456
MAANDAG 19 DECEMBER 1932.
Verordeningen Bewaarschoolonderwijs.
(Vos e.a.)
de verordeningen blijven, zij later kunnen worden terug
genomen, zonder dat de verordeningen wijziging behoeven te
ondergaan.
De derde reden is spreker acht die van beduidend belang
dat, wanneer deze bepalingen in de verordeningen worden op
genomen, straks de eindstemming niet zal geven een juist
beeld van de inzichten der Raadsleden omtrent de wijzigingen.
Het is niet onmogelijk, dat meerdere Raadsleden wel bereid
zullen zijn om de verordeningen, zooals zij oorspronkelijk
luidden, aan te nemen, maar niét met die opschortings
bepalingen.
Die Raadsleden zullen zich dan bij de eindstemming, tegen
hun wensch en bedoeling in, verplicht zien om tegen de
verordening te stemmen. Daarom verzoekt spreker het College
de artikelen 18 en 19(nieuw) van de verordening sub a en
21 en 22(nieuw) van die sub b uit de verordeningen te lichten
en ze na vaststelling van die verordeningen als afzonderlijke
vo'orstellen aan den Raad voor te leggen. Spreker hoopt, dat
meerdere raadsleden dit verzoek van hem zullen steunen.
De heer de Reede deelt volkomen de bezwaren van den
heer Vos tegen de nieuwe artikelen 19 en 22; die zijn om
dezelfde en ook nog wel om andere redenen voor spreker
absoluut onaanvaardbaar. Spreker heeft er reeds in de vorige
zitting op gewezen, dat het niet aangaat om in een ver
ordening, die bedoelt een normale regeling te geven, bepa
lingen van een abnormaal karakter op te nemen. De Raad
heeft de gelijkstelling van openbaar en bijzonder bewaarschool-
onderwijs aanvaard en afgezien van de vraag, of de ge-
meentefinanciën een voortgaan op dezen weg zonder meer
toelaten dat is een andere zaak moet de Raad nu uit
werken de voorstellen, voortvloeiende uit de door hem aan
vaarde regeling. De vraag, hoe het straks gaat met de aan
hangige voorstellen en aanvragen, moet geheel afzonderlijk
behandeld worden en dan zal eerst duidelijk moeten worden
aangegeven, wat met die aanhangige zaken bedoeld wordt;
immers, het is zeer wel mogelijk, dat men daaronder vei staat
allerlei aanvragen van hen, die aangelokt door het vooruitzicht
van deze verordening terstond aan het College oprichting
van nieuwe bewaarscholen gevraagd hebben, maar dan wil
spreker zekerheid, dat anderen, die met wat meer voor
zichtigheid hebben geageerd en'gewacht, tot de bepalingen
eenmaal behoorlijk ter kennis van het algemeen zijn gebracht,
in geen geval op een andere wijze zullen worden behandeld
dan zij, die zoo'n haast hebben met stichting van nieuwe
bewaarscholen.
Dit verandert er echter niets aan, dat deze abnormale bepaling
niet in een normale verordening thuishoort en daarom dringt
spreker er sterk bij den Raad op aan om dezen weg niet op te
gaan, maar om beide artikelen uit de verordening te lichten.
De heer Donders deelt de bezwaren van de heeren Vos en
de Reede niet. Spreker had er de vorige zitting veel meer
bezwaar tegen, dat dit voorstel bij afzonderlijk besluit genomen
zou worden dan nu tegen het feit, dat die artikelen in de
verordening zijn opgenomen. Spreker acht den eenigen juisten
weg, om te bereiken dat de verordening nog niet ten volle
uitgevoerd wordt, dat dit in de verordening zelf door middel
van een overgangsbepaling tot uitdrukking komt. De methode
van behandeling, den vorigen keer bijna geforceerd gevolgd,
achtte spreker niet juist; de thans voorgestelde handelwijze
daarentegen acht spreker volkomen juist. Spreker kan met
name niet deelen het grootste bezwaar van den heer Vos,
dat men daardoor een onzuivere stemming zou krijgen, want
elk artikel, en dus ook deze twee overgangsbepalingen, zullen
immers afzonderlijk besproken en in stemming gebracht
worden en indien men het onjuist vindt, dat deze artikelen
worden opgenomen, zal men daartegen afzonderlijk zijn stem
kunnen uitbrengen. Later komt de geheele verordening in
stemming, maar daarover behoeft dan nog geen onzuivere
stemming plaats te vinden, omdat dan over het idee, in de
overgangsbepalingen belichaamd, bij de artikelen reeds is
gestemd. De thans gevolgde methode acht spreker volkomen
juist.
De heer Groeneveld vindt het ook een zonderlinge manier
van doen om een verordening te maken met zekere bepalingen
en aan het einde der verordening een bepaling op te nemen,
waardoor die voorafgaande bepalingen te niet worden gedaan.
Hij kan zich er niet mede vereenigen.
De heer Knuttel heeft eveneens bezwaar tegen de bepa
lingen van de artikelen 18 en 19, vooral omdat de geheele
verordening daardoor als het ware een karakter van onwaarheid
krijgt, d. w. z. men stelt eerst den leeftijd op 3£ jaar en dan
Verordeningen Bewaarschoolonderwijs.
(Knuttel e.a.)
maakt men een bepaling, waardoor hij op 4 jaar wordt
gesteld, niet voor een of twee jaar, maar totdat er in de
maatschappij iets is veranderd.
De heer Tepe doet opmerken, dat de heer Knuttel over
een geheel ander artikel spreekt dan de heer Vos heeft gedaan.
Deze had het over de kwestie, of de verordening ook voor
de nieuw te bouwen scholen zal gelden, voordat door den
Raad een beslissing is genomen over verschillende aanhangige
aanvragen.
De heer Knuttel zegt, dat de artikelen, waarover de vorige
sprekers hebben gesproken, ook betrekking hebben op de
kwestie van den leeftijd van toelating, maar dat hij er geen
bezwaar tegen heeft, indien de Voorzitter wenscht, dat die
kwestie later wordt besproken.
De Voorzitter acht het 't beste om eerst het woord te geven
aan den lieer Tepe ter toelichting van de wijzigingen, welke
na de besprekingen in de vorige vergadering door Burge
meester en Wethouders in de verordeningen zijn aangebracht.
Spreker deelt mede, wat in de vorige vergadering niet uit
drukkelijk is geconstateerd, dat de door Wethouder Romijn
ingediende amendementen door den voorsteller zijn inge
trokken.
Aangezien de amendementen van den heer Romijn (zie blz. 432)
zijn ingetrokken, maken zij geen onderwerp van beraadslaging
meer uit.
De heer Vos vraagt of hij, ter voorkoming van een ver
warde discussie, een voorstel mag indienen. Dit kan dan het
eerst worden besproken, want spreker gevoelt, dat men gaat
redeneeren buiten hetgeen hij heelt verzocht en wil voor
stellen om. Zijns inziens moet het eerst in bespreking komen
zijn verzoek om de kwesties, geregeld in de door hem ge
noemde artikelen, buiten de verordeningen te houden en
afzonderlijk te behandelen.
De Voorzitter antwoordt, dat een voorstel in dien geest geen
voorstel van orde is en dus niet behoeft voor te gaan.
De heer Tepe zegt, dat het betoog van den heer Vos hem
aanleiding gal tot de meening, dat hij zooeven alleen sprak
over de nieuwe, door het College in Ingekomen Stuk No. 271
voorgestelde nieuwe aitikelen, doch het is spreker nu ge
bleken, dat het zijn bedoeling ook is om art. 18(oud) uit de
verordening te lichten, waar hij zegtartikelen 18 en 19 (^nieuw)
dat (nieuw) slaat blijkbaar dus alleen op artikel 19.
In de vorige raadszitting had het College voorgesteld, een
besluit te nemen wat inhoud betreft ongeveer gelijkluidend
aan de nu door het College voorgestelde artikelen. Men heeft
toen blijkbaar niet goed begrepen de strekking van dat
voorstel; sommigen achtten dit voorstel volmaakt overbodig;
anderen meenden, dat het inhield stopzetting van de werking
van de nieuw aan te nemen verordening; op verzoek van ver
schillende Raadsleden is deze zaak aangehouden, om intusschen
het College praeadvies daarover uit te doen brengen aan den
Raad; als gevolg daarvan doet het College nu het voorstel,
belichaamd in Ingekomen Stuk No. 271, om niet in den
vorm van een besluit, zooals in de vorige zitting door het
College was voorgesteld, maar van een overgangsbepaling in
de verordeningen op te nemen de artikelen 19 (nieuw) en
22 (nieuw), die inhouden, niet een besluit om van nu af aan geen
uitvoering te geven aan de verordening ten aanzien van den
nieuwbouw van scholen of van subsidieering van scholen, die tot
dusverre niet gesubsidieerd zijn, maar niet anders dan voor
schrift, dat deze verordening ten aanzien van dien nieuwbouw'
en die subsidieering nog niet in werking zal treden, vóórdat
eventueel gunstig of ongunstig, beslist is over den bouw van
nieuwe scholen en de subsidieering naar aanleiding van de
op het oogenblik aanhangige aanvragen. Het kan toch den
Raad bekend zijn alle aanvragen op dit punt ingekomen
zijn hier voorgelezen, al begrijpt spreker, dat niet alle Raads
leden precies onthouden hebben, welke die aanvragen zijn,
hetzij van ouders, die een openbare bewaarschool in een
bepaald stadsdeel wenschen, hetzij van schoolbesturen, tot
stichting van bijzondere scholen dat die aanvragen den
gewonen weg gevolgd hebben en in handen van het College
zijn gesteld om praeadvies. En dan hebben Burgemeester en
Wethouders zich altijd voorgesteld over die aanvragen ge
zamenlijk praeadvies uit te brengen, zoodra de verordening
op dit stuk door den Raad zou zijn aangenomen. Nu zijn
inmiddels de tijdsomstandigheden gewijzigd en daarom hebben
Burgemeester en Wethouders zich op het standpunt gesteld,
dat zij omtrent de vraag, of de gewijzigde tijdsomstandigheden