MAANDAG 19 DECEMBER 1932. 453 Extra-ondersteuning in de Kerstweek. (Wilbrink e.a.) Stralen zijn voorstellen niet ingediend, daar hij zelf niet zal willen, dat de werkioozen daarvan de dupe worden. Spreker zal gaarne zijn stem aan het voorstel van Burge meester en Wethouders geven, omdat hij de werkioozen wil helpen. Wanneer een arbeider, die reeds maanden lang werkloos is geweest, in December een dag of veertien heeft kunnen werken dergelijke gevallen komen sporadisch voor zou spreker hem niet de Kerstgave willen onthouden. Indien dergelijke gevallen veel zouden voorkomen, zou het bezwaarlijk, zijn voor de administratie, maar hun aantal is zoo gering, dat de administratieve rompslomp er niet te groot door kan worden. Spreker geeft oen Wethouder toe, dat het tot onbillijkheden aanleiding zou kunnen geven, indien men de Kerstgave zou verstrekken aan degenen, die pas na 1 December werkloos zijn geworden. Daarbij kunnen natuurlijk ook menschen zijn, die het geheele jaar behoorlijk verdiend hebben en deze maand werkloos zijn geworden en spreker ziet geen enkele reden om hun een Kerstgave te verstrekken, maar anderzijds vraagt spreker den Wethouder in deze de grootst mogelijke soepelheid te betrachten. De heer Eikerbout zegt, dat bij het argument van den Wethouder, dat de laatste jaren steeds de gewoonte is gevolgd om vanaf 1 December te rekenen, men toch niet moet vergeten, dat sinds 1931 de werkloosheid veel grooter is geworden en dat men misschien door deze bepaling menschen uitsluit, die feitelijk een groot deel van het jaar werkloos zijn geweest. De Wethouder zegt: ik denk er niet aan een extra douceurtje te geven aan menschen, die tot 1 December gewerkt hebben. Dat is mogelijk, maar ook is mogelijk, dat die menschen op 3 December werkloos zijn geworden, zoodat men niet kan zeggen, dat zij tot Kerstmis loon hebben verdiend. Volgens het voorstel van het College zouden zij dan ook geen uit- keering krijgen. Vooral in den laatsten tijd zijn de loonen sterk verlaagd, voor vele gezinnen tot 18.—, tot 20.en wanneer men dan betrekkelijk kort vóór Kerstmis werkloos is geworden, terwijl men daarvóór een dergelijk loon heeft gehad, dan zou spreker het werkelijk niet zoo erg vinden, wanneer ook hun een extra-uitkeering van 25% werd ver strekt. Bij zulk een loon zullen de menschen uit de werk lozenkassen ook niet meer krijgen dan 12.tot 14. ten hoogste misschien 15.De mogelijkheid daartoe is aanwezig, want de Minister heelt in zijn circulaire niet voor geschreven, vanaf 1 December te rekenen. Bij een onderzoek naar deze regeling in verschillende plaatsen is spreker mede gedeeld, dat zij, die op het oogenblik, waarop (le Kerstgave wordt verstrekt, werkloos zijn, daarvoor in aanmerking komen. Men moet rekening houden met de grootere moeilijkheden van vele gezinnen op het oogenblik; uit sommige gezinnen, waarvan vroeger 3 of meer personen in eenzelfde bedrijf werkten, heeft dikwijls op het oogenblik niemand meer werk; natuurlijk wordt dan slechts aan één persoon uitkeering ver strekt, hoewel de anderen er ook voor in aanmerking komen. Spreker antwoordt den heer Knuttel, dat hij dagelijks bezig is met op te komen voor de belangen der werkioozen, zoo niet hier in den Raad, dan toch op andere wijze, tracht spreker voortdurend den toestand der werkioozen verbeterd te krijgen. Spreker staat echter verwonderd, dat de heer Knuttel zich zoo interesseert voor een Kerstgave; in Rusland zal men dit wel niet doen. De heer Knuttel zegt nu: omdat daar geen werkioozen zijn, maar dit is zoo, omdat de menschen daar voor elk aannemelijk bod aan het werk moeten. De heer Manders kan voor al het hier gesprokene veel gevoelen, hoe tegenstrijdig dit oppervlakkig gezien ook kan schijnen, omdat het hierin overeenstemt, dat men gaarne genegen is den werkioozen met Kerstmis zooveel te geven, als gegeven zou kunnen worden. Daarom spijt het ook zoo, dat de heeren Knuttel en van Stralen een voorstel hebben ingediend, dat weinig kans op aanneming hier heeft. De heer van Stralen zegt wel: ik zal mijn voorstel in tweeèn splitsen, dan kan elk deel op zijn beurt afgemaakt worden. Ten aanzien van het eerste voorstel geeft spreker hem daarin gelijk; dat zal hij hier af moeten maken; wanneer hij dat voorstel eenigszins anders had ingediend, had hij aan die bezwaren kunnen ontkomen. De sociaal-democraten hadden de 25 van het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet behoeven te betrekken in hetgeen zij meer willen geven. Zij kunnen de moeilijkheid oplossen door hun voorstel zoodanig in te kleeden, dat in elk geval die 25% gegeven worden, maar daarenboven nog 25% worden verstrekt. Is de Minister niet bereid zich daarmede te