5
Art. 13. Art. 2 (oud) regelt het ten gehoore brengen van
muziek in de inrichtingen. Het komt ons, mede in het licht
van art. 56 der nieuwe Drankwet, wenschelijk voor dit artikel
uit te breiden tot alle vermakelijkheden en tot het dansen.
Aangezien het aldus gedeeltelijk parallel komt te loopen met
art. 1 van de verordening op openbare vermakelijkheden en
bijeenkomsten, ware in laatstgemeld artikel een desbetreffend
voorbehoud op te nemen. Het ontwerp van de daartoe
strekkende wijzigings-verordening volgt mede hieronder.
Art. 14. Anders dan te voren is thans de regeling der
Drankwet ten aanzien van het verstrekken door of vanwege
een verlofhouder van zwak-alcoholischen drank op den
openbaren weg gelijk aan die betreffende het verstrekken
van sterken drank aldaar (zie art. 46 lid 4 j°. 15 der ge
noemde wet). In verband hiermede is in art. 14 der ontwerp
verordening de bepaling van art. 9 der bestaande verordening
geheel herzien, waarbij tevens het gedeelte van den open
baren weg, waar het verstrekken van drank geoorloofd is,
nauwkeuriger is omschreven.
Overigens behoeft de ontwerp-verordening o. i. geen bij
zondere toelichting.
Op grond van het bovenstaande geven wij, met verwijzing
overigens naar de in de leeskamer neergelegde stukken, Uw
Vergadering in overweging de volgende verordeningen vast
te stellen:
I. VERORDENING
op vergunnings- cn verlofslocaliteiten en logementen.
Artikel 1.
In deze verordening wordt onder „inrichting" verstaan
elke voor het publiek toegankelijke Jocaliteit, waarvoor een
der in art. 1 van de Drankwet omschreven vergunningen,
met uitzondering van een slijtvergunning, een verlof A of
een verlof B geldt; onder „inrichting" worden voorts mede
begrepen de bij het huis, waarin de inrichting is gevestigd,
behoorende stoepen, terrassen en andere open ruimten.
Onder „houder van een inrichting" wordt verstaan de
houder van de vergunning of het verlof, voor de inrichting
geldende; daaronder wordt mede begrepen hij, die den houder
in de uitoefening van het bedrijf vervangt.
Onder „logement" wordt verstaan elk perceel of perceels
gedeelte, waar tegen betaling tijdelijk nachtverblijf verschaft
wordt of pleegt te worden aan personen, niet behoorende
tot het gezin, waarvan de houder of beheerder deel uitmaakt.
Onder „bezoekers" worden niet begrepen de leden van het
gezin van den houder der inrichting, noch zij, die, indien
in het huis, waarin de inrichting is gevestigd, tevens een
logement word gehouden, aldaar nachtverblijf houden, noch
ook zij, wier tegenwoordigheid volstrekt noodzakelijk of
onvermijdelijk is.
Onder „Drankwet" wordt verstaan de Drankwet (Staatsblad
1931, No. 476).
Art. 2.
De houder van een inrichting, die zich in de uitoefening
van het bedrijf doet vervangen, is verplicht daarvan te voren
schriftelijk kennis te geven aan den Burgemeester.
Art. 3.
Ieder, die een logement wil oprichten, overnemen, ver
plaatsen of opheffen is verplicht daarvan te voren schrifte
lijk kennis te geven aan den Burgemeester.
Art. 4.
Het is den houder van een inrichting verboden op anderen
tijd dan waarop die inrichting, overeenkomstig het bepaalde
in de artikelen 5, 6 en 7, geopend mag zijn:
a. die inrichting voor het publiek geopend te hebben;
b. in die inrichting bezoekers toe te laten of te laten ver
blijven.
De Burgemeester is bevoegd van het verbod in het vorige
lid schriftelijk ontheffing te verleenen.
Art. 5.
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 6 en 7, is
de in artikel 4 bedoelde tijd, waarop een inrichting geopend
mag zijn, in de maanden April tot en met September van
zes uur des voormiddags tot middernacht en in de overige
maanden van zeven uur des voormiddags tot middernacht.
Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing,
voorzoover op een inrichting de bepalingen van de Winkel
sluitingswet (Staatsblad 1930, No. 460) van toepassing zijn.
Art. 6.
Indien in geval van oorlog, oorlogsgevaar, geheele of ge
deeltelijke mobilisatie of demobilisatie van het Nederlandsche
leger of andere buitengewone omstandigheden drankmisbruik
en, als gevolg daarvan, verstoring van de openbare orde te
duchten is, is de Burgemeester bevoegd voor de inrichtingen
andere openings- en sluitingsuren vast te stellen dan de in
artikel 5 lid 1 genoemde.
Art. 7.
In het in artikel 6 bedoelde geval is de Burgemeester
bevoegd voor den geheelen dag of voor een gedeelte daarvan,
hetzij in de geheele gemeente, hetzij in bepaalde wijken,
buurten of straten de sluiting te bevelen, hetzij alleen van
die inrichtingen, waarvoor een der in artikel 1 der Drankwet
omschreven vergunningen geldt, hetzij van deze inrichtingen,
alsmede van die, waarvoor een verlof A geldt, hetzij van
alle inrichtingen.
Art. 8.
In het artikel 6 bedoelde geval is de Burgemeester bevoegd
voor den geheelen dag of voor een gedeelte daarvan, hetzij in
de geheele gemeente, hetzij in bepaalde wijken, buurten of
straten:
a. den verkoop en het verstrekken van sterken drank in
die inrichtingen, waarvoor een der in artikel 1 der Drank
wet omschreven vergunningen geldt, te verbieden;
b. naast het onder a genoemde verbod, den verkoop en
het verstrekken van zwak-alcoholischen drank in die inrich
tingen, waarvoor een der in artikel 1 der Drankwet om-
scheven vergunningen of een verlof A geldt, te verbieden.
Art. 9.
Besluiten, door den Burgemeester krachtens de artikelen
6, 7 en 8 genomen, treden in werking op den dag na dien,
waarop zij ter openbare kennis zijn gebracht.
Art. 10.
Het is den houder van een inrichting verboden in die in
richting sterken drank of zwak alcoholischen drank te ver-
koopen of te verstrekken in strijd met een verbod van den
Burgemeester, uitgevaardigd krachtens artikel 8.
Art. 11.
Het is verboden in een inrichting:
a. zich als bezoeker te vinden op anderen tijd dan waarop
de inrichting, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen
5, 6 en 7, geopend mag zijn;
b. als bezoeker sterken drank te gebruiken gedurende den
tijd, dat het verstrekken van dien drank door den Burge
meester krachtens artikel 8 verboden is.
c. als bezoeker zwak-alcoholischen drank te gebruiken ge
durende den tijd, dat het verstrekken van dien drank door
den Burgemeester krachtens artikel 8 verboden is.
Art. 12.
De houder van een inrichting is verplicht van de weigering
van een bezoeker om zijn inrichting op het bij of krachtens
deze verordening bepaalde tijdstip, waarop de inrichting moet
worden gesloten, te verlaten, terstond kennis te geven aan
een ambtenaar der gemeentepolitie.
Art. 13.
Het is verboden in een inrichting:
a. muziek, voordrachten of mededeelingen ten gehoore te
brengen, vertooningen te geven of andere verrichtingen ten
vermake van de bezoekers uit te voeren;
b. het ten gehoore brengen van muziek, voordrachten of
mededeelingen, het geven van vertooningen of het uitvoeren
van andere verrichtingen ten vermake van de bezoekers toe
te laten;
c. te dansen of gelegenheid tot dansen te geven.
De Burgemeester is be voegd van het verbod in het vorige
lid schriftelijk ontheffing te verleenen.
Art. 14.
Het verstrekken door of vanwege een vergunninghouder
van sterken drank of zwak-alcoholischen drank in het klein
alsmede het verstrekken door of vanwege den houder van
een verlof A van zwak-alcoholischen drank in het klein is
toegestaan op het gedeelte van den openbaren weg, hetwelk
onmiddellijk grenst aan het perceel, waarin de inrichting
van den vergunning- of verlofhouder is gevestigd, doch alleen
a. voorzoover en voorzoolang met betrekking tot bedoeld
weggedeelte geldt een vergunning van Burgemeester en