij de rondvraag de
vraag stelde, of het op het oogenblik al gewettigd was, een
dergelijk schrijven te zenden naar de verschillende school
hoofden, antwoordde de Wethouder daarop, dat spreker bij
de begrooting daarover kon spreken. Neen, de Wethouder
heeft in deze een misstap begaan. In 1922 is tot deze sehool
baden besloten; er worden 60.000 per jaar genomen;spreker
geeft er 27.000 en het badhuis aan de van der Werffstraat
35.000, één bad per kind en per week.
Spreker dient een voorstel in tot bestendiging van het
wekelijksche schoolbad.
De heer Romijn zegt, dat de Raad de vragen van den
heer Koole nog niet kent; deze luiden:
»1. Meenen Burgemeester en Wethouders, dat het weke
lijksche schoolbad, verstrekt aan de leerlingen der O. L.
scholen in het belang is van de hygiëne en volksgezondheid
Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, achten
Burgemeester en Wethouders dan de invoering perl Januari
1933 van het 14-daagsch schoolbad van de leerlingen, die
gebruik maken van het badhuis aan de van der Werffstraat,
daarmede dan niet in strijd?
2. Kunnen Burgemeester en Wethouders ook mededeelen,
op grond van welke wet of bepaling het eenmaal genomen
Raadsbesluit tot invoering van het wekelijksch schoolbad
buiten werking kan worden gesteld, zonder dat de Raad
daartoe heeft besloten?"
Toen de heer Koole in de vorige raadszitting deze zaak
ter sprake bracht bij de rondvraag, was dat inderdaad niet
de meest aangewezen gelegenheid om hierover van gedachten
te wisselen. Het College heeft deze zaak opgenomen in de
begrooting en zich daarbij voor oogen gesteld, dat dan vooral
ook de heer Koole in de gelegenheid zou zijn deze zaak
breedvoerig te bespreken en toe te lichten. Het College heeft
er echter bij gevoeld, dat, nu de behandeling der begrooting
zoo laat zal plaats hebben, het ten aanzien van de invoering
van deze wijziging een besluit moest nemen, omdat de be
grooting is ingediend afgaande op den toestand per 1 Januari
1933; wanneer het eerlijk de begrooting wenschte na te
komen, zooals het die hier indient, dan lag het op zijn weg
om te zorgen, dat de toestand in de begrooting aangegeven,
vanaf 1 Januari ook in werking trad, voor zoover dat in zijn
macht was. Spreker heeft in de vorige vergadering reeds mede
gedeeld, dat het College vrijheid hiertoe meende te vinden,
niet omdat het deze bezuiniging zoo met beide handen
accepteert; spreker beantwoordt de eerste vraag van den heer
Koole volmondig bevestigend. Het College heeft wel degelijk
een open oog voor de groote en gunstige uitwerking van het
wekelijksche schoolbad op een groot deel der bevolking; het
komt dan ook niet met genoegen daarop terug, althans ten
deele, maar het betreurt integendeel ten zeerste hiertoe toch
te moeten overgaan, en wel omdat ten slotte de tinancieele
Interpellatie-Koole in zake sehoolbaden.
(Romijn.)
belangen hier den doorslag moeten geven; er moet, hoe
onaangenaam het ook is, bezuinigd worden. Iedere dienst
heett zijn deel daaraan bij te dragen, voor zoover het naar
eer en geweten is te verantwoorden. Bij den Geneeskundigen
Dienst is uit den aard der zaak de mogelijkheid van bezuiniging
in zeer beperkte mate aanwezig, omdat de geneeskundige
armenverzorging zulk een essentieel bestanddeel vormt van
de taak, welke de gemeente op zich heeft genomen ten aan
zien van de armen onder de bevolking en van de lijdende
medemenschen, dat het niet aangaat dien tak van dienst om
financieele redenen in sterke mate te gaan inkorten.
De heer van Es heeft een bezuiniging aanhangig gemaakt
in dezen vorm, dat de wekelijksche sehoolbaden zouden
worden vervangen door veertiendaagsche. Het College erkent
ook de daaraan verbonden bezwaren, maar moet anderzijds
toegeven, dat het essentieel voordeel, dat de sehoolbaden mee
brengen, behouden blijft. Men had deze regeling anders
kunnen toepassen; men had alleen de twee of drie hoogste of
de twee of drie laagste leerjaren kunnen nemen. Men had ook
de sehoolbaden alleen kunnen geven in een bepaald gedeelte
van het jaar, b.v. in het koude seizoen, aan de ouders over
latende om in die behoefte te voorzien tijdens het warme
seizoen. Burgemeester en Wethouders hebben dat niet gedaan,
omdat zij de sehoolbaden continu wilden handhaven. Zij
meenen, dat met de veertiendaagsche sehoolbaden de groote
voordeelen niet verloren zullen gaan, want zij speculeeren
daarbij dit is hetzeltde wat de heer Koole citeerde op de
medewerking van de ouders, op wie eenige pressie wordt uit
geoefend om in de weken, waarin niet gebaad wordt, thuis, al
is het dan minder doeltreffend, iets van dien aard te doen.
Spreker wijst er op, dat de wekelijksche sehoolbaden reeds
in zekeren zin beperkt zijn, omdat gedurende 12 weken van
het jaar, gedurende de vacanties, het baden niet plaats heeft.
Hecht men alleen waarde aan de sehoolbaden, wanneer die
wekelijks plaats hebben, dan moet men zich er tegen verzetten,
dat die sehoolbaden niet in de vacanties worden gegeven.
Van verzet in deze is nooit iets gebleken en nimmer is in
den Raad een voorstel gedaan om ook gedurende de vacanties
de sehoolbaden voortgang te doen hebben.
Spreker wijst hierop, omdat niet mag worden aangenomen,
dat dit van de zijde der sociaal-democraten over het hoofd
is gezien, aangezien ten aanzien van de schoolkinderkleeding
en -voeding wel herhaaldelijk is voorgesteld om die gedurende
de vacanties voort te zetten.
Waar Burgemeester en Wethouders met een begrooting
komen, waarin bezuinigingen zijn verwerkt, spreekt het van
zelf, dat men voor toestanden komt te staan, welke in over
eenstemming zijn met die begrooting.
Ten aanzien van de groote nadeelen, welke de heer Koole,
die dagelijks op dit gebied werkt, zooveel meer gevoelt dan
anderen, mag men het standpunt innemen, dat de heer
Koole overdrijft.
Spreker waardeert de goede bedoeling van den heer Koole
spreker zou gaarne met hem meegegaan zijn, maar er was
alle aanleiding om hier het wekelijksche schoolbad door een
14-daagsch te vervangen.
Nu vraagt de heer Koole, op grond van welke bepaling
het College dit eenmaal genomen Raadsbesluit buiten werking
kan stellen; hij verbindt daaraan, spreker mag niet zeggen,
een filippica, maar toch wel een zoodanig stel vragen, dat
spreker eenigszins huiverig was, wijl hij zeer sterk gevoelde
op de beklaagdenbank te zitten. Spreker behoort daar af en
toe wel eens, dat geeft hij toe, maar de heer Koole vat dit
toch wel erg zwaarwichtig op. Herhaaldelijk loopt het College
vooruit op beslissingen van den Raadwanneer het die
mogelijkheid ontnomen werd, was de gemeente onbestuur
baar; het College kan niet voor elke quaestie en voor elk
wissewasje een Raadsvergadering bijeenroepen. Spreker geeft
toe, dat is niet overeenkomstig de wet, maar dat gebeurt
herhaaldelijk, meermalen onder volledige instemming en toe
juiching van alle Raadsleden. Wanneer spreker ten aanzien
van de sociale diensten vooruitloopt op een Raadsbesluit,
dan zal niemand daarvan het College een verwijt maken;
het gaat er alleen om, van welken kant men de zaak beziet.
Nu vindt spreker het jammer, dat van de zijde van den heer
Koole, die over het algemeen loyaal medewerkt, nu bezwaar
wordt gemaakt; wanneer van die zijde ooit aanmerking was
gemaakt, wanneer spreker vooruitliep op een Raadsbesluit in
het belang van de arbeiders, dan zou spreker zeggen :U hebt
het recht mij daarop te attrapeeren, want U keurt het ook
niet goed, wanneer ik in het belang van de arbeiders op een
Raadsbesluit vooruitloop. Men vraagt spreker nu zoo'n geval
te noemen. Dit gebeurt bij vele zaken van de steunverlee-
ning, waarvoor een Raadsbesluit noodig is. Spreker noemt de
cursussen voor werkloozen, die op het oogenblik al in vollen
gang zijn, terwijl vanmiddag pas het Raadsbesluit genomen