vereenigen, dan is althans de Kerstgave niet in gevaar gebracht. Indien zij hun voorstel in dezen geest wijzigen, zal spreker daaraan zijn stem kunnen geven. Extra-ondersteuning in de Kerstweek. (Manders e.a.) Spreker is ook voor het laten vervallen van den fatalen termijn van 1 December. Ook de uitbreiding, die de heer Wilbrink aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders wil geven, acht spreker gewenscht. Het zou jammer zijn, indien iemand, die vóór 24 December één dag gewerkt had, niet in de termen viel voor deze extra uitkeering. Spreker had gaarne gezien, dat men gezocht had naar een formule, waardoor aan de hand van het voorstel van Burge meester en Wethouders de Kerstuitkeering billijker verdeeld had kunnen worden. De heer Romijn zegt, dat Burgemeester en Wethouders niet voorstellen een bepaald bedrag beschikbaar te stellen, omdat de kosten van deze extra uitkeering zullen bestreden worden uit den grooten steunpost, waarvoor door den Raad een crediet is beschikbaar gesteld. Ook in vorige jaren heeft men aldus gehandeld. Over de 25% is men langzamerhand wel met elkaar tot overeenstemming gekomen. De heer van Stralen heeft bij de toelichting van zijn voor stellen een geval genoemd, dat, ook al werden zijn voorstellen aangenomen, toch niet in aanmerking zou komen voor deze extra uitkeering. Wanneer iemand n.l. tot Kerstmis gewerkt heeft en dan werkloos wordt, zal hij met Kerstmis niet uit de werkloozenkas trekken in verband met de wachtdageri. De heer van Stralen noemde de land- en de bouwvak arbeiders. Deze arbeiders hebben in den regel seizoenarbeid. Het zou een groote zeldzaamheid zijn, als een land- of een bouwvakarbeider op het oogenblik werk had, maar in dat geval zou het zoo weinig zijn, dat hij voor steun uit de werkloozenkas in aanmerking kwam en ook voorde Kerst gave wel in aanmerking zou komen. In het algemeen is het nu niet de tijd, dat de landarbeiders, wier werkloozenkassen pas op 1 December open gaan, of de bouwvakarbeiders aan het werk zijn. De heer Huurman zegt, dat de toestanden in het bouw bedrijf de laatste 20 jaren heel anders zijn geworden dan zij vroeger waren. Nu bouwt men 's winters, als het niet vriest, even hard als 's zomers. De heer Romijn zou er toch op willen aandringen den datum van 1 December in het voorstel te handhaven. Zooals reeds ge zegd, zal het College het besluit soepel toepassen. Spreker wenscht nadrukkelijk te verklaren, dat het inderdaad niet de bedoe ling is, hun, die in December een paar dagen werkten, maar een lange periode van werkloosheid achter den rug hebben, de Kerstuitkeering te onthouden. Deze bepaling dient om hen, die geregeld werk hebben gehad tot in December en daarna werkloos geworden zijnde uit de kassen gaan trek ken, uit te sluiten; die menschen komen niet in aanmerking voor een Kerstgave. De heer Knuttel is door den heer Wilbrink beschuldigd van het maken van een mooi gebaar, want spreker zou zich toch niet de illusie maken, dat de Regeering op zijde zou gaan voor besluiten van den Raad of zelfs voor de actie van de Eeidsche werkioozen. Dat denkt spreker in het geheel niet, maar de heer Wilbrink moet toch eens in het oog leeren houden, dat de dingen in deze wereld eenigszins met elkaar samenhangen, dat ze niet los en toevallig zijn, maar dat alles met elkaar in verband staat. Wanneer de actie der werkioozen op het oogenblik nog niet krachtig genoeg is om de Regeering te dwingen, dan staat onmiddellijk daartegen over, dat wanneer de actie der werkioozen plaatselijk ook zoo sterk is, dat de gemeenteraden besluiten zullen nemen in den geest van sprekers voorstel, die actie ook door kan zetten over die Raadsbesluiten heen tegen de centrale Regeering; die dingen hangen onverbrekelijk samen. Nu kan men de Regeering niet dwingen, maar nu zullen de werkioozen of spreker den Raad ook niet dwingen. Het eenige, wat er op dit oogenblik geschieden moet, is dat men den werkioozen leert, hoe zij hun hoofd stuiten voor de eenvoudigste eischen, voor die dingen, waarvan de noodzakelijkheid en bereikbaar heid door niemand tegengesproken wordt, doch die voor hen niet bereikbaar zijn, dat men hun leert hieruit gevolgtrek kingen te maken voor den Leidschen Raad en dan is het de vraag, of die actie, die de Regeering zal dwingen om een andere houding aan te nemen, nog wel zoo langen tijd noodig heeft om zich te ontwikkelen als men misschien vermoedt. De heer van Stralen zegt, dat de heer Knuttel hem min of meer verwijt, dat hij de werkioozen voor aanvullenden steun naar het Crisis-Comité zou verwijzen, maar hij heeft alleen gezegd, dat op de verdediging door den heer Knuttel van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 17