414 MAANDAG 28 NOVEMBER 1932. Afschrijvings- en vernieuwingsfonds enz. der Gesticht» n. (de Reede e.a.) voorshands te doen geschieden uit de middelen van de Licht fabrieken. Het was wel een andere kwestie dan de financiering van Endegeest, maar men gevoelde toch verband, en het voorstel was wel zoo belangrijk, dat Burgemeester en Wet houders meenden het voor praeadvies te moeten nemen. Bij het onderzoek, dat het College toen heeft ingesteld, kwam het tot de conclusie, dat er een zeer algemeene kant aan zat en het wenschelijk was het vraagstuk onder het oog te zien uit een oogpunt van financiering van de bedrijven in het algemeen. Burgemeester en Wethouders hebben zelfs een commissie van onderzoek benoemd. Die commissie heeft tot nu toe buitengewoon weinig kunnen doen en nu komt plotseling het voorstel om de rekening van Endegeest te zuiveren van de onjuistheden, van de minder overzichtelijke punten, welke er in zijn. Spreker betreurt dat, omdat de heer Bosman en hij blijkbaar een ander inzicht in deze zaak hebben dan de Wethouder. Spreker is het ook niet geheel met den heer Bosman eens. Reden te meer om te concludeeren, hoe nuttig en noodig het is deze zaak in breeder verband te zien. Dit bezwaar heeft spreker tegen deze regeling; dit zal bij de begrooting wel ter sprake komen, omdat spreker ook bezwaar heeft tegen de daarbij voorgestelde incidenteele regeling voor de Lichtfabrieken. Deze voor de gemeente buitengewoon belangrijke zaak is zoo moeilijk te overzien voor den Raad, dat het zeer zeker noodzakelijk ware geweest, dat een commissie in een behoorlijk rapport haar inzichten aan den Raad had medegedeeld; dan hadden de Raadsleden hiervan kennis kunnen nemen en zich gemakkelijker een oordeel kunnen vormen. Overigens is spreker het er wel mee eens, dat in de winst van het gesticht Endegeest een tijdlang een rente-post verborgen is geweest, die als winst verantwoord werd, zoodat men ten slotte niet meer wist wat winst en wat rente was. Dergelijke gebrekkige verantwoordingen moeten de wereld uit geholpen worden; daarom moet die geheelezaak grondig worden herzien. Met eenige verdere onderdeelen van dit voorstel is spreker het niet eens; die zijn echter onvoldoende voorbereid en spreker wenscht ze dus niet te bespreken. Wel dringt hij er sterk op aan, ernst te maken met de toezegging van voorjaar 1930 en om die zaak behoorlijk voor te bereiden en in den Raad tot een goed einde te brengen. De heer Bosman sluit zich in vele opzichten bij den heer de Reede aan. Gedeputeerde Staten, zegt de Wethouder, hadden aanmerking gemaakt, dat de stichting winst maakte en nu vreesde hij, dat de uitkeering van de provincie daar door eenigszins gevaar liep. Spreker heeft toevallig met een lid van Gedeputeerde Staten daarover gesproken, waarbij hem toen bleek, dat Gedeputeerde Staten voldoende waren ingelicht omtrent de winst van Endegeest. Het subsidie van de provincie loopt dus geen gevaar, omdat Gedeputeerde Staten blijkbaar genoegen hebben genomen met de ver kregen toelichting; men weet hoe het is en zal daarmede rekening houden. Daarvoor is die herkapitalisatie dus niet noodig, hoewel dit in de stukken als een der redenen ge noemd wordt. Uit zuiver boekhoudkundig oogpunt moge er weinig tegen zijn, dat men alles gaat herkapitaliseeren en op de werkelijke waarde schatten, maar uit een oogpunt van bedrijfsleiding vindt spreker het fataal; een bedrijf is nooit beter dan juist met die slapende reserves. Nu geeft men 2 ton aan de gemeente, waarvan deze vermoedelijk rente betaalt, zoodat de stichting toch de opbrengst ervan krijgt. Maar met dat al heeft de gemeente toch 2 ton uit die stichting weggenomen; dat is toch niet te ontkennen; de stichting heeft er niet meer de beschikking over, al krijgt zij er rente van. De financieele positie van de onder neming is daardoor toch verzwakt. De heer Huurman zegt, dat z. i. de opmerkingen van den heer Bosman niet geheel juist zijn. Men moet niet voorbij zien, dat Endegeest een gemeente-instelling is. Komt er geld op de exploitatie tekort, dan moet de gemeente het er bij leggen; in 1919 en 1920 waren er groote tekorten op de exploitatie, die door de gemeente bijgepast zijn. Het is dus niet heelemaal juist, dat nu, nu er in de laatste jaren voor- deelige saldo's waren, zooveel aan de stichting ontnomen is. De verpleegprijs is beter te beoordeelen, wanneer de boek houding geschiedt zooals nu wordt