450
MAANDAG 19 DECEMBER 1932.
Wijziging verordening belastingen Openbaar Slachthuis; e. a.
(Bergers e.a.)
De heer Bergers is daartoe bereid, indien de Wethouder
de zaak opnieuw in de commissie aanhangig maakt.
De Voorzitter merkt op, dat de verordening vandaag afge
handeld moet worden.
De heer Bergers handhaaft in dit geval zijn voorstel.
De heer Verweij stelt voor het voorstel van den heer Bergers
te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om
praeadvies.
De heer Bergers kan zich met het voorstel van den heer
Verweij vereenigen.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders er
geen bezwaar tegen hebben, het voorstel van den heer Bergers
orn praeadvies te nemen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van den heer Verweij besloten.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
De artikelen I, 11 en lil worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna
de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming
wordt vastgesteld.
XVIIb. Voorstel in zake het verleenen van een extra-onder
steuning in de Kerstweek aan gehuwden, kostwinners en
alleenstaande personen, die door de Gemeentelijke Commissie
voor Maatschappelijk Hulpbetoon of door den Gemeente
lijken Dienst voor Sociale Zaken worden ondersteund.
(Zie Ing. St. No. 273.)
Hierbij komt tevens aan de orde het adres van het Plaat
selijk Werkloozen-Strijdcomité, voor zooveel de extra Kerst-
gave betreft.
De heer van Stralen is teleurgesteld door het voorstel van
Burgemeester en Wethouders.
Spreker heeft in de vorige vergadering Burgemeester en
Wethouders verzocht, in afwachting van de ministerieele
circulaire te trachten den Kersttoeslag bepaald te krijgen op
ten minste 50% van de gewone steunuitkeering.
Het vorige jaar is een dergelijk voorstel van spreker door
den Raad verworpen. Thans is er wel aanleiding met het
voorstel terug te komen, want de toestand in de gezinnen
der werkloozen is sinds dien zooveel slechter geworden, dat
er voor den Raad alle aanleiding is met groote nauwgezet
heid te overwegen, of niet het een of ander in het belang
van deze gezinnen kan worden gedaan. Daartoe bestaat een
ongezochte gelegenheid bij het verstrekken van deze Kerstgave,
die nu te gering is om in een feestweek als de Kerstweek
de gezinnen der werkloozen te ontlasten van de zorgen van
allen dag en hen een paar aangename feestdagen te laten
doorbrengen. Spreker gevoelt zich dan ook genoodzaakt thans
hetzelfde voorstel te doen als het vorige jaar.
Spreker zag voorts gaarne in het voorstel van Burgemeester
en Wethouders de bepaling geschrapt, dat zij, die een kas-
uitkeering ontvangen, wer kloos moeten zijn van 1 December j.l.
af, willen zij in aanmerking komen voor deze Kerstgave. Die
grens is te eng getrokken. De billijkste oplossing zou zijn,
aan allen, die een kasuitkeering ontvangen en op 24 December
werkloos zijn, de Kerstgave te verstrekken, onalhankelijk van
de vraag, hoeveel tijd van te voren zij reeds werkloos zijn
geweest. Spreker doet daartoe het voorstel.
Het is dan mogelijk, dat de Kerstgave wordt verstrekt aan
iemand, die een of twee weken werkloos is, maar dit is niet
zoo'n groot bezwaar en althans niet zoo groot als de bezwaren,
die zullen voorkomen, wanneer men vasthoudt aan den datum
van 1 December. In het laatste geval zal iemand, die langen
tijd werkloos is geweest, maar eenige dagen voor Kerstmis
werk krijgt, dat misschien met de Kerstdagen weer is afge-
loopen, voor de Kerstgave niet in aanmerking komen. Nude
werkloosheid reeds zoo lang duurt, kan dit in een aantal ge
vallen voorkomen.
De heer Knuttel acht het door den heer van Stralen ver
dedigde bedrag nog veel te gering. De uitkeering aan een
werkloos gezin per week loopt tamelijk uiteen, maar in het
algemeen daarvoor aannemende 10.tot 16.zou een
extra-uitkeering van 50% beteekenen 5.tot/8.hetgeen
veel te weinig is voor de noodzakelijke aanschaffingen, die
toch wel zeker meer dan eens per jaar noodig zijn en die
niet mogelijk zijn uit de geringe steunbedragen. In een
tamelijk groot gezin kan men voor dit bedrag 2 paar schoenen
koopen; kleeding van eenige beteekenis kan men er niet voor
krijgen; van een behoorlijk pak kleeren is geen sprake. Het
Extra-ondersteuning in de Kerstweek.
