MAANDAG 28 NOVEMBEE 1932.
435
Verordeningen Bewaarsehoolondcrwijs.
(Tepe.)
verdere exploitatie, terwijl in deze verordening een ander
systeem neergelegd zou worden, n.l. vergoeding der salarissen
volgens de salarisregeling voor de openbare onderwijzers
en der exploitatiekosten zooals volgens de Lageronderwijswet.
De heer de Eeede verzet zich niet tegen dit laatste systeem,
maar acht integendeel blijkbaar mèt het College dit een
juister regeling, omdat hiermede de gelijkstelling zuiverder
benaderd wordt. De heer de Eeede heeft volkomen gelijk,
dat de bijzondere schoolbesturen aan het besluit van 1931
een zeker recht kunnen ontleenen, zich er althans op kunnen
beroepen, dat zij in de overtuiging leefden, gesubsidieerd te
zullen worden volgens het toen genomen besluit. Het gevolg
was ook, dat de uitkeeringen aan die scholen hebben plaats
gehad volgens dat besluit en nu is het natuurlijk mogelijk
dat, bij invoering van een nieuw systeem met terugwerkende
kracht, tot 1 Januari 1931, sommige daardoor in moeilijk
heden zullen geraken, doordat de uitkeering volgens het
nieuwe systeem lager zou zijndat lijkt ook spreker onbillijk
en daarom kan hij met dezen algemeenen gedachtengang
van den heer de Eeede wel accoord gaan.
Spreker gaat volkomen accoord met de opmerking van
den heer Vos over het amendement van den heer de Eeede,
maar het doet niets af aan de beteekenis en de draagwijdte
van dat amendement. Hoewel spreker accoord gaat met de
gedachte, die daarin belichaamd is, wenscht hij het in den
vorm, waarin het nu gesteld is, niet over te nemen.
Inderdaad is in het ingekomen stuk in 1930 gezegd: de
schoolbesturen zullen naar verhouding van de kosten, die
het openbaar onderwijs met zich brengt voor de gemeente,
een algemeene vergoeding per leerling ontvangen, waarin
begrepen zijn de salarisvergoeding en de exploitatievergoe
ding, welke algemeene vergoeding ongeveer 50.zal
bedragen. Spreker heeft het bedrag ook nooit beschouwd
als een vaste som, maar het was gebaseerd op de kosten
per leerling van het openbaar onderwijs, wanneer eenmaal
de bezuinigingen, die de minderheid van het College voor
stelde aan te brengen, bij dat onderwijs geheel en al waren
doorgevoerd.
Het College althans de minderheid daarvan ver
wachtte dus, dat de kosten, die in de twee voorafgaande
jaren veel hooger dan 50.zijn geweest, op den duur tot
50.per leerling zouden kunnen worden teruggebracht,
zoodat dit bedrag is aangenomen als maatstaf voor de
kosten van een leerling der openbare school.
De beteekenis van de opmerking van den heer Vos, gezien
in het verband van het amendement van den heer de Eeede,
is, dat wanneer inmiddels de onkosten per leerling van de
openbare school waren gedaald beneden 50.men zou
moeten zeggen: er is geen reden meer om die 50.te
blijven betalen.
Zoo is het echter niet.
Die onkosten zijn ook nu nog hooger dan 50.per
kind, m. a. w. wanneer de gemeente 50.per leerling aan
de schoolbesturen blijft toekennen, ontvangen zij geen cent
meer dan een leerling van de openbare school aan de
gemeente kost, maar ook geen cent meer dan waartoe in
1931 besloten is. Zij zouden dan eerder te weinig dan te
veel ontvangen. Zij krijgen dit bedrag niet, omdat de Eaad
gezegd heeft: het openbaar onderwijs kost nu nog zooveel,
wij willen de gelijkstelling baseeren op het openbaar onder
wijs, nadat daarop bezuinigd is en wij willen van dit moment
af aan de bijzondere bewaarscholen het bedrag uitkeeren,
dat dan naar onze meening een leerling van de openbare
school aan de gemeente zal kosten.
Er kan dus geen bezwaar tegen bestaan op het oogenblik
voor de twee afgeloopen jaren de regeling te handhaven,
die gebaseerd is op het besluit van 1931. De strekking van
het amendement van den heer de Eeede is echter, de
geheele verordening te doen ingaan op 1 Januari 1933 en
wanneer dat zou geschieden, zou het niet mogelijk zijn de
rentevergoeding van 3| aan de bestaande gebouwen over
de twee afgeloopen jaren uit te keeren, want in 1931 is
besloten, dat de rentevergoeding zou worden uitgekeerd
volgens de schatting, die zou worden bepaald in de veror
dening, welke thans ia behandeling is. Wanneer de veror
dening pas zou ingaan op 1 Januari 1933, zou het niet
mogelijk zijn de taxatie op een «>f andere wijze te verrichten
en ook niet om 3rentevergoeding te geven.
Met den gedachtengang van den heer de Eeede kan
spreker echter volkomen accoord gaan, evenals het College
en daarom stelt het College een nieuwe eerste alinea van
art. 20 der Verordening op de bijzondere bewaarscholen
voor, luidende:
„1. De vergoeding in de kosten van salarieering en van
instandhouding bedraagt over de jaren 1931 en 1932 respec
tievelijk 50.en 45.per leerling en per jaar."
Verordeningen Bewaarschoolonderwijs.
(Tepe e.a.)
Artikel 20 is ontworpen, omdat men verwachtte en nog
verwacht, dat de uiteindelijke bezuiniging op het openbaar
onderwijs eerst na een 2-tal jaren volledig zal kunnen zijn
geworden. Die bepaling ten aanzien van 1933 en 1934, dat
met andere woorden het subsidie aan de bijzondere scholen
50.per leerling niet mag overschrijden, moet dus ge
handhaafd blijven.
In die nieuwe alinea wordt niet voorgesteld het op
50.te stellen voor beide jaren, zooals men zou kunnen
verwachten, wanneer men zich strikt hield aan het besluit
van 1931. Het bedrag van f 45.voor 1932 berust hierop,
dat de bijzondere schoolbesturen zich vrijwillig bereid ver
klaard hebben 10 van het hun toekomende subsidie
prijs te geven. Daarop is dit voorstel van het College
gebaseerd.
Het tweede lid van artikel 20 van die verordening moet
in verband hiermede eenigszins gewijzigd worden, zoodat
het komt te luiden:
„2. Indien de jaarlijksche vergoeding in de kosten van
salarieering en van instandhouding over de jaren 1933 en
1934 het bedrag van 50.per leerling en per jaar zou
overtreffen, wordt die vergoeding over die jaren teruggebracht
tot 50.per leerling en per jaar."
Dit moet aldus geredigeerd worden ten gevolge van het
amendement-de Eeede, dat in dezen gewijzigden zin door
het College is overgenomen.
De heer Wihner zou graag een nadere opheldering vau
den Wethouder ontvangen. Kort geformuleerd luidt het
voorstel van Burgemeester en Wethouders aldus: wij nemen
nu deze verordening aan, die beschouwd kan worden als
een principebesluit en alvorens dat uit te voeren, zullen wij
met den Eaad overleggen, of dit in deze omstandigheden
mogelijk en gewenscht is. Zij hebben dit voorstel op insti
gatie van den heer Eomijn aldus gedaan. Het is echter
theoretisch iets geheel nieuws en practisch iets geheel over
bodigs.
Het is tot nu toe nooit gebeurd, dat de Eaad bij de
vaststelling van een verordening het besluit nam: voordat
wij de verordening in werking doen treden, zullen wij eerst
overleggen, of de omstandigheden daarvoor gunstig zijn.
Men neme nu ook deze verordening aan zonder meer.
Het voorstel is practisch overbodig, omdat wat Burge
meester en Wethouders nu voorstellen te allen tijde mo
gelijk is, bij elk verzoek of voorstel tot den bouw van een
bewaarschool.
Spreker ziet dan ook niet in, waarom speciaal deze zaak
zoo voorzichtig moet behandeld worden.
In deze tijden neemt de Eaad meer principebesluiten, die
met het oog op de omstandigheden nog niet uitgevoerd
kunnen worden.
Om een besluit tot stopzetting te nemen zou de Eaad
een globaal overzicht moeten hebben van de financiën der
gemeente en zou aangetoond en aannemelijk gemaakt moeten
worden, dat juist op dit punt de gemeente-financiën het
doen van verdere uitgaven niet mogelijk en niet gewenscht
maken.
Er is wel niet zoo veel aan verbonden, want door met het
voorstel mede te gaan, legt men zich niet in een bepaalde
richting vast, maar het voorstel is zooals gezegd, theo
retisch een novum en practisch overbodig.
De heer de Reede is het er niet mede eens, dat hij bij het
indienen van zijn amendement verkeerd zou hebben gelezen
de passage, waarop de heer Vos doelde. Er is nu wel degelijk
iets anders gegeven dan de Eaad oorspronkelijk heeft aan
genomen. Ook spreker heeft nooit gedacht aan een vast
bedrag, evenmin als de schoolbesturen dat hebben gedaan,
want toen het eerste jaar 50.per leerling was uitge
keerd, heeft men het tweede jaar vrijwillig genoegen geno
men met 45.
Tot op zekere hoogte betreurt spreker het, dat het oude
subsidiestelsel wordt losgelaten, omdat het gemakkelijker te
wijzigen is dan het systeem, hetwelk de Wethouder nu
wenscht in te voeren, ofschoon spreker erkent, dat het
laatste het volkomen juiste systeem is.
Het gaat er echter om, dat de Eaad een voorstel heeft
aangenomen, hetwelk volkomen in de begrooting is verwerkt,
dat door andere raadsbesluiten is bevestigd en waarbij is
vastgesteld per leerling eerst 50.— en daarna 45.uit
te keeren. Het bedrag is aan den lagen kant, maar het zou
onjuist zijn daarop terug te komen, aangezien men eenmaal
genomen besluiten moet eerbiedigen.
Spreker apprecieert het zeer, dat het College heeft ver
klaard met sprekers gedachte accoord te gaan. De Wethouder
van Onderwijs geeft een anderen vorm, maar spreker zal