voorgesteld; zooals de heer de Reede het voorstelt, is het nog beter. Spreker er kent, dat het bij een particulier bedrijf aanbeveling verdient zooveel mogelijk te reserveeren en uitbreiding en vernieuwing te bekostigen uit de gemaakte winst. Dit geschiedde voor heen ook in Endegeest, maar om een zuiveren kostprijs voor verpleging te bepalen, is het beter het voordeelig saldo naar de gemeente over te brengen. Afschrijvings- en vernieuwingsfonds enz. der Gestichten; e.a. (Romijn e.a.) De heer Romijn sluit zich bij den heer Huurman aan. De heer Bosman doet verkeerd de stichting Endegeest te beschouwen als een gewoon particulier bedrijf; het is een onderdeel van de gemeente en daarbij kan men niet min of meer heimelijk allerlei stille reserves kweeken, die in kwade dagen misschien wel eens te pas kunnen komen. De gemeente-administratie, die permanent open moet liggen voor de hoogere organen en instanties (Gedeputeerde Staten b.v.), verplicht om bij vorming van reserves daarvan ook behoorlijk te doen blijken. Daarom kan de redeneering van den heer Bosman in dit opzicht niet opgaan. Bovendien wordt Endegeest anders geëxploiteerd dan een particulier bedrijf; wanneer de Commissie van Beheer meent, dat kapitaal moet worden uitgegeven ten laste van de stichting, dan zal dit zeer zeker bij de gemeente worden aangevraagd; dan heeft de Raad daarover te oordeelen. Spreker zou het niet gewenscht achten dit ondershands te doen, zooals bij de tot nu toe gevolgde administratie mogelijk en ook gebrui kelijk was. De heer Goslinga is blij, dat deze bespreking heeft plaats gehad, daar hieruit wel gebleken is, dat van de verschrik kelijke dingen, door den heer Bosman voorspeld, niet veel overgebleven is. Echter krijgt niet Endegeest de rente van die 2 ton, zooals de heer Bosman zeide, maar de gemeentedeze neemt 2 ton uit de reserve, leent die aan Endegeest en krijgt daarvan rente. In het winstcijfer van Endegeest zal vanaf 1931 niet meer verborgen zijn een rentepost. Spreker verklaart zich accoord met de opmerkingen van den heer de Reede en met diens aandrang om de commissie- de Reede-Bosman, de „reserveeringscommissie", ten spoedigste met haar werk te doen voortgaan. Hetgeen die commissie echter te doen heeft, is toch wel wat anders dan hier wordt voorgesteld voor Endegeest. Het houdt er wel eenigszins verband mede, omdat men de financiering van alle bedrijven zal ter hand nemen, maar dat een bedrijf voor het opge nomen kapitaal aan de gemeente rente betaalt, zooals hier wordt voorgesteld, is nog nooit hier bestreden, ook niet door den heer de Reede. De heer Huurman wil den heer Bosman opmerken, dat het voordeelig saldo van Endegeest aan de gemeente is afgestaan en dat nu Endegeest van dit bedrag, dat voor vernieuwingen en uitbreiding wordt opgenomen, aan de ge meente rente moet betalen. De heer Goslinga zegt, dat dat juist is. De heer Huurman merkt op, dat Endegeest de rente niet krijgt. De heer Goslinga zegt, dat de gemeente de rente krijgt. Het is zooals het behoort, dat men precies weet wat voor geld in het bedrijf zit. Met de vraag, wie dat geld heeft verdiend, heeft men niet te maken. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten, met aanteekening in de notulen, dat de heer Bosman geacht wenscht te worden te hebben tegengestemd. XXVI. Voorstel tot ingebruikgeving van een gedeelte grond, grenzende aan de binnenplaats van de school aan de Vrouwen- kerkkoorstraat, aan J. M. A. Kohschulte. (Zie Ing. St. No. 247.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXVII. Voorstel tot wijziging van het Raadsbesluit van 2 Mei 1932, in zake de verhuring van eenige oppervlakten grond en water aan de Oegstgeester Zwemvereeniging „Poelmeer". (Zie Ing. St. No. 248.) De Voorzitter zegt, in verband met dit voorstel nog de volgende mededeeling te moeten doen: Tot de voorwaarden, waaronder de gemeente Oegstgeest aan de Zwemvereeniging „Poelmeer" een bedrag van maximaal 25.000.zal verstrekken voor het vergrooten en uitbreiden van de zweminrichting van die vereeniging, behoort de bepa ling, dat in het huurcontract tusschen de gemeente Leiden en die vereeniging een clausule moet voorkomen, dat de gemeente Oegstgeest gerechtigd zal zijn gedurende den hunr- tijd de huur tegen denzelfden prijs en onder dezelfde voor waarden over te nemen. De verhuringsvoorwaarden dienen derhalve nog met een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 8