MAANDAG 28 NOVEMBER 1932. 429 Verordening Winkelsluiting. (van Eek e.a is spreker tegen uitbreiding van de gelegenheid tot drank verkoop op Zondag buiten de grenzen, door de wet nu gesteld. De Voorzitter heeft niet bedoeld te zeggen, dat de hoofd ambtenaar, met wien de heer Beekenkamp ten Departemente heeft geconfereerd, niet competent zou zijn: spreker erkent diens competentie ten volle. Spreker vertrouwt, dat de Minister ook wel meestal zal handelen overeenkomstig het advies van zijn ambtenaren. Naar aanleiding van de discussies, die in verschillende gemeenteraden hebben plaats gehad en de stukken, welke de Tweede Kamer zijn aangeboden, is echter bij spreker de twijfel gerezen, of de Minister en zijn hoofdambtenaren nog zoo duidelijk den te volgen weg zien, als zij in den aanvang schenen te doen. Spreker maakt zich sterk, dat aan verschillende zijden twijfel is gerezen en de verschillende belangen duidelijker naar voren zijn gekomen dan bij de totstandkoming van de wet. Daarom gevoelt spreker er veel voor, aan den Minister het woord te geven en tot hem te zeggen: help ons op weg! Het is in het geheel geen schande, wanneer de verordening in verband met een of ander punt teruggezonden wordt. Het is wel zeer nuttig het Leidsche standpunt aan den Minister kenbaar te maken. De algemeene beschouwingen worden gesloten. Beraadslaging over artikel 1, zooals dit artikel nader door de Commissie voor de Strafverordeningen is gewijzigd. (Zie Ing. St. No. 239). De heer Donders merkt op, dat dit artikel uitsluitend betrekking heeft op de sluiting van melkwinkels op Zondag. Er staat echter o.a.„met afwijking van het bepaalde in artikel 4, lid 2 onder a en lid 3 van de Winkelsluitingswet is het verboden enz.", terwijl in artikel 4, lid 2 onder a en lid 3 wordt gesproken over de Zaterdagsluiting. Deze passage staat er dus te veel. De Voorzitter zegt, dat hierbij gedacht is aan de mogelijk heid, dat 25 December en 1 Januari op Zaterdag vallen. De heer Donders wenscht na de mededeeling van den Voorzitter zijn opmerking beschouwd te zien als niet te zijn gemaakt. Heeft het echter eenigen zin om het tweede lid te hand haven? De verkoop van melk is volgens de wet Zondags toegestaan tot 12 uur; volgens de voorgestelde verordening van 1\ tot 10 uur v.m. en van 6 tot 8 uur n.m.bovendien van 10 tot 12 uur 's middags voor gebruik ter plaatse. Dit laatste eveneens voor melkproducten. Wanneer iemand be hoefte heeft om een glas melk te drinken, kan hij dat volgens spreker doen in een café of een luchroom. die volgens art. 3, eerste lid der wet mogen openblijven. Daarvoor behoeft men niet speciaal de melkwinkels open te stellen. De reden voor openstelling van de melkwinkels voor gebruik ter plaatse van melkproducten ontgaat spreker geheel; men gaat toch geen boter of kaas ter plaatse gebruiken. Spreker zal geen amendement indienen, omdat het van te onder geschikte beteekenis is, maar hij acht het zinledig deze bepaling te handhaveD. De Voorzitter zegt, dat onder melkproducten ook begrepen zijn Yoghurt, haver-de-gort, met melk vermengd, enz. Het tweede lid is opgenomen om den ouden toestand te hand haven. De heer Beekenkamp sluit zich bij den heer Donders aan. Artikel 1 kan eigenlijk heel moeilijk door den beugel; men kan gerust volstaan met de bepalingen der Winkelsluitingswet. In artikel 1 wordt verder gesproken van melk of melk producten, terwijl de wet spreekt van melk en room. Welke is de bijzondere omstandigheid, dat in Leiden verkocht mogen worden, behalve melk, ook boter, kaas, yoghurt, haver-de-gort, waardoor een uitbreiding wordt gegeven aan het begrip „melk en room" der wet? Spreker kan zijn stem niet aan artikel 1 geven. De Voorzitter zegt, dat dit is overgenomen uit de oude verordening; daarop is dit gegrond. Artikel 1, zooals dit artikel nader door de Commissie voor de Strafverordeningen is gewijzigd, (zie Ing. St. No. 239) wordt aangenomen met 30 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Donders, Simonis, Schüller, Bosman, van Rosmalen, deReede, Wilmer, Huurman, Verweij, van Eek, Vallentgoed, Kuipers, mevrouw Braggaarde Does, Verordening Winkelsluiting. (Donders e.a.) de heeren Meijnen, Vos, Koole, Coster, Kooistra, van Tol, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Manders, van Stralen, Bergers, van der Reijden, Tepe, Splinter, Romijn, van Eecke, Wilbrink en Groeneveld. Tegen stemmen: de heeren van Es, Eikerbout, Goslinga en Beekenkamp. Artikel 2, zooals dit artikel nader door de Commissie voor de Strafverordeningen is gewijzigd, (zie Ing. St. No. 239) wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Daarna wordt het amendement van den heer Coster, luidende: „Ondergeteekende stelt, ter vervanging van zijn voorstel sub A, voor in de ontwerp-verordening op de winkelsluiting na art. 2 in te voegen een artikel 2a, luidende: „Met afwijking van het bepaalde in artikel 2 onder a van de Winkelsluitingswet is het geoorloofd een winkel, waarvoor een slijtvergunning als bedoeld in artikel 1 der Drankwet (Staatsblad 1931 No. 476) geldt, des Zondags voor het publiek geopend te hebben van 10 uur des voormiddags tot 2 uur des namiddags." Verworpen met 23 tegen 10 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Donders, Schüller, van Ros malen, Verweij, van Eek, Vallentgoed, Kuipers, mevrouw Braggaar—de Does, de heeren van Es, Meijnen, Vos, Koole, Kooistra, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren van Stralen, Eikerbout, van der Reijden, Tepe, Splinter, Goslinga, Wil brink, Groeneveld en Beekenkamp. Vóór stemmen: de heeren Simonis, Bosman, de Reede, Wilmer, Coster, van Tol, Manders, Bergers, Romijn en van Eecke. (De heer Huurman nam aan deze stemming geen deel.) Beraadslaging over artikel 3. De heer Donders aanvaardt dit artikel op hoop van zegen, nu de rechtbank te Den Haag heeft uitgemaakt, dat de bijzondere omstandigheid, die in de zaak-Jamin in het geding was en die precies dezelfde was als hier thans wordt aan gevoerd, niet geldend is, terwijl de overwegingen van het vonnis naar sprekers oordeel juist zijn. De Voorzitter zegt, dat men vrij was in het bepalen van de uren, waarop men de zaken open wilde hebben. Iedere winkelier mocht die uren voor zichzelf bepalen. De Commissie voor de Strafverordeningen stelt voor de uren te doen zijn van 10 tot 2, op grond van het feit, dat er winkels zijn, die meerdere filialen hebben. De heer Donders merkt op, dat men ook in Den Haag, welks verordening in het proces-Jamin in het geding was, de uren gefixeerd had met het oog op de zaken, die filialen hebben, ten einde een ongewenschte concurrentie, welke zou kunnen ontstaan, te voorkomen. De rechtbank heeft echter uitgemaakt, dat zoodanige fixatie niet opgaat. Artikel 3 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 4. De heer Bcekenkamp heeft tegen dit artikel geen over wegend bezwaar, al schijnen slechts 6 belanghebbenden op deze verschuiving van de uren te hebben aangedrongen. Het merkwaardige is, dat alle adressanten wonen in de onmiddellijke nabijheid van het Academisch Ziekenhuis, n.l. op Steenstraat en Stationsweg. Dit zestal vormt stellig geen groot percentage van al de fruithandelaren hier ter stede. Het beroep van de Commissie voor de Strafverordeningen, op het feit, dat er in Leiden veel ziekenhuizen zijn, is niet zoo sterk. Voor Den Haag, Utrecht, Amsterdam en Rotterdam zou hetzelfde gelden, en daar maakte men ook geen uitzonderlijke regeling voor de fruitwinkels. Artikel 4 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Vervolgens wordt het amendement van den heer Coster, luidende „Ondergeteekende stelt, ter vervanging van zijn voorstel sub B, voor in de ontwerp-verordening op de winkelsluiting na art. 4 in te voegen een artikel 4a, luidende:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 23