452
MAANDAG 19 DECEMBER 1932.
Extra-ondersteuning in de Kerstweek.
(Knuttel e.a.)
wanneer de Regeering die belangen van de werkloozen aan
valt of niet erkent.
Spreker moet ook tegenspreken de bewering van den heer
Eikerbout, dat het aantal werkloozen zoo groot is, dat er
eigenlijk niet meer bij kan. Dit zou hem en ook den Leidschen
arbeiders wel eens kunnen tegenvallen.
De beer Eikerbout is dan niet door den heer Knuttel goed
verstaan geworden, maar heeft gezegd, dat de werkloosheid
zoo groot is, dat er bijna geen werkloozen meer bij kunnen
komen.
De heer Knuttel zegt, dat dit heel goed mogelijk is, want
er zijn nog tal van fabrieken, waarin het werk stilgelegd
kan worden. Ook wanneer de gemeente op allerlei punten
gaat bezuinigen, zal het aantal werkloozen worden vergroot.
Onlangs zei een van sprekers partijgenooten uit Schiedam
tegen hem: wat hebben jullie in Leiden nog weinig werk
loozen, bij ons zijn er 9500 op een bevolking van 55000
zielen.
De heer van Es merkt op, dat men ook altijd heeft ge
roepen sluit Schiedam
De heer Knuttel vindt dit geen zaak, waarover men op die
manier grapjes kan maken. Bovendien: het aantal werkloo
zen uit de alcoholindustrie zal geen groot percentage er van
uitmaken. Het zijn net meest arbeiders uit de metaalindustrie
en den scheepsbouw, die geheel plat ligt.
De heer Romijn, die feitelijk niet heel veel anders heeft
gezegd dan de heer Eikerbout, gebruikte een slimmigheidje,
dat spreker te fraai vindt om er niet even den nadruk op te
leggen. Hij zei n.l.meer dan 25% kan niet, maar als je
iets wil doen, stel dan een motie voor. D. w. z.maak een
mooi gebaar, doe iets, dat de werkloozen voor den gek houdt,
dat hun den indruk geeft, dat er veel woorden aan vuil
gemaakt worden, maar dat hen toch niets helpt.
Aan moties hebben de werkloozen niets.
Spreker moet volstrekt tegenspreken, dat wat hij voorstelt
niet te verwezenlijken is. De vraag, wat mogelijk is, hangt
niet alleen af van de Regeering of van de gezindheid van
den Leidschen Raad, doch in de eerste plaats van de werk
loozen zelf. Wanneer zullen zij dit begrijpen? Indien zij er
voor zorgen, dat de actie een dreigend karakter heeft, wordt
er meer mogelijk, blijft de actie zoo tam als ze nu is, dan
zal wat spreker voorstelt niet als mogelijk worden beschouwd.
Waarom zou echter, afgezien van steun der regeering, niet
meer dan 25 kunnen gegeven worden Zonder het optimisme
van den heer Van Stralen te deelen, die zeide: »Men durft
het niet aan,, den werkloozen in het geheel niets te geven''
de Regeering durft op dit gebied tamelijk veel meent
spreker, dat het voor de werkloozen beter zou zijn in de
Kerstweek niets en door een krachtige actie enkele weken
later 100% extra te ontvangen dan in de Kerstweek met
25% te worden afgescheept, terwijl de actie later dood is.
De duur van de stagnatie in de uitkeering zal afhangen van
de kracht, waarmede de actie door de werkloozen wordt
gevoerd. De actie zal landelijk moeten zijn, dan is het wel
mogelijk 100% extra te krijgen.
De grootte van het subsidie der Regeering heeft met de
vraag van de mogelijkheid niets te maken. De gemeente zal
bereid moeten zijn, al kost het haar groote ofïers, het zelf
te betalen, wanneer de werkloozen het noodig hebben, het
geen niemand heeft durven tegenspreken.
Het betoog van den heer van Stralen, wat betreft de
aanschaffing van kleeding en schoeisel heeft spreker verbaasd.
De Wethouder had moeilijk kunnen zeggen, dat de werkloo
zen daarvoor zijn aangewezen op het Crisis-Comité, gezien
de middelen, waarover dat Comité beschikt.
Met het extra subsidie, tot het verleenen waarvan in
de vorige Raadsvergadering, dank zij sprekers afwezigheid
zonder hoofdelijke stemming is besloten, maar waartegen
spreker zich ten sterkste zou hebben verzet, is het nog
niets. Het gaat om 5.000.voor 3.500 werkloozen; dit
bedrag beteekent natuurlijk in het geheel niets. Spreker be
treurt ten zeerste, dat toch ook nu weer indirect de heer van
Stralen bij zijn eischen rekening houdt met het bestaan van
het Crisis-Comité, dus ook de arbeiders daarnaar weer verwijst.
Nu heeft spreker er ter wereld niets tegen, dat de arbeiders
voor deze extra-uitkeering een stuk vleesch of desnoods een
kerstkrans zouden koopen, maar daarvan is in de werk
lozengezinnen geen sprake; zij hebben een extra-uitkeering
van een volle week noodig om te voorzien juist in de eerste
en onafwijsbare eischen van kleeding, schoeisel en huisraad.
Door erop te wijzen, dat deze uitkeering noodig is, niet om
prettiger Kerstdagen te hebben ligt het dan eigenlijk bij
Extra-ondersteuning in de Kerstweek.
(Knuttel e.a.)
zoo'n christelijk feest wel op onzen weg daarvoor te zorgen
maar voor werkelijk noodzakelijke levensbehoeften, is deze
zaak niet zwakker, maar juist veel sterker komen te staaneen
verwijzing daarvoor naar het Crisis-Comité accepteert spreker
absoluut niet; hij is niet geneigd daarvoor uit den weg te gaan
of daaimede rekening te houden; daarvoor moet men in elk
geval niet bij het Crisis-Comité zijn. De werkloozen hebben
recht op een behoorlijk levensonderhoud, waar het. kapita
lisme hun de werkgelegenheid ontneemt, en niet op steun,
dien zij met het hoedje in de hand en met geheele bloot
legging van hun gezinsgeschiedenis van de laatste '10 jaar aan
het Crisis-Comité zouden moeten afbedelen.
Men moet toch eens begrijpen den toestand der werkloozen,
in verband met omvang en duur der werkloosheid, die
werkelijk onafzienbaar zijn; er is, althans in Nederland, geen
sprake van eenige verlevendiging; door dien ontzaglijk langen
duur en de uitgebreidheid der werkloosheid is het karakter
daarvan totaal veranderd; voor allen, die werkelijk geen
noemenswaardig uitzicht meer op verbetering, op iets anders
meer hebben. Voorzoover op het oogenblik nog te zien is, is
men aan dien toestand overgeleverd. De tijd, dat de werkloo
zen de schade aan kleeding, enz., zullen kunnen herstellen, blijft
altijd nog even ver af, komt zelfs door den langen duur der
werkloosheid nog verder te liggen. Een crisis van zoo langen
duur wekt niet het vertrouwen, thans alweer minder dan
verleden jaar, dat het binnen afzienbaren tijd nog wel eens
verbeteren kan; daardoor is de noodzakelijkheid van een uit
keering, waardoor tenminste een noemenswaardig deel van
het volstrekt noodzakelijk gewordene kan worden aangeschaft,
alweer veel grooter dan verleden jaar. Daarom moet men een
extra-uitkeering ineens van 100% geven.
De heer Wilbrink verbaast er zich over, dat de heer Knuttel
tot den Wethouder en den heer Eikerbout het verwijt richt,
dat zij een mooi gebaar willen maken.
De heer Knuttel heeft er den Wethouder een verwijt van
gemaakt, dat deze den raad gaf een motie in te dienen.
De heer Wilbrink vraagt zich af, of de heer Knuttel geen
mooi gebaar wil maken, aangezien hij zelf heeft gezegd, dat
de Regeering niet zoo gemakkelijk op zijde gaat, dat zij
nogal wat durft.
De heer Knuttel zegt, dat de Regeering daarom op zijde
gedrongen moet worden.
De heer Wilbrink vraagt zich af, of de heer Knuttel zich
dan verbeeldt, dat de Regeering, die zoo welbewust de
touwtjes in handen heeft volgens den heer Knuttel (spreker
zou er niet graag over oordeelen), op zijde zal gaan, wanneer
de Raad het voorstel van den heer Knuttel aanneemt.
De heer Knuttel zegt, dat de Regeering dit natuurlijk niet
zal doen. De heer Wilbrink weet ook wel beter, dat spreker
er niet zoo over denkt, maar dat hij bedoeld heeft: voor de
actie van de werkloozen.
De heer Wilbrink vraagt zich af, of de heer Knuttel dan
denkt, dat de Regeering op zijde zal gaan voor een actie der
werkloozen in Leiden.
Als het betoog van den heer Knuttel geen schermen met
groote woorden is, weet. spreker niet meer, wanneer dit ooit
kan plaats hebben.
Als het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
aangenomen, hebben de werkloozen er wat aan. Alleen zij,
wien het er niet in de eerste plaats om te doen is de werk
loozen aan een Kerstgave te helpen, bieden hooger en vragen
meer.
Aan de laconieke opmerking van den heer van Stralen:
»ik zal mijn voorstellen elk afzonderlijk indienen, dan kan
de Raad ze stuk voor stuk afmaken", lag de gedachte ten
grondslag, dat de meerderheid van den Raad wel zal zorgen,
dat de werkloozen iets krijgen, want ook de heer van
Stralen zal er van overtuigd zijn, dat indien zijn voorstel
werd aangenomen, de werkloozen met Kerstmis niets zouden
krijgen.
Het voorstel betreffende de brandstoffenvoorziening, dat
zonder sprekers medewerking door den Raad is aangenomen,
kon ook niet uitgevoerd worden en teiwijl het hier nu gaat
om een zaak, die binnen een week afgehandeld moet zijn,
zou de heer van Stralen dat spel willen spelen op de ruggen
van de werkloozen.
Spreker is er van overtuigd, dat de heer van Stralen er
van verzekerd is, dat de meerderheid van den Raad op zijn
voorstellen niet zal ingaan, want anders had de heer van