430 MAANDAG 28 NOVEMBEE 1932. Verordening Winkelsluiting. (Wilbrink e.a.) „Met afwijking van het bepaalde in artikel 2 onder b van de Winkelsluitingswet is het verboden een winkel, waarvoor een slijtvergunning als bedoeld in artikel 1 der Drankwet (Staatsblad 1931, No. 476) geldt, op 31 December voor het publiek geopend te hebben vóór 5 uur des voor middags en na 10 uur des namiddags"." verworpen met 22 tegen 9 stemmen. Tegen stemmen: de heeren van Eosmalen, Verweij, van Eek, Vallentgoed, Kuipers, mevr. Braggaarde Does, de heeren van Es, Meijnen, Vos, Koole, Kooistra, van Tol, mevr. de Clerde Bruijn, de heeren van Stralen, Eikerbout, van der Eeijden, Tepe, Splinter, Goslinga, Wilbrink, Groe- neveld en Beekenkamp. Vóór stemmen: de heeren Donders, Simonis, Bosman, Wilmer, Coster, Manders, Bergers, Eomijn en van Eecke. (De heeren Schüller, de Eeede en Huurman namen aan deze stemming geen deel). Artikel 5 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 6, zooals dit artikel nader door de Commissie voor de Strafverordeningen is gewijzigd. (Zie Ing. St. No. 239). De heer Wilbrink vraagt of er in de geheele gemeente wel één water- en vuurnering is. De Voorzitter zegt, dat er nog verscheidene van derge lijke kleine zaakjes hier schijnen te zijn. Dit is een inge wortelde gewoonte, niet alleen hier, maar in meerdere gemeenten. De heer Beekenkamp neemt na de pertinente verklaring van den Voorzitter, dat dergelijke gelegenheden hier bestaan aan, dat er voor deze zaken misschien aanleiding is om door de week geopend te zijn van 3 tot 5 uur voormiddags, maar hem ontgaat de noodzaak voor die zaken, om des Zondags op dien tijd geopend te zijn. Daarom dient spreker een amendement op dit artikel in. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amende ment van den heer Beekenkamp, luidende: „Ondergeteekende heeft de eer voor te stellen, art. 6 van de verordening op de Winkelsluiting aldus te lezen: „Het bepaalde in art. 2 onder b van de Winkelsluitings wet is niet van toepassing ten aanzien van water- en vuur- neringen, voorzoover betreft den verkoop en de aflevering van water en vuur"." Dit amendement wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter zegt, dat het hier enkele zeer kleine zaakjes betreft, die jarenlang hebben bestaan; het argument om hen te helpen is, dat het in elk geval niet mogelijk is om reeds op Zaterdag warm water of een kooltje vuur voor Zondag in huis te nemen. De heer Wilbrink zegt, dat die menschen toch ook één dag in de week mogen uitslapen. De Voorzitter zegt, dat nergens voor hen een verplichting staat om open te blijven. De heer Manders meent, dat het artikel terwille van de een voudigheid zoo moet blijven; anders krijgt men straks een andere redactie, die weer niet voldoet. Practisch is het van heel weinig beteekenis; spreker denkt niet, dat er iemand is, die op Zondagmorgen tusschen 3 en 5 uur warm water of vuur gaat halen. De Voorzitter zegt, dat dat juist wel gebeurt. Deze be paling is in de oude verordening opgenomen voor hen, die op Zondagmorgen water of vuur moeten hebben. De Commissie voor de Strafverordeningen ontraadt het amendement-Beekenkamp; daardoor zou sub b ook verval len, welk lid betrekking heeft op artikelen, door een dokter voorgeschreven, zooals b.v. rozijnen bij den kruidenier. De heer Bergers is tegen het amendement-Beekenkamp, juist omdat het maar een paar kleine zaakjes zijn, dien men daardoor het bestaan onmogelijk zou maken. Het amendement van den heer Beekenkamp wordt ver worpen met 24 tegen 7 stemmen. Verordening Winkelsluiting. (Beekenkamp e.a.) Tegen stemmen: de heeren Donders, Simonis, Bosman, van Eosmalen, Wilmer, Verweij, van Eek, Vallentgoed, Kuipers, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Meijnen, Vos, Koole, Coster, Kooistra, van Tol, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Manders, van Stralen, Bergers, Tepe, Splinter, Eomijn en van Eecke. Vóór stemmen: de heeren van Es, Eikerbout, van der Eeijden, Goslinga, Wilbrink, Groeneveld en Beekenkamp. (De heeren Schüller, de Eeede en Huurman namen ook aan deze stemming geen deel). Artikel 6, zooals dit artikel nader door de Commissie voor de Strafverordeningen is gewijzigd, (zie Ing. St. No 239), wordt daarna zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Artikel 7 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming aangenomen. Beraadslaging over artikel 8. De heer Beckenkamp zegt, dat artikel 8 geen raison meer heeft na de verwerping van artikel 2. De Voorzitter merkt op, dat artikel 2 niet verworpen is. De heer Beekenkamp heeft zich op dit punt dan vergist, maar zou nu gaarne wülen weten, waarom bier- en limonade handelaren in ziekenhuizen toegelaten zijn. Worden bier en limonade in ziekenhuizen zeer in het bijzonder op Zondag gebruikt De Voorzitter wijst er op, dat dit artikel ook betrekking heeft op den handel in mineraalwater, dat men des Zondags in ziekenhuizen kan noodig hebben. Artikel 8 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 9. De heer Coster zegt, dat in dit artikel een groote on billijkheid schuilt. Waarom schenkt men den bloemen venters de voorkeur boven de bloemenwinkels Nu mogen wel de bloemenventers, ook zij, die van buiten komen, bij de zieken huizen staan, doch de winkels in de nabijheid der zieken huizen moeten gesloten zijn. De Voorzitter merkt op, dat ook de bloemenwinkels op enkele Zondagen mogen geopend zijn. De heer Coster heeft bezwaar tegen den inhoud van dit artikel, waarom hij een amendement daarop indient. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amende ment van den heer Coster, luidende: „Ondergeteekende heeft de eer de Eaad voor te stellen artikel 9 zoo te wijzigen, dat men nu leest „met afwijking van het bepaalde in artikel 8, lid 1 van de Winkelsluitings wet is het bepaalde in lid 2 van dat artikel mede van toepassing ten aanzien van bloemenwinkels en bloemen venters"." Dit amendement wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter zegt, dat artikel 8 niets met de winkels heeft te maken, maar spreekt over de venters. Wanneer de heer Coster zijn doel wil bereiken, moet hij een bepaling ex art. 9, lid 1, voorstellen. De heer Beekenkamp kan niet in den gedachtengang van den heer Coster treden. Spreker acht het niet juist te zeggen, dat de verkoop van bloemen een zoo bijzondere omstandig heid is, dat het hebben van bloemenventers op Zondag door de geheele stad gewettigd is. Spreker zelf gevoelt niets voor het venten van bloemen op den Zondag, al ligt Leiden ook in een centrum van bloemencultuur en worden er veel bloemen verkocht. Spreker wil echter niet al te rigoristisch zijn en is daarom bereid een uitzondering te maken voor het verkoopen van bloemen in de nabijheid van ziekenhuizen hij dient een daartoe strekkend amendement in. De Voorzitter zegt, dat deze zaak ook in de Commissie voor de Strafverordeningen besproken is; toen is ook de gedachte geopperd, om in overeenstemming met wat in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 24