(Knuttel e.a.)
door het werkloozenstrijdcomité gevraagde bedrag is dan ook
zeer bescheiden. Nu zegt de heer van Stralen, dat het over
den Kersttoeslag gaat, maar daarvoor mogen die menschen
toch koopen wat zij willen; spreker geeft dit alleen als
voorbeeld hoe weinig daarvoor' te krijgen is. Men kan er niet
eens schoenen voor koopen, hetgeen toch een paar keer per
jaar noodig is. Daarom is een uitkeering van 50 veel te
weinig. De werkloozen, die nu al zoo'n groot percentage
uitmaken van de Leidsche arbeiders, en waarvan een zoo
groot gedeelte niet alleen al jaren werklooê is, maar ook het
vooruitzicht heeft om jarenlang werkloos te blijven, met
korte onderbrekingen, kunnen zich niet op een eenigszins
acceptabel en dragelijk levenspeil handhaven alleen met die
uitkeering; er moet ook gelegenheid zijn tot de noodige aan
schaffingen, b.v. een nieuw pak, een winterjas voor den man,
een mantel voor de vrouw, toch allemaal zeer eenvoudige
levensbehoeften. Hoe moet men van b.v. 14.of 15.
steun, een nog tamelijk hoog bedrag voor hen, die het dan
nog krijgen, van hun vakvereeniging, die althans niet bij
Maatschappelijk Hulpbetoon zijn, nog geld overhouden voor
aanschaffing van dekens, lakens en kleeren, wanneer men
daarvan wekelijks moet betalen licht, verwarming (behoudens
kolenbon), huur, eten en kleine reparaties? leder, die zich
dit even realiseert, begrijpt, dat dat onmogelijk is en dat een
dergelijke uitkeering eens per jaar, die men geheel voor
zulke dingen besteden kan, nog veel te weinig is en nog
niet eens genoeg om een van de leden van zoo'n gezin
behoorlijk te helpen; het is nog niet eens toereikend voor
één mantel of jas, die eenige warmte geeft althans, of voor
een fatsoenlijk pak. De door het werkloozenstrijdcomité gestelde
eisch is dan ook in geen enkel opzicht overdreven. Het is
integendeel noodig, dat de werkloozen meer doordrongen
worden hiervan, dat het ten slotte van hun actie en van de
kracht, die zij kunnen ontwikkelen, afhangt, om die dingen
te kunnen krijgen.
Spreker doet een voorstel in den geest van den eisch van
het werkloozenstrijdcomité en ondersteunt de opmerking van
den heer van Stralen inzake den datum van 1 December;
spreker hoopt, dat de heer van Stralen in zijn voorstel tot
uitdrukking zal brengen, dat afzonderlijk gestemd zal worden
over zijn beide voorstellen.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement
van den heer Knuttel, luidende:
»Ondergeteekende stelt voor, de extra-ondersteuning aan
werkloozen in de Kerstweek te stellen op het volle bedrag
van de gewone wekelijksche uitkeering."
Dit amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Eikerbout zegt, dat men inzake de extra-uitkeering
van 50% op het oogenblik wel niet veel succes zal hebben,
omdat de Minister dit niet zal toestaan. Waarin verscheidene
plaatsen de genomen maatregel reeds in onderhandeling met
de vakcentrales wordt uitgevoerd, zal men geen toestemming
krijgen om in Leiden als unicum 50%, laat staan 100%,
uitkeering extra te geven.
Nu komen voor deze uitkeering in aanmerking zij, die
vanaf 1 December j.l. onafgebroken werkloos zijn geweest,
evenals in 1930 en 1931. Het aantal, dat na 1 December j.l.
werkloos is geworden, zal echter niet zoo verbazend groot
zijn, omdat er reeds een zoo groote werkloosheid is, dat er
feitelijk haast niet meer bij kan. Wanneer men dien termijn
van 1 December liet vervallen, zou dat misschien niet zoo'n
groot bedrag vorderen. Is dat niet mogelijk en welk bedrag
zou dit vorderen?
De heer Romijn zegt, dat het College zich bij zijn voorstel
heeft gehouden aan hetgeen mogelijk was. Reeds eenigen tijd
was spreker doende om van het departement te weten te
komen, hoe de beslissing omtrent de Kerstgave uit zou
vallen; telefonisch overleg heeft plaats gevonden; daarbij is
ook besproken de quaestie van het percentage en het eind
resultaat is, dat de Minister bereid is goed te keuren een
Kerstgave van 25% van de uitkeering per week. Nu kan
men meenen, en die meening zou spreker wellicht ook kunnen
onderschrijven, dat dit in verschillende gevallen of in het
algemeen te weinig is; dat kan men van elk percentage
zeggen: zoo vindt de heer van Stralen 25% te weinig, en
50% dan wel voldoende, hetgeen de heer Knuttel weer niet
voldoende acht; die acht 100% weer voldoende en spreker
kan zich voorstellen, dat anderen weer 200% noodig achten.
Zoo kan men doorgaan tot in het oneindige, maar het gaat
hierom, dat het College een Kerstgave wil verstrekken en
daarbij moet men dan rekening houden met de mogelijk-