464 MAANDAG 19 DECEMBER 1932. (Tepe e.a.) Verordeningen Bewaarschoolonderwijs. Aangezien de amendementen van den heer Vos op alinea 2, op alinea 4 en op alinea 6 zijn ingetrokken, maken zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Tepe neemt, ofschoon hij de noodzakelijkheid van de voorgestelde toevoeging niet inziet, het amendement op al. 5, namens Burgemeester en Wethouders, over. De heer Groeneveld zegt, dat in al. 11 wordt voorgeschreven, dat de commissie vóór 1 Maart aan den gemeenteraad ver slag moet uitbrengen, en vraagt of het geen aanbeveling zou verdienen daarvan te maken 1 April. Die termijn van twee maanden lijkt hem wat kort, omdat de commissie eerst nog inlichtingen moet vragen aan de hoofden van scholen, die voor de verstrekking daarvan ook eenigen tijd noodig hebben. Men stoort zich wel niet zoo erg aan dergelijke data de Raadsleden hebben op heden nog niet alle verslagen over 1931 der verschillende gemeente-instellingen ontvangen maar, als men een datum vaststelt, moet men zich naar sprekers meening daaraan houden. De heer Tepe gelooft niet, dat er practisch bezwaar is tegen dezen termijn. Het is dezelfde als die, welke in de wet is op genomen voor het uitbrengen van verslag door de Plaatselijke Schoolcommissie. Ook van de zijde van die Commissie heeft spreker nooit eenig bezwaar hooren maken. Artikel 4, in dien zin gewijzigd, dat alinea 5 thans luidt: »5. De aftredende leden zijn dadelijk weer her kiesbaar, indien zij nog voldoen aan de vereischten, genoemd in al. 2 van dit art." wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 5, 6, 7, 8, 9 en 10 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Beraadslaging over art. 11, waarop door den heer Vos twee amendementen zijn voorgesteld, strekkende om in al. 1 het getal ƒ1000.te vervangen door ƒ1200.— en het woord vijf door drie en om al. 3 te vervangen door: «Indien een onderwijzeres optreedt ter vervanging van het hoofd der school, wordt zij gedurende dien tijd beloond naar de jaarwedde van het te vervangen schoolhoofd". De heer Vos zegt, dat ook deze amendementen belichamen de verlangens van de meerderheid der Onderwijscommissie. Die meerderheid heeft gemeend, dat de taak van een bewaar schoolonderwijzeres, de taak om gedurende twee dagen van de week 3 uren en gedurende 4 dagen van de week 5 uren, ja zelfs, als de kinderen tusschen de beide schooltijden over blijven, 7 uren per dag een aantal van minstens 50 kleine kleuters aangenaam en nuttig bezig te houden, met 1000.— niet voldoende was beloond, en daarom wenscht zij het begin salaris bepaald te zien op ƒ1200. Zou men echter dit artikel verder niet wijzigen, dan zou bij aanneming hiervan het kunnen voorkomen, dat een onder wijzeres met hoofdacte in salaris zou komen boven de minimum- wedde van het schoolhoofd. Om dit te voorkomen, moeten de periodieke verhoogingen worden teruggebracht van 5 tot 3. Nu wordt volgens alinea 3 de jaarwedde van een onder wijzeres, die wordt aangewezen tot plaatsvervangend hoofd, «deswege" verhoogd met ƒ50.per jaar; die ƒ50.per jaar zijn dus niet een belooning voor verrichten arbeid, maar een, bloot verbonden aan den titel. Dat nu acht spreker onjuist. Wanneer die plaatsvervangster geen werk doet als zoodanig, is ƒ50.per jaar precies 50.te veel en wanneer zij wel als zoodanig'werk verricht, dan is een belooning van ƒ1.per week daarvoor veel te weinig. Hier moet spreker nog een waarschuwend woord doen hooren. Vroeger, toen de Raad nog de salarissen van het onderwijzend personeel bij het lager onderwijs kon vaststellen, bestond ook een dergelijke bepaling, n.l. dat een plaatsver vangend hoofd boven zijn jaarwedde 100.daarvoor zou ontvangen, maar wanneer dan zoo'n plaatsvervangend hoofd werkelijk het hoofd verving, en dus diens werk deed, ge durende b.v. 2 a 3 maanden, dan zag men steevast, dat het College aan den Raad voorstelde om dien onderwijzer boven zijn ƒ100.extra daarvoor nog een gratificatie te verleenen. Dit is dus een bewijs, dat men, wanneer die vervanging werkelijk plaats had, die belooning te laag achtte; dat is geen zuivere toestand; dien kan men alleen krijgen, wanneer men bepaalt, dat iemand, die het hoofd vervangt, over dien tijd ook het salaris van dat hoofd ontvangt. Daarom heeft spreker dit amendement ingediend. (Groeneveld e.a.) Verordeningen Bewaarschoolonderwijs. De heer Groeneveld kan zich geheel vereenigen met het amendement-Vos, ook omdat dit voorstel een salarisverlaging beteekent. In de bestaande verordening is het salaris bepaald op 1200.Spreker wil den bestaanden toestand in dit opzicht handhaven en het salaris blijvend op 1200. bepaald zien. De heer Donders sluit zich gaarne aan bij het idee van den heer Vos om het aanvangssalaris te bepalen op 1200. Het bewaarschoolonderwijs is in den loop der jaren zoodanig van karakter veranderd, dat men er geheel andere eischen aan is gaan stellen, niet alleen wat betreft de voorbereiding tot, maar ook wat aangaat de uitoefening van de onderwijs taak, en nu schijnt het spreker toe, dat een salaris van 1000.voor de vervulling van die taak te laag is. Wat het tweede amendement betreft, wil spreker eerst gaarne het antwoord van den Wethouder afwachten. De heer Tepe zegt, dat, hoewel het uitgangspunt van deze verordeningen, in onderling verband bezien, dit is geweest, dat de gelijkstelling van het openbaar met het bijzonder onderwijs in deze gemeente alleen dan zou zijn door te voe ren, wanneer op het bestaand onderwijs bezuinigd werd, Burgemeester en Wethouders toch de salarieering van het personeel zoo goed als geheel intact hebben gelaten. Alleen stelt het College voor, het personeel, dat niet in het bezit is van de hoofdakte, met 200.minder te bezoldigen dan het personeel, dat die hoofdakte wel heeft. Tot nu toe bestond voor het bezit der hoofdakte geen extra belooning. Niet zoo zeer uit bezuinigingsoverwegingen als wel met het oog op de wenschelijkheid om het personeel een stimulans te geven tot het behalen van de hoofdakte hebben Burgemeester en Wethouders het genoemde verschil in salarieering willen maken. Beschouwt men het salaris, dat nu door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld voor de onderwijzeressen, die niet in het bezit der hoofdakte zijn, op zich zelf, dan moet men tot de conclusie komen, dat het niet zoo onredelijk is. Degenen, die zonder de hoofdakte beginnen, zijn in den regel meisjes van 18 jaar. Een onderwijzeres bij het lager onderwijs van dien leeftijd verdient ook ƒ1000.n.l. 1300. met aftrek van 100.voor elk jaar, dat zij jonger is dan 21 jaar. Men kan toegeven, dat zulk een salaris niet aan den hoogen kant is, maar spreker gelooft, dat er heel wat meisjes van dien leeftijd de hand zouden dichtknijpen, indien zij 1000.konden verdienen door het verrichten van werk zaamheden, welke even verantwoordelijk zijn als de werk zaamheden van een onderwijzeres aan een bewaarschool. Bovendien is het naar sprekers meening een gezonde ge dachte om in een salarisregeling een prikkel te leggen tot verdere studie, hetgeen hier is gebeurd. Het voorstel van den heer Vos beteekent een salarisver- hooging. Zooals spreker reeds zeide, beteekent het voorstel van Burgemeester en Wethouders behalve voor degenen, die de hoofdakte niet bezitten, geen salarisverlaging. Nu zijn er aan de gemeentelijke bewaarscholen geen leerkrachten zonder hoofdakte, zoodat het voorstel van Burgemeester en Wethou ders voor het indienstzijnde personeel geen salarisverlaging ten gevolge heeft. Spreker zal achtereenvolgens noemen de bedragen, welke volgens de oude verordening, volgens het voorstel van Burge meester en Wethouders en volgens het voorstel van den heer Vos aan de drie categorieën zouden worden toegekend. Onderwijzeres met hoofdakte1200—1700 1200—1700 1400^ 1700 (10 jaar) (10 jaar) (6 jaar) Bezitter A-akte 1200—1700 1000—1500 1200—1500 (10 jaar) (10 jaar) (6 jaar) Hoofd. 1700-/2000 ƒ1700—ƒ2000 ƒ1700—ƒ2000 (9 jaar) (6 jaar) (6 jaar) Het voorstel van het College brengt dus voor de hoofden nog een verbetering mede; de heer Vos laat dit ongewijzigd. Voor bezitters van de A-akte beteekent het voorstel van den heer Vos een verbetering, die eenigszins opweegt tegen de verslechtering, welke het voorstel van Burgemeester en Wet houders inhoudt tegenover de oorspronkelijke verordening. Voor de onderwijzers met hoofdakte is het voorstel-Vos een verbetering in tweeërlei zin: verhooging van het aanvang- salaris en verkorting van den termijn der periodieke ver hoogingen. Het is op het oogenblik toch niet de tijd voor saiarisverhooging en zeer zeker niet bij het bewaarschool onderwijs, waar dit op zuinige leest geschoeid moet worden. Op dezen grond ontraadt spreker dit amendement-Vos ten sterkste. Het tweede amendement-Vos, om niet meer aan een plaats- Oude verordening VoorBtel B. en W. Voorstel Vos

